ECLI:NL:TADRAMS:2017:9 Raad van Discipline Amsterdam 16-798/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2017:9
Datum uitspraak: 10-01-2017
Datum publicatie: 31-01-2017
Zaaknummer(s): 16-798/A/A
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen eigen advocaat, inhoudende dat (1) hij meer heeft gedeclareerd dan was overeengekomen en (2) tegen de wil van klaagster in heeft gesproken met de advocaat van de wederpartij. Verweerder heeft geen opdrachtbevestiging gestuurd en daarmee onduidelijkheid laten bestaan omtrent de voor de opdracht geldende voorwaarden. Eerste klachtonderdeel gegrond. Tweede klachtonderdeel ongegrond: het kan verweerder niet worden verweten dat hij de advocaat van de wederpartij heeft aangehoord toen deze hem belde. Dat er nog ander mondeling contact is geweest is niet aannemelijk geworden. Waarschuwing.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 10 januari 2017

in de zaak 16-798/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

tegen:

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 26 maart 2016 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam een klacht ingediend over verweerder.

1.2 Bij brief aan de raad van 19 augustus 2016 met kenmerk 4016-0228, door de raad ontvangen op 22 augustus 2016, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 29 november 2016 in aanwezigheid van verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4 De raad heeft kennis genomen van:

- de hiervoor genoemde brief van de deken;

- de stukken genummerd 1 tot en met 13, genoemd in de inventarislijst bij de brief van de deken.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1 Klaagster is met haar ex-echtgenoot verwikkeld in een geschil over de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap, waaronder het ontslag uit de hoofdelijkheid voor de hypothecaire geldlening. Zij werd daarvoor eerst bijgestaan door een andere advocaat.

2.2 In verband met een door de ex-echtgenoot aangespannen kort geding heeft klaagster zich op 15 januari 2016 tot verweerder gewend. Verweerder heeft op 20 januari 2016 nogmaals een bespreking met klaagster gevoerd. Op 22 januari 2016 heeft verweerder klaagster bijgestaan in het kort geding. Hij heeft namens haar verweer gevoerd en een tegenvordering ingediend. Het kort geding is door klaagster verloren: zij is veroordeeld om – kort gezegd – op straffe van dwangsommen mee te werken aan de overdracht van de door haar bewoonde woning aan de ex-echtgenoot.

2.3 Voor de door verweerder verrichte werkzaamheden heeft hij aan klaagster op 14 maart 2016 een declaratie ad € 4.358,05 gestuurd. Klaagster heeft deze declaratie niet voldaan.

2.4 Bij brief met bijlagen van 26 maart 2016 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder:

a) meer voor het kort geding heeft gedeclareerd dan was overeengekomen;

b) tegen de wil van klaagster een gesprek heeft gehad met de advocaat van de wederpartij.

4 VERWEER

4.1 Verweerder voert verweer dat hierna, voor zover van belang, zal worden weergegeven.

5 BEOORDELING

Ad klachtonderdeel a)

5.1 Klaagster verwijt verweerder in dit klachtonderdeel dat hij te veel heeft gedeclareerd. Partijen zouden zijn overeengekomen dat verweerder maximaal 5 uur aan tijd voor het kort geding zou declareren en dat de totale kosten € 1.200,- zouden bedragen.

5.2 Verweerder betwist dat hij een afspraak met klaagster heeft gemaakt over de totaal in rekening te brengen kosten voor het kort geding. Klaagster heeft hem wel gevraagd om een inschatting van de tijd en de kosten die daarmee gemoeid zouden zijn, maar voor zover verweerder zich kan herinneren heeft hij daarover geen “harde” uitspraken gedaan. 

5.3 De raad stelt bij de beoordeling voorop dat een advocaat gehouden is een hem verleende opdracht, alsmede de daarvoor geldende voorwaarden schriftelijk te bevestigen. De achtergrond daarvan is dat onduidelijkheden en misverstanden over wat er tussen advocaat en cliënt is afgesproken zoveel mogelijk dienen te worden voorkomen. Voorts heeft te gelden dat een advocaat belangrijke afspraken, gezamenlijk genomen beslissingen en soms ook een gegeven advies of informatie, schriftelijk dient te vast te leggen. Indien de advocaat dit verzuimt, komt het bewijsrisico daaromtrent op hem te rusten.

5.4 Verweerder heeft ter gelegenheid van de mondelinge behandeling erkend dat hij geen opdrachtbevestiging aan klaagster heeft gestuurd en de financiële voorwaarden van zijn opdracht ook niet anderszins aan haar heeft bevestigd. Verweerder heeft daarmee onduidelijkheid laten bestaan omtrent de voor de opdracht geldende voorwaarden. Derhalve is niet na te gaan wat de reactie van verweerder is geweest op het verzoek van klaagster om een inschatting te geven van de tijd en de kosten die met het kort geding gepaard zouden gaan. Dat komt voor zijn rekening en risico. De raad zal derhalve aannemen dat verweerder, zoals klaagster stelt, heeft verklaard dat de kosten € 1.200,- zouden bedragen. Dit betekent dat hij veel meer heeft gedeclareerd dan was overeengekomen. Daarmee heeft verweerder niet gehandeld zoals van een behoorlijk handelend advocaat mag worden verwacht. Aan het voorgaande doet niet af dat de van verweerder gevraagde werkzaamheden onder een zekere tijdsdruk moesten worden verricht. Met name valt niet in te zien dat er geen gelegenheid is geweest om een opdrachtbevestiging te sturen tussen de eerste afspraak op 15 januari 2016 en de tweede afspraak op 20 januari 2016. Klachtonderdeel a) is derhalve gegrond.

Ad klachtonderdeel b)

5.5 Klachtonderdeel b houdt in dat verweerder tegen de wil van klaagster heeft gesproken met de advocaat van de wederpartij. Klaagster stelt dat zij in het eerste gesprek met verweerder heeft afgesproken dat hij uitsluitend schriftelijk contact met de wederpartij zou hebben. Volgens klaagster heeft verweerder in strijd met die afspraak gehandeld.

5.6 Verweerder betwist niet dat hij met klaagster is overeengekomen dat hij geen mondeling contact zou hebben met de advocaat van de wederpartij, maar voert aan dat hij nimmer inhoudelijk met de advocaat van de wederpartij heeft gesproken. Wel heeft de advocaat van de wederpartij verweerder gebeld na het vonnis met de mededeling dat het vonnis betekend zou gaan worden en dat klaagster het risico liep dwangsommen te gaan verbeuren. Verweerder heeft uitsluitend het bericht aangehoord, aldus verweerder.

5.7 Wat er ook zij van de gemaakte afspraak om uitsluitend schriftelijk contact met (de advocaat van) de wederpartij, naar het oordeel van de raad kon deze afspraak er in ieder geval niet aan in de weg staan dat verweerder de advocaat van de wederpartij aanhoorde toen deze verweerder belde na het voor klaagster ongunstige vonnis. Dat er nog een ander mondeling contact tussen verweerder en de (advocaat van de) wederpartij is geweest, zoals klaagster stelt, is niet aannemelijk geworden. Daarvoor is – anders dan klaagster stelt – ook geen aanknopingspunt te vinden in de tijdsverantwoording van verweerder. Dit betekent dat klachtonderdeel b) ongegrond is.

6 MAATREGEL

6.1 Verweerder is ten opzichte van klaagster onvoldoende zorgvuldig geweest in financiële aangelegenheden. De raad acht in de gegeven omstandigheden de maatregel van waarschuwing passend en geboden.

7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1 Aangezien de klacht gegrond is verklaard, moet verweerder het door klaagster betaalde griffierecht aan haar vergoeden.

7.2 De raad ziet daarnaast aanleiding om verweerder overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die ten laste komen van de Nederlandse Orde van Advocaten in verband met de behandeling van de zaak. Deze kosten worden vastgesteld op EUR 1.000 en moeten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan de Nederlandse Orde van Advocaten worden betaald. Dit bedrag kan worden betaald op rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling” en het zaaknummer.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart klachtonderdeel a gegrond;

- verklaart klachtonderdeel b ongegrond;

- bepaalt dat aan verweerder een waarschuwing wordt opgelegd;

- veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van

€ 50 aan klaagster;

- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.000,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten.

Aldus beslist door mr. A.P. Schoonbrood-Wessels, voorzitter, mrs.  H.B. de Regt en C. Wiggers, leden, bijgestaan door mr. C.C. Horrevorts als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 10 januari 2017.

Griffier Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

verzending

Deze beslissing is in afschrift op 10 januari 2017

verzonden aan:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam   

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

- de secretaris van de Nederlandse Orde van Advocaten

- het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten

rechtsmiddel

Van deze beslissing staat, ten aanzien van de ongegrond verklaarde klachtonderdelen hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing staat, ten aanzien van de gegrond verklaarde klachtonderdelen hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres:

Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof via telefoonnummer 088-2053777.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

d.         Per e-mail

Het e-mailadres van het Hof van Discipline is: griffie@hofvandiscipline.nl.

Tegelijkertijd  met de indiening per e-mail dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Informatie ook op www.hofvandiscipline.nl