ECLI:NL:TADRAMS:2017:204 Raad van Discipline Amsterdam 17-557/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2017:204
Datum uitspraak: 07-09-2017
Datum publicatie: 14-09-2017
Zaaknummer(s): 17-557/A/A
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Kennelijk ongegronde klacht over eigen advocaat. Niet gebleken dat klager verweerster opdracht heeft gegeven om de zaak voor te leggen aan de gewone rechter. Dat zij dat niet heeft gedaan valt haar dan ook niet tuchtrechtelijk te verwijten.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam

van  7 september 2017

in de zaak 17-557/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 25 juli 2017 met kenmerk 4016-0758, door de raad ontvangen op 27 juli 2017, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1 Klager is door het Juridisch Loket op 17 november 2016 verwezen naar verweerster. In het diagnosedocument staat, voor zover hier van belang:

“Klant was opdrachtgever van twee pakketten. Deze pakketten zijn door de ontvanger retour gestuurd. Klant heeft de pakketten echter nooit retour ontvangen. Klant heeft vervolgens een klacht ingediend. Daarna klacht voorgelegd aan de geschillencommissie. Klant is het niet eens met de uitspraak, aangezien er documenten ontbraken in het dossier en wenst het geschil aan de rechter voor te leggen.”

1.2 Daarnaast heeft het Juridisch Loket een verwijzing gegeven in een kwestie met de IND.

1.3 Op 14 januari 2016 heeft verweerster klager meegedeeld hem niet bij te zullen staan in de hiervoor genoemde zaken. Klager heeft verweerster vervolgens aansprakelijk gesteld voor “de door hem geleden schade als gevolg van het laten verstrijken van de termijn van twee maanden om te dagvaarden”. Verweerster heeft de aansprakelijkstelling doorgestuurd naar haar verzekeraar.

1.4 Op 20 september 2016 heeft klager verweerster een uitspraak van de Geschillencommissie Post van 11 november 2015 gestuurd, waarin een klacht van klager over een namens hem door PostNL verzonden poststuk dat volgens klager door toedoen van de bezorger beschadigd is geraakt ongegrond is verklaard.

1.5 Bij e-mail van 26 oktober 2016 heeft verweerster klager onder meer het volgende geschreven:

“In de verwijzing van het Juridisch Loket staat vermeld: “Klant was opdrachtgever van twee pakketten. Deze pakketten zijn door de ontvanger retour gestuurd. Klant heeft de pakketten echter nooit retour ontvangen”.

U zond mij de uitspraak van de Geschillencommissie betreffende schade aan een pakket dat is gevallen. Een uitspraak van de Geschillencommissie inzake het niet retour ontvangen van een pakket heb ik niet van u ontvangen.

Ondanks dat de verwijzing van het Juridisch Loket niet over de zaak betreffende schade aan het pakket gaat, heb ik de uitspraak van de Geschillencommissie gelezen en ik acht een procedure bij de rechtbank niet kansrijk.”

1.6 Bij faxbericht van 28 oktober 2016, aangevuld bij brief van 2 januari 2017, heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij de dagvaardingstermijn van twee maanden heeft laten verlopen en in strijd met hetgeen op het diagnoseformulier van het Juridisch Loket staat vermeld niet op tijd aan klager heeft gemeld dat zij met vakantie zou gaan of ziek zou zijn.

3 VERWEER

3.1 Verweerster voert aan dat de klacht van klager betrekking heeft op het laten verstrijken van de dagvaardingstermijn in een zaak tegen PostNL over een door PostNL verzonden pakket dat beschadigd is. Verweerster was niet bekend met deze zaak en heeft deze zaak dan ook nimmer in behandeling genomen. Klager heeft de uitspraak van de Geschillencommissie in die zaak in september 2016 aan verweerster gestuurd, maar de dagvaardingstermijn was toen reeds verstreken. Verweerster voert voorts aan dat het verzoek van het Juridisch Loket om ziekte en vakantie te melden niet bedoeld is ten opzichte van cliënten, doch is bedoeld ten behoeve van het verwijsarrangement zoals is overeengekomen tussen het Juridisch Loket en de advocaat. Het is bedoeld om het Juridisch Loket te informeren als een advocaat niet aanwezig is, zodat verwijzingen niet ongezien blijven, aldus verweerster.

4 BEOORDELING

4.1 Klager verwijt verweerster allereerst dat zij de dagvaardingstermijn heeft laten verstrijken. Ter onderbouwing hiervan heeft klager een uitspraak van de Geschillencommissie van 11 november 2015 overgelegd over een verzonden pakket dat volgens klager door een bezorger van PostNL zou zijn beschadigd.

4.2 De voorzitter overweegt als volgt. Klager heeft op geen enkele manier onderbouwd dat het Juridisch Loket hem (ook) heeft verwezen naar verweerster ter zake van een vordering op PostNL wegens schade aan een door PostNL verzonden pakket, of dat verweerster in verband daarmee een opdracht heeft aanvaard. Wel heeft het Juridisch Loket klager verwezen naar verweerster in een andere zaak tegen PostNL over niet ontvangen retourpakketten, waarin kennelijk eveneens een uitspraak van de Geschillencommissie is geweest, maar daar ziet de klacht niet op. Gesteld noch gebleken is voorts dat klager de uitspraak van de Geschillencommissie in de zaak over het beschadigde pakket eerder dan op 20 september 2016 aan verweerster heeft gestuurd. De termijn om de zaak voor te leggen aan de gewone rechter was toen al verstreken. Dat verweerster dat niet heeft gedaan valt haar gelet op al het voorgaande dan ook niet tuchtrechtelijk te verwijten.

4.3 Verweerster heeft voorts terecht aangevoerd dat het verzoek van het Juridisch Loket om afwezigheid in verband met vakantie of ziekte tijdig door te geven aan het betreffende Juridisch Loket niet is bedoeld ten opzichte van cliënten.

4.4 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, dan ook kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus in het openbaar uitgesproken door mr. C.L.J.M. de Waal, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. S. van Excel als griffier op 7 september 2017.

Griffier  Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 7 september 2017 verzonden.