ECLI:NL:TADRAMS:2017:6 Raad van Discipline Amsterdam 16-844/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2017:6
Datum uitspraak: 10-01-2017
Datum publicatie: 31-01-2017
Zaaknummer(s): 16-844/A/A
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. zijn medeadvocaten, subonderwerp: Regels die betrekking hebben op de juridische strijd
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen advocaat wederpartij, inhoudende dat hij tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door klager niet op de hoogte te stellen van het ingediende wrakingsverzoek. Omdat het wrakingsverzoek de behandeling van de hoofdzaak tussen partijen schorst en ingrijpende gevolgen kan hebben voor het verloop van de hoofdzaak, dient van het indienen van een wrakingsverzoek melding te worden gemaakt aan de advocaat van de wederpartij. Klacht gegrond. Waarschuwing.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 10 januari 2017

in de zaak 16-844/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 22 juli 2016 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam een klacht ingediend over verweerder.

1.2 Bij brief aan de raad van 8 september 2016 met kenmerk 4016-0521, door de raad ontvangen op 9 september 2016, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 29 november 2016 in aanwezigheid van verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4 De raad heeft kennis genomen van:

- de hiervoor genoemde brief van de deken;

- de stukken genummerd 1 tot en met 8, genoemd in de inventarislijst bij de brief van de deken.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1 Verweerder staat een onderneming bij in een betalingsgeschil. Klager treedt op als advocaat van de wederpartij (de onderneming waarmee de cliënt van verweerder zaken heeft gedaan). Klager heeft namens zijn cliënt een bodemprocedure aanhangig gemaakt. Op 13 juli 2016 vond een comparitie van partijen plaats. Direct daarna, eveneens op 13 juli 2016, heeft de cliënte van verweerder een wrakingsverzoek ingediend.

2.2 Bij brief van 22 juli 2016 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder klager, als advocaat van de wederpartij, niet op de hoogte heeft gesteld van het door hem bij de rechtbank ingediende wrakingsverzoek, noch een kopie van het verzoek aan hem heeft gezonden. Op een verzoek van klager om hierover telefonisch overleg te voeren, heeft verweerder niet gereageerd.

4 VERWEER

4.1 Verweerder voert verweer dat hierna, voor zover van belang, zal worden weergegeven.

5 BEOORDELING

5.1 De raad stelt bij de beoordeling van de klacht voorop dat in regel 15 van de gedragsregels is bepaald dat het niet geoorloofd is zich in een aanhangig geding anders dan tezamen met de advocaat van de wederpartij tot de rechter aan wiens oordeel of de instantie aan wier oordeel de zaak is onderworpen te wenden, tenzij schriftelijk en met gelijktijdige toezending van een afschrift van die mededeling aan de advocaat van de wederpartij en voorts zo tijdig dat die advocaat gelegenheid heeft om op die mededelingen te reageren.

5.2 Verweerder erkent geen afschrift van het wrakingsverzoek aan klager te hebben gestuurd. Verweerder voert aan dat hij daartoe ook niet was verplicht, nu het wrakingsverzoek door zijn cliënte was opgesteld en is ingediend. Uitsluitend omdat zijn cliënt geen fax heeft, is het wrakingsverzoek vanaf het kantoor van verweerder per fax aan de rechtbank verzonden. Ook uit de brief van de rechtbank volgt dat het wrakingsverzoek door de cliënte van verweerder is gedaan, aldus – steeds – verweerder.

5.3 Een wrakingsverzoek ex artikel 36 Rv is een incident in de procedure zoals deze door procespartijen wordt gevoerd. Voor het indienen van het wrakingsverzoek behoeft geen toestemming aan de wederpartij te worden gevraagd. Een wrakingsverzoek levert bovendien een incident van eigen aard op omdat de wederpartij in de hoofdzaak daarbij geen partij is. Van het indienen van een wrakingsverzoek dient echter wel melding te worden gemaakt aan de advocaat van de wederpartij en ook moet een afschrift daarvan aan de wederpartij worden gestuurd. Een wrakingsverzoek schorst namelijk de behandeling van de hoofdzaak tussen partijen en kan ingrijpende gevolgen hebben voor het verloop van de hoofdzaak omdat het de hoofdzaak kan verlengen of, zoals in deze zaak, een andere rechter uiteindelijk zal oordelen over de hoofdzaak. Voorts maakt het wrakingsverzoek deel uit van het procesdossier in de hoofdzaak en zal het dus ter beschikking staan aan de rechter die in de hoofdzaak oordeelt. Door geen afschrift van het door zijn cliënte ingediende wrakingsverzoek te sturen aan klager, terwijl verweerder wel actief heeft meegewerkt aan de indiening van het verzoek, heeft hij gehandeld in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt. De klacht is derhalve in zoverre gegrond.

5.4 Voor zover de klacht betrekking heeft op het niet reageren op een verzoek om overleg, geldt het volgende. Klager stelt dat hij verweerder op 22 juli 2016 vergeefs heeft proberen te bereiken en dat hij toen een terugbelverzoek heeft achtergelaten, dat verweerder niet heeft gehonoreerd. Verweerder stelt hier tegenover dat hem geen terugbelverzoek heeft bereikt en dat klager reeds op 22 juli 2016 is overgegaan tot het indienen van zijn klacht op dit punt. Daargelaten de vraag of klager een terugbelverzoek voor verweerder heeft achtergelaten, is de raad met verweerder van oordeel dat het niet aanstonds reageren op een terugbelverzoek van de wederpartij nog niet een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging oplevert. Op dit punt is de klacht derhalve ongegrond.

MAATREGEL

5.5 De raad acht in de gegeven omstandigheden de maatregel van waarschuwing passend en geboden.

6 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

6.1 Aangezien de klacht deels gegrond is verklaard, moet verweerder het door klager betaalde griffierecht aan hem vergoeden.

6.2 De raad ziet daarnaast aanleiding om verweerder overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die ten laste komen van de Nederlandse Orde van Advocaten in verband met de behandeling van de zaak. Deze kosten worden vastgesteld op EUR 1.000 en moeten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan de Nederlandse Orde van Advocaten worden betaald. Dit bedrag kan worden betaald op rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling” en het zaaknummer.

6.3 Nu klager niet is verschenen ter gelegenheid van de mondelinge behandeling, ziet de raad geen aanleiding om aan klager een kostenvergoeding toe te kennen.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht gegrond als weergegeven in 5.3;

 - verklaart de klacht voor het overige ongegrond;

- bepaalt dat aan verweerder een waarschuwing wordt opgelegd;

- veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van

€ 50 aan klager;

- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.000,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten.

Aldus beslist door mr. A.P. Schoonbrood-Wessels, voorzitter, mrs. H.B. de Regt en C. Wiggers, leden, bijgestaan door mr. C.C. Horrevorts als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 10 januari 2017.

Griffier Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

verzending

Deze beslissing is in afschrift op 10 januari 2017

verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam   

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

- de secretaris van de Nederlandse Orde van Advocaten

- het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten

rechtsmiddel

Van deze beslissing staat, ten aanzien van de ongegrond verklaarde klachtonderdelen hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing staat, ten aanzien van de gegrond verklaarde klachtonderdelen hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres:

Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof via telefoonnummer 088-2053777.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

d.         Per e-mail

Het e-mailadres van het Hof van Discipline is: griffie@hofvandiscipline.nl.

Tegelijkertijd  met de indiening per e-mail dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Informatie ook op www.hofvandiscipline.nl