ECLI:NL:TADRAMS:2017:73 Raad van Discipline Amsterdam 17-113/A/NH

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2017:73
Datum uitspraak: 23-03-2017
Datum publicatie: 31-03-2017
Zaaknummer(s): 17-113/A/NH
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht over eigen advocaat. Niet gebleken dat verweerster, behalve het opstellen van een concept-brief, niets voor klager heeft gedaan. Klacht kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 23 maart 2017

in de zaak 17/113/A/NH

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerster

De voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland (hierna: de deken) van 9 februari 2017 met kenmerk td/md/16-363, door de raad ontvangen op 9 februari 2017, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1 Klager heeft zich in mei 2015 tot verweerster gewend met het verzoek hem bij te staan in een geschil met zijn ex-partner (hierna de ex-partner). Klager en de ex-partner zijn in 2010 uit elkaar gegaan. Volgens klager is de ex-partner hem nog een bedrag verschuldigd van € 7.682,50. Twee jaar voor het uiteengaan heeft klager een grote som geld geërfd van zijn pleegouders.

1.2 Op 6 mei 2015 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen klager en zijn begeleider en verweerster. In dat gesprek heeft klager verweerster gevraagd een brief te schrijven aan de ex-partner en contact op te nemen met de executeur van de nalatenschap van zijn pleegouders (hierna de executeur) vanwege onduidelijkheid over de destijds uitgekeerde bedragen.

1.3 Bij brief van 9 juli 2015 heeft verweerster de opdracht als volgt aan klager bevestigd:

“Allereerst bied ik u mijn excuses aan voor de vertraging in de toezending van deze brief. (…)

Desalniettemin acht ik het goed om de gemaakte afspraken nog te bevestigen. U verzocht mij om advies c.q. hulp bij de financiële afwikkeling van uw samenwoning met uw ex-partner (…). U bent in 2010 uit elkaar gegaan en u meent dat [de ex-partner] u nog een bedrag verschuldigd is vanwege de aflossing van gemeenschappelijke schulden en de kosten van uw beider honden. Dit dossier is eerder in behandeling geweest bij advocaat [mr. S] en ik heb u verzocht om toezending van dit dossier zodat ik de haalbaarheid voor u kan toetsen. Tot op heden heb ik deze stukken nog niet van u ontvangen.”

1.4 Op 16 september 2015 heeft verweerster de executeur aangeschreven. Van de executeur heeft zij een verklaring ontvangen, gedateerd 29 oktober 2008, waarin staat dat klager akkoord gaat met de rekening en verantwoording van de executeur en aan de executeur kwijting en décharge verleent inzake de executele van de nalatenschap. De verklaring is ogenschijnlijk door klager ondertekend. Verweerster heeft deze verklaring op 17 december 2015 aan klager gestuurd. Klager heeft daarop gereageerd met de mededeling dat de op de verklaring geplaatste handtekening wel op die van hem lijkt, maar niet van hem is.

1.5 In de tweede helft van september 2015 heeft veelvuldig e-mailcontact tussen klager en verweerster plaatsgevonden. In die e-mails heeft verweerster klager om stukken gevraagd. Verweerster heeft klager meegedeeld geen stukken van klager te hebben ontvangen, terwijl klager stelt de stukken wel aan verweerster te hebben gestuurd.

1.6 Op 13 oktober 2015 heeft verweerster (een deel van) het dossier van mr. S (zie 1.3, hiervoor) ontvangen, waarna zij een conceptbrief aan de ex-partner heeft opgesteld, die op 1 december 2015 is verzonden. De ex-partner heeft hierop niet gereageerd.

1.7 Bij e-mail van 23 maart 2016 heeft verweerster klager meegedeeld dat nu zijn handtekening onder de rekening en verantwoording van de nalatenschap staat, het er alle schijn van heeft dat hij destijds akkoord is gegaan met de rekening en verantwoording. Zij heeft dit herhaald in een e-mail aan klager van 25 april 2016. In die e-mail heeft verweerster klager tevens meegedeeld dat indien er niet meer duidelijkheid komt ten aanzien van een eventuele vordering op de ex-partner en/of de executeur, zij verder niets voor hem kan betekenen.

1.8 Klager heeft verweerster bij e-mail van 15 augustus 2016 meegedeeld dat hij van plan is om naar de deken te stappen omdat zij niets voor hem heeft gedaan en haar aansprakelijk gesteld voor de hierdoor door hem geleden schade.

1.9 Bij e-mail van 24 augustus 2016 heeft verweerster klager onder meer geschreven:

“De toon van uw e-mail verbaast mij, temeer omdat ik in de afgelopen maanden diverse malen telefonisch contact met u heb gehad en u ook bij diverse gelegenheid schriftelijk om meer informatie heb gevraagd.

Daarbij heb ik conform uw verzoek ook contact gehad met de executeur en [de ex-partner] en kan ik uitsluitend met uw uitdrukkelijke opdracht een procedure bij de rechtbank tegen laatstgenoemde beginnen. Dit hebben wij reeds uitvoerig besproken.

Overigens heb ik u ook al diverse malen aangegeven dat de door u aangeleverde bewijsstukken in deze kwestie matig zijn en mogelijk niet voldoende om een succesvolle zaak tegen [de ex-partner] te beginnen. Dit heeft uw vorige advocaat in 2011 u ook al voorgehouden.

(…)

Bovendien constateer ik dat u mij thans aansprakelijk stelt en dat u stelt dat ik niets voor u heb gedaan. Ik betwist dit nadrukkelijk. Het lijkt me in voorkomend geval echter goed dat u een andere advocaat in de arm neemt om deze dossier van mij over te nemen.

Het is van wezenlijk belang dat advocaat en cliënt elkaar vertrouwen en steunen en daarvan lijkt in deze kwestie geen sprake te zijn.”

1.10 Bij ongedateerde brief heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij behalve het opstellen van een conceptbrief aan de ex-partner niets voor klager heeft gedaan.

3 VERWEER

3.1 Verweerster meent dat de klacht ongegrond is en voert daartoe – samengevat – het volgende aan.

3.2 Het is pertinent onjuist dat verweerster, behalve het schrijven van een conceptbrief aan de ex-partner, niets voor klager heeft gedaan. Verweerster heeft op 6 mei 2015 een gesprek gehad met klager en zijn begeleider. Omdat verweerster niet over alle informatie en stukken beschikte, heeft zij klager tijdens het gesprek gevraagd om toezending van het dossier van zijn voormalige advocaat, mr. S. Na ontvangst van de stukken van mr. S heeft verweerster een conceptbrief aan de ex-partner opgesteld. In de tussenliggende periode heeft verweerster op verzoek van klager de executeur aangeschreven. De van de executeur ontvangen verklaring heeft verweerster doorgestuurd naar klager. Ondanks diverse telefonische contacten met klager dan wel zijn begeleider en diverse e-mailberichten aan klager waarin verweerster heeft aangegeven dat het voor haar vrijwel onmogelijk is te achterhalen wat er zes jaar eerder precies is gebeurd en hoe sterk hij stond, heeft zij nooit de verzochte duidelijkheid van klager gekregen. Het kan niet voor rekening en risico van verweerster komen dat zij door klager niet is voorzien van een volledig dossier en/of informatie over het bewijs van de vorderingen op de ex-partner en/of de executeur. Klager heeft verweerster ook nooit opdracht gegeven om een procedure bij de rechtbank aanhangig te maken. Na ontvangst van de e-mail van klager van 15 augustus 2016 (zie hiervoor, 1.8) heeft verweerster de werkzaamheden neergelegd, omdat sprake leek te zijn van een vertrouwensbreuk, aldus verweerster.

4 BEOORDELING

4.1 De voorzitter stelt bij de beoordeling voorop dat een advocaat gehouden is de aan hem toevertrouwde belangen met de nodige voortvarendheid te behartigen en dat van een advocaat verwacht mag worden dat hij zijn cliënt op de hoogte houdt van zijn werkzaamheden ten behoeve van die cliënt.

4.2 De voorzitter overweegt dat klager zijn klacht, tegenover de gemotiveerde betwisting daarvan door verweerster, op geen enkele manier heeft onderbouwd. Verweerster heeft klager herhaaldelijk om meer informatie en meer duidelijkheid gevraagd. Verweerster heeft klager in haar e-mail van 25 april 2016 (zie hiervoor, 1.7) meegedeeld dat zij verder niets voor hem kan betekenen indien er niet meer duidelijkheid komt over de eventuele vordering op de ex-partner en/of de executeur. Niet is gebleken dat klager de benodigde informatie aan verweerster heeft verstrekt. Het stond verweerster voorts vrij – zij was daartoe zelfs gehouden – haar werkzaamheden te beëindigen omdat sprake was van een vertrouwensbreuk. Dat klager daarvan procedurele schade heeft ondervonden, is niet gebleken. 

4.3 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, dan ook kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus in het openbaar uitgesproken door mr. A.P. Schoonbrood-Wessels, voorzitter, met bijstand van mr. S. van Excel als griffier op 23 maart 2017.

Griffier  Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 23 maart 2017 verzonden aan.