ECLI:NL:TADRAMS:2017:83 Raad van Discipline Amsterdam 16-1131/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2017:83
Datum uitspraak: 11-04-2017
Datum publicatie: 18-04-2017
Zaaknummer(s): 16-1131/A/A
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen advocaat wederpartij ongegrond. Vrijheid van handelen.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 11 april 2017

in de zaak 16-1131/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 22 juni 2016 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam een klacht ingediend over verweerster.

1.2 Bij brief aan de raad van 8 december 2016 met kenmerk 4016-0441, door de raad ontvangen op 9 december 2016, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 28 februari 2017 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4 De raad heeft kennisgenomen van:

- de in 1.2 bedoelde brief van de deken aan de raad;

- de stukken genummerd 1 t/m 13 zoals vermeld op de bij die brief gevoegde inventarislijst.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1 Klager en zijn echtgenote leven sinds 2015 feitelijk gescheiden en hebben de wens om in gezamenlijk overleg de scheiding te formaliseren.

2.2 De echtelijke woning is privé-eigendom van klager. Nadat klager te kennen had gegeven de woning – waarin zijn echtgenote op dat moment nog woonachtig was – te willen verkopen, heeft zijn echtgenote verweerster als advocaat ingeschakeld.

2.3 Bij brief van 22 oktober 2015 heeft verweerster klager verzocht om toezending van pensioengegevens, opdat zij een voorstel tot afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden kon doen.

2.4 Bij (per e-mail verzonden) brief van 27 november 2015 heeft verweerster een voorstel tot afwikkeling gedaan. Kort daarop heeft klager bijstand gezocht van een advocaat, die namens klager de verwachting heeft uitgesproken in de tweede helft van december inhoudelijk te zullen reageren.

2.5 Op 29 december 2015 heeft verweerster gerappelleerd. Namens klager heeft zijn advocaat op 7 januari 2016 enig respijt gevraagd omdat klager diende aan te sterken van een door hem ondergane operatie.

2.6 Bij brief van 10 februari 2016 is namens klager een tegenvoorstel gedaan. Diezelfde dag is de cliënte van verweerster in het ziekenhuis opgenomen voor een operatie. In een telefoongesprek met klagers advocaat op 25 februari 2016 heeft verweerster de hoop uitgesproken het voorstel de week erna met haar cliënte te kunnen bespreken en later die week te kunnen reageren.

2.7 Op 18 maart 2016 heeft verweerster per e-mail laten weten dat het haar nog niet was gelukt om het tegenvoorstel met haar cliënte te bespreken, omdat deze herstellende was van de operatie en zij op haar verpleegadres niet in staat was om haar e-mails te lezen. 

2.8 Bij brief van 7 april 2016 heeft klagers advocaat te kennen gegeven dat klager de woning op korte termijn wenste te verkopen en in verband daarmee om een spoedige reactie verzocht. Op 19 april 2016 heeft verweerster telefonisch contact gehad met de advocaat van klager over het door haar cliënte gewenste ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypotheekschuld.

Bij e-mail van 29 april 2016 heeft klagers advocaat laten weten dat zijn cliënt niet in staat was om dat ontslag te bewerkstelligen.

2.9 Op 10 mei 2016 heeft verweerster een inhoudelijke reactie op het op 10 februari 2016 gedane tegenvoorstel gestuurd en namens haar cliënte voorgesteld om de wettelijke termijn van voortgezet gebruik van de echtelijke woning na echtscheiding te hanteren.

2.10 Na ontvangst van de hiervoor onder 2.9 bedoelde brief heeft klagers advocaat een aantal keer tevergeefs geprobeerd telefonisch contact met verweerster te krijgen. Nadat hij verweerster te kennen had gegeven dat klager overwoog een klacht in te dienen, heeft verweerster telefonisch toegezegd uiterlijk 6 juni 2016 een concept-convenant  te zullen toezenden. Op 7 en 13 juni 2016 heeft klagers advocaat schriftelijk gerappelleerd. Bij e-mail van 15 juni 2016 heeft verweerster klagers advocaat geïnformeerd dat het opstellen van het convenant meer tijd in beslag nam dan verwacht en dat zij pas de volgende week zou kunnen reageren.

2.11 Bij brief van 22 juni 2016 aan de deken heeft klager de onderhavige klacht over verweerster ingediend.

2.12 Op 15 juli 2016 heeft verweerster het concept-convenant aan de advocaat van klager doen toekomen.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerster:

a) voortdurend nalatig is in het nakomen van gemaakte afspraken en toezeggingen en niet communiceert;

b) de verhouding tussen klager en zijn ex-partner negatief heeft beïnvloed;

c) in haar verweer tegen de onderhavige klacht een voorstelling van zaken heeft gegeven die in strijd is met de waarheid, waardoor zij de deken verkeerd heeft geïnformeerd.

4  VERWEER

4.1 Verweerster voert verweer dat hierna, voor zover van belang, zal worden weergegeven.

5 BEOORDELING

5.1 De klacht ziet op het handelen van verweerster als advocaat van een wederpartij. Uitgangspunt is dat aan die advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van een tegenpartij worden beknot, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen. De raad zal het optreden van verweerster derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

Ad klachtonderdeel a)

5.2 Klager verwijt verweerster dat zij gedane toezeggingen om te reageren niet nakomt en dat zij slecht bereikbaar is. Volgens klager loopt de zaak door deze houding van verweerster onnodige vertraging op en wordt hij onnodig met hoge advocaatkosten geconfronteerd. Dit klemt temeer nu verweerster in december 2015, toen klager in het ziekenhuis was opgenomen voor een operatie, aandrong op een spoedige reactie van de zijde van klager, aldus klager.

5.3 Verweerster erkent dat zij gedane toezeggingen niet altijd is nagekomen, maar betwist dat de vertraging uitsluitend aan haar is te wijten. Verweerster wijst er op dat het belang van haar cliënte is gelegen in het bereiken van een “all-in-one-deal”, terwijl de advocaat van klager naar aanleiding van het voorstel van 27 november 2015 niet op alle punten reageerde. Bij verweerster en haar cliënte is de indruk ontstaan dat klager aanvankelijk alleen de verkoop van de woning wilde regelen. Dit heeft de onderhandelingen met klager bemoeilijkt, omdat voor haar cliënte onduidelijk was wat wel of wat juist niet haalbaar was, aldus verweerster. Ook langdurig herstel en revalidatie na een operatie van haar cliënte hebben de zaak vertraagd.

5.4 De raad is van oordeel dat niet is gebleken dat verweerster de grenzen van de haar, als advocaat van de wederpartij, toekomende vrijheid heeft overschreden. Nadat verweerster de advocaat van klager enig respijt had gegund in verband met klagers herstel van diens operatie, is ook aan haar zijde vertraging ontstaan als gevolg van herstel en revalidatie na een operatie van haar cliënte. Dat valt verweerster niet aan te rekenen. De raad acht het feit dat verweerster een toezegging heeft gedaan die zij niet waar kon maken weliswaar minder gelukkig, maar dit levert geen tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen op. Verweerster heeft het belang van haar cliënte – die vooralsnog in de woning wilde blijven wonen – behartigd en behoefde daarbij jegens klager als wederpartij niet voortvarender te werk te gaan dan zij heeft gedaan. Het klachtonderdeel is mitsdien ongegrond.

Ad klachtonderdeel b)

5.5 Met dit klachtonderdeel verwijt klager verweerster dat hij en zijn echtgenote niet meer “on speaking terms” met elkaar zijn. Volgens klager hadden hij en zijn echtgenote een goede verstandhouding voordat verweerster bij de zaak was betrokken. Uit de stukken en uit het verhandelde ter zitting blijkt dat het klager voornamelijk steekt dat verweerster haar cliënte heeft geadviseerd om een beroep te doen op haar wettelijk recht op voortgezet gebruik van de echtelijke woning, waardoor de door hem gewenste verkoop verdere vertraging dreigde op te lopen. Klager heeft van zijn advocaat begrepen dat geen sprake is van een dergelijk wettelijk recht, maar slechts van de mogelijkheid van een verzoek aan de rechter daartoe. Volgens klager is hier sprake van een onjuist advies. Ook het door verweerster aan haar cliënte gegeven advies over de mogelijkheden van ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypotheekschuld was volgens klager onjuist. Het niet nakomen van gedane toezeggingen door verweerster en het geven van onjuiste adviezen aan haar cliënte, hebben de verhoudingen tussen klager en zijn echtgenote verslechterd.

5.6 De raad overweegt als volgt. Voor zover de klacht inhoudt dat verweerster onjuiste adviezen aan haar eigen cliënte heeft gegeven, is klager in zijn klacht niet-ontvankelijk omdat hij bij die klacht niet het vereiste eigen belang heeft. Naast de deken kan alleen de eigen cliënte van verweerster zich over de kwaliteit van de door verweerster gegeven adviezen beklagen. Verder behoefde verweerster, zoals hiervoor reeds overwogen, jegens klager als haar wederpartij niet voortvarender te werk te gaan dan zij heeft gedaan. Het handelen van verweerster was jegens klager tuchtrechtelijk niet ontoelaatbaar nu verweerster daarmee een redelijk belang van haar eigen cliënte diende. Dat verweerster onnodig escalerend is opgetreden, is niet gebleken. Ook dit klachtonderdeel is ongegrond. 

Ad klachtonderdeel c)

5.7 Ten slotte verwijt klager verweerster dat zij in haar verweer naar aanleiding van de onderhavige klacht de deken verkeerd zou hebben geïnformeerd. Verweerster zou ten onrechte hebben gesteld dat van de zijde van klager minimaal zou zijn gereageerd en dat het door verweerster bij brief van 27 november 2015 gedane voorstel slechts werd verworpen. Verweerster zou hierdoor ten onrechte de indruk hebben gewekt dat klager niet reageert en/of een afwachtende houding inneemt. Dat neemt klager verweerster kwalijk.

5.8 Verweerster heeft betwist dat zij de deken verkeerd zou hebben geïnformeerd en toegelicht dat zij vanwege haar geheimhoudingsplicht alleen die informatie kon verstrekken die ook bij klager bekend is.

5.9 Uit het klachtdossier is de raad niet gebleken dat verweerster in haar verweer een verkeerde voorstelling van zaken heeft gegeven. Desgevraagd heeft klager ter zitting ook niet nader geconcretiseerd op welke punten verweerster de deken verkeerd zou hebben geïnformeerd.

5.10 De conclusie van het voorgaande is dat ook klachtonderdeel c) ongegrond is.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klachten ongegrond.

Aldus beslist door mr. A.P. Schoonbrood-Wessels, voorzitter, mrs. S. van Andel,

K. Straathof, leden, bijgestaan door mr. A. Lof als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 11 april 2017.

Griffier Voorzitter 

Deze beslissing is in afschrift op 11 april 2017 verzonden.