ECLI:NL:TADRAMS:2017:263 Raad van Discipline Amsterdam 17-811/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2017:263
Datum uitspraak: 16-11-2017
Datum publicatie: 04-12-2017
Zaaknummer(s): 17-811/A/A
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klager heeft niet aannemelijk gemaakt dat verweerster heeft geweigerd hem bij te staan tijdens het politieverhoor. Klacht kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 16 november 2017

in de zaak 17-811/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 3 oktober 2017 met kenmerk 4017-0310, door de raad ontvangen op 5 oktober 2017, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1 In de nacht van 22 augustus 2016 is klager aangehouden op verdenking van artikel 142 lid 2 Wetboek van Strafrecht. Klager zou meerdere keren (ten onrechte) het noodnummer 112 gebeld hebben. Verweerster, die klager in andere procedures (als waarnemend advocaat) heeft bijgestaan, is die ochtend rond 09:00 uur door de politie gebeld om haar van de aanhouding van klager te verwittigen. Verweerster heeft klager ’s middags bezocht op het cellencomplex. Klager is diezelfde middag heengezonden en de zaak is geseponeerd.

1.2 Bij brief van 27 april 2017 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij heeft geweigerd om klager bij te staan tijdens het politieverhoor.

3 VERWEER

3.1 Verweerster voert aan dat zij op 22 augustus 2016 omstreeks 09:00 uur is gebeld door de politie met de mededeling dat klager was aangehouden op verdenking van artikel 142 lid 2 Sr. Verweerster heeft doorgegeven dat zij in verband met zittingen niet in de gelegenheid was om klager die ochtend op het politiebureau te komen bezoeken en/of bij het verhoor aanwezig te zijn. Verweerster heeft klager die middag (kosteloos) bezocht op het cellencomplex om te vragen hoe het met hem ging. Dat verweerster naar het politiebureau is gekomen en tegen klager heeft gezegd dat zij hem niet zou bijstaan tijdens het politieverhoor is niet juist. Het verhoor had reeds plaatsgevonden toen verweerster klager bezocht, zoals de politie desgevraagd aan verweerster heeft bevestigd, aldus nog steeds verweerster.

4 BEOORDELING

4.1 De voorzitter stelt voorop dat het aan de klager in de klachtprocedure is om de feiten waarop hij zijn klacht baseert voldoende aannemelijk te maken. Het is dus aan klager om aannemelijk te maken dat verweerster heeft geweigerd om hem bij te staan tijdens het politieverhoor. Klager heeft dat echter niet gedaan. Klager heeft weliswaar gesteld dat verweerster op het politiebureau is gekomen en tegen hem heeft gezegd dat zij hem niet zal bijstaan tijdens het politieverhoor en dat het politieverhoor heeft plaatsgevonden een uur nadat verweerster was vertrokken, maar klager heeft dit, tegenover de gemotiveerde betwisting daarvan door verweerster, in het geheel niet onderbouwd. 

4.2 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, dan ook kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus in het openbaar uitgesproken door mr. D.H. Steenmetser-Bakker, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. S. van Excel als griffier op 16 november 2017.

Griffier  Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 16 november 2017 verzonden.