ECLI:NL:TADRAMS:2017:207 Raad van Discipline Amsterdam 17-576/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2017:207
Datum uitspraak: 18-09-2017
Datum publicatie: 03-10-2017
Zaaknummer(s): 17-576/A/A
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Berichten aan derden
  • Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Klachten waarbij klager geen belang heeft
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht over advocaat bewindvoerder door partner onderbewindgestelde. Klacht deels niet-ontvankelijk vanwege het ontbreken van belang en deels kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam

van  18 september 2017

in de zaak 17-576/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 2 augustus 2017 met kenmerk 4017-0070, door de raad ontvangen op 3 augustus 2017, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1 Bij beschikking van 17 augustus 2016 is G Amsterdam B.V. (hierna mevrouw G) door de kantonrechter benoemd tot bewindvoerder/mentor van de partner van klager (hierna mevrouw H). Verweerster is de (voormalige) advocaat van mevrouw G. Mevrouw G wordt thans bijgestaan door mr. Van der H.

1.2 Op 23 september 2016 heeft klager mevrouw G meegedeeld dat hij en mevrouw H op 29 september 2016 onder (nader op te maken) huwelijkse voorwaarden gaan trouwen.

1.3 Op 26 september 2016 heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen mevrouw G en mevrouw H. Verweerster was ook bij dit gesprek aanwezig.

1.4 Bij brief van 26 september 2016 heeft mevrouw G, na verkregen toestemming van de kantonrechter, de huur van de woning van mevrouw H opgezegd. Mevrouw G heeft de voorgenomen huuropzegging op 7 september 2016 aan klager meegedeeld. Klager heeft zich direct daarna bij het bevolkingsregister laten inschrijven op het woonadres van mevrouw H.

1.5 Op 27 september 2016 heeft verweerster namens mevrouw G bij de kantonrechter een verzoek ingediend om – zo nodig met spoedvoorziening – de huidige beschermingsmaatregelen ten aanzien van mevrouw H om te zetten in een ondercuratelestelling. In het verzoek staat, voor zover hier relevant:

“De bewindvoering/mentorschap is ingesteld op basis van zich destijds in het dossier bevindende stukken, waarbij echter geen actuele medische informatie is betrokken met name niet het feit dat betrokkene in juli 2016 een tweede (of derde) CVA heeft gehad tengevolge waarvan de fysieke en psychische toestand van betrokkene aanzienlijk verslechterd is en er grote twijfels zijn over haar wilsbekwaamheid. Ter bescherming van zowel de vermogensrechtelijke- als overige belangen van betrokkene acht [mevrouw G] het noodzakelijk dat er een omzetting plaatsvindt in curatele.”

Het verzoek is dezelfde dag door de kantonrechter gehonoreerd.

1.6 Omdat klager zich op het standpunt stelde medebewoner van de woning van mevrouw H te zijn en hij om die reden de woning van mevrouw H niet wenste te verlaten, heeft mevrouw G klager in kort geding gedagvaard en ontruiming van de woning van mevrouw H gevorderd. Bij vonnis van 14 oktober 2016 heeft de voorzieningenrechter de vordering tot ontruiming van klager toegewezen.

1.7 Bij e-mail van 13 oktober 2016 heeft verweerster mr. Van der H het volgende geschreven:

“Omdat ik aanwezig ben geweest bij het gesprek dat op 26 september jl. is gevoerd tussen [mevrouw H] en de toenmalig bewindvoerder/mentor thans curator [mevrouw G] doe ik daarvan verslag.

[Mevrouw H] heeft bij die gelegenheid duidelijk aangegeven dat zij – overigens tot haar spijt- niet meer kan terugkeren naar de woning (…) omdat zij fysiek niet meer in staat is de woning en de tevens tot die woning behorende derde verdieping te betreden. (…)

[Mevrouw G] heeft op 26 september aan [mevrouw H] voorgelegd de huurovereenkomst (…) op te zeggen nu terugkeer naar de woning uitgesloten is. Daarmee was [mevrouw H] het eens.”

1.8 Ook mevrouw H is in kort geding opgekomen tegen de huuropzegging door mevrouw G. Bij vonnis van 11 november 2016 heeft de voorzieningenrechter de gevraagde voorziening geweigerd. Dit vonnis is in hoger beroep in stand gebleven.

1.9 Klager heeft vervolgens een executiegeschil aanhangig gemaakt waarin hij een verbod op ontruiming vorderde. Die vordering is bij vonnis van 12 december 2016 afgewezen. Klager is vervolgens ontruimd uit de woning van mevrouw H.

1.10 Bij brief van 21 januari 2017, aangevuld bij brief van 17 februari 2017, heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:

a) op 27 september 2016 een verzoek tot ondercuratelestelling van mevrouw H heeft ingediend, welk verzoek onvoldoende was gemotiveerd en waarvan de motivering niet op waarheid was gebaseerd;

b) bij voornoemd verzoek ten onrechte om een spoedvoorziening heeft gevraagd;

c) op 13 oktober 2016 met terugwerkende kracht een getuigenis van mevrouw H van 26 september 2016 heeft geproduceerd, welke gebruikt is in het kort geding in de huurzaak tussen klager en mevrouw G en welke verklaring in directe tegenspraak is met de realiteit.

3 VERWEER

3.1 Verweerster voert verweer dat hierna, voor zover van belang, zal worden weergegeven.

4 BEOORDELING

Ad klachtonderdelen a) en b)

4.1 Deze klachtonderdelen lenen zich voor gezamenlijke behandeling en zien op het door verweerster namens mevrouw G ingediende verzoek tot ondercuratelestelling.

4.2 De voorzitter ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of klager kan worden ontvangen in deze klachtonderdelen.

4.3 Het in de Advocatenwet voorziene recht om een klacht in te dienen tegen een advocaat komt niet aan een ieder toe, doch slechts aan diegene die door het handelen of nalaten waarover wordt geklaagd rechtstreeks in zijn belang is of kan worden getroffen. Voor zover in het algemeen belang een tuchtrechtelijke procedure is vereist, wordt het klachtrecht uitgeoefend door de deken.

4.4 Vast staat dat klager geen partij is geweest bij het door verweerster ingediende verzoek tot ondercuratelestelling van mevrouw H. Klager is weliswaar de partner van mevrouw H, maar heeft in die hoedanigheid slechts een afgeleid belang. De voorzitter is dan ook van oordeel dat klager bij  klachtonderdelen a) en b) geen rechtstreeks belang heeft als bedoeld in de Advocatenwet. Klager is reeds daarom kennelijk niet-ontvankelijk in deze klachtonderdelen.

Ad klachtonderdeel c)

4.5 Anders ligt het wat klachtonderdeel c) betreft. Dit klachtonderdeel ziet op de e-mail van verweerster aan mr. Van der H van 13 oktober 2016 (zie hiervoor, 1.7), die kennelijk in een procedure tegen klager door mr. Van der H als productie is overgelegd. Hierbij heeft klager wel een voldoende rechtstreeks belang.

4.6 De voorzitter ziet, zonder nadere toelichting die ontbreekt, niet in waarom verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar zou hebben gehandeld door de betreffende e-mail aan mr. Van der H te sturen. Verweerster heeft onbetwist gesteld dat zij op verzoek van mevrouw G bij het gesprek op 26 september 2016 aanwezig is geweest en zij heeft van dat gesprek een kort verslag gemaild aan mr. Van der H. Dat er in dat verslag onjuistheden staan, heeft klager onvoldoende onderbouwd. Klachtonderdeel c) is derhalve kennelijk ongegrond.

4.7 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, dan ook deels kennelijk niet-ontvankelijk en deels kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

- klachtonderdelen a) en b), met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk niet-ontvankelijk;

- klachtonderdeel c), met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus in het openbaar uitgesproken door mr. D.H. Steenmetser-Bakker, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. S. van Excel als griffier op 18 september 2017.

Griffier  Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 18 september 2017 verzonden.