ECLI:NL:TADRAMS:2017:206 Raad van Discipline Amsterdam 17-574/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2017:206
Datum uitspraak: 15-09-2017
Datum publicatie: 03-10-2017
Zaaknummer(s): 17-574/A/A
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht over advocaat wederpartij kennelijk ongegrond. Er zijn geen aanwijzingen dat verweerder zijn cliënte heeft geadviseerd om de getuigen niet te laten verschijnen op het getuigenverhoor.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam

van  15 september 2017

in de zaak 17-574/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

De voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 2 augustus 2017 met kenmerk 4017-0184, door de raad ontvangen op 3 augustus 2017, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1 Klager heeft een geschil met zijn werkgever. De werkgever wordt bijgestaan door verweerder.

1.2 Bij beschikking van 4 januari 2017 heeft de kantonrechter van de rechtbank Den Haag op verzoek van klager een voorlopig getuigenverhoor bevolen en daarbij bepaald dat het getuigenverhoor van de vier in de beschikking genoemde getuigen zal plaatsvinden ter zitting van 14 februari 2017 om 10.00 uur.

1.3 De gemachtigde van klager heeft de vier getuigen, allen in loondienst van de werkgever, bij aangetekende brief en per e-mail aan hun werkadres opgeroepen te verschijnen ter zitting van 14 februari 2017. Van de vier getuigen wonen en werken er drie in Engeland (hierna gezamenlijk de Engelse getuigen).

1.4 De Engelse getuigen zijn niet verschenen op de zitting van 14 februari 2017. De vierde getuige, HR-manager van de werkgever (hierna de vierde getuige), is wel verschenen.

1.5 Bij brief van 15 maart 2017 heeft de gemachtigde van klager namens klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

1.6 De Engelse getuigen zijn op 8 mei 2017 alsnog gehoord. In het proces-verbaal van het getuigenverhoor van één van de Engelse getuigen staat onder meer:

“Ik heb de oproep via de e-mail en brief ontvangen op mijn werkadres. Vanaf dat moment wist ik dat ik opgeroepen werd als getuige. Daarom heb ik gevraagd binnen het bedrijf of ik moest verschijnen op het getuigenverhoor. Ik kreeg het advies dat ik niet verplicht was om te verschijnen.”

In het proces-verbaal van een van de andere Engelse getuigen staat onder meer:

“Ik was mij er niet van bewust dat ik was verplicht om te verschijnen op het getuigenverhoor van 14 februari 2017. Ten eerste vond het plaats in Nederland en ten tweede ging het om [klager], waar ik geen contact mee had. Ik heb advies ingewonnen hierover bij [de vierde getuige]. De advocaat had gezegd dat de vormvoorschriften van de oproep niet in acht waren genomen.”

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij de rechtsgang heeft belemmerd door willens en wetens zijn cliënte te hebben geadviseerd de getuigen niet te laten verschijnen op het bevel van de kantonrechter van 4 januari 2017 en er aldus de hand in te hebben gehad dat de drie Engelse getuigen niet bij dat verhoor zijn verschenen.

3 VERWEER

3.1 Verweerder voert verweer waarop hierna, voor zover van belang, zal worden ingegaan.

4 BEOORDELING

4.1 De klacht ziet op het handelen van verweerder als advocaat van een wederpartij. Uitgangspunt is dat aan die advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van een tegenpartij worden beknot, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.

4.2 Klager verwijt verweerder dat hij zijn cliënte, althans de Engelse getuigen heeft geadviseerd niet te verschijnen op het getuigenverhoor van 14 februari 2017.

4.3 Verweerder betwist dat hij zijn cliënte, althans de Engelse getuigen heeft geadviseerd niet te verschijnen. Wel heeft hij de afdeling HR van zijn cliënte uitgelegd hoe een voorlopig getuigenverhoor in Nederland werkt en hoe getuigen moeten worden opgeroepen en wanneer getuigen verplicht zijn te verschijnen.

4.4 De voorzitter overweegt dat klager de feiten waarop hij zijn klacht baseert, tegenover het verweer van verweerder, onvoldoende heeft onderbouwd. Er zijn geen aanwijzingen dat verweerder zijn cliënte heeft geadviseerd om de getuigen niet te laten verschijnen op het getuigenverhoor van 14 februari 2017. De processen-verbaal van de getuigenverhoren van de Engelse getuigen (zie 1.4) vormen niet een dergelijke aanwijzing. Het advies aan de cliënte dat de getuigen niet verplicht zijn te verschijnen kan immers niet gelijk worden gesteld met een advies aan de getuigen om niet te verschijnen. Voorts is de vierde getuige wel op het getuigenverhoor van 14 februari 2017 verschenen. Anders dan klager betoogt, kan bij deze stand van zaken niet van verweerder worden verlangd dat hij aan de hand van correspondentie met zijn cliënte, voor zover die al bestaat, (in ieder geval tegenover de deken en de raad)  zijn verweer nader onderbouwt. Het is immers aan de klager is om de feiten waarop hij zijn klacht baseert voldoende aannemelijk te maken en ten minste aanknopingspunten aan te dragen voor de juistheid van zijn stellingen. Dat heeft klager hier niet gedaan. Reeds daarom is de klacht kennelijk ongegrond.

4.5 Aan de vraag of verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar zou hebben gehandeld als hij zijn cliënte geadviseerd zou hebben om de getuigen niet te laten verschijnen op het getuigenverhoor van 14 februari 2017 wordt derhalve niet toegekomen.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus in het openbaar uitgesproken door mr. A.P. Schoonbrood-Wessels, voorzitter, met bijstand van mr. S. van Excel als griffier op 15 september 2017.

Griffier  Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 15 september 2017 verzonden.