ECLI:NL:TADRAMS:2017:162 Raad van Discipline Amsterdam 17-208/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2017:162
Datum uitspraak: 21-07-2017
Datum publicatie: 28-07-2017
Zaaknummer(s): 17-208/A/A
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Ongegrond verzet

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 21 juli 2017

in de zaak 17-208/A/A

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 21 april 2017 op de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 7 november 2016 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: “de deken”) een klacht ingediend over verweerder.

1.2 Bij brief aan de raad van 9 maart 2017 met kenmerk 4016-0777, door de raad ontvangen op 10 maart 2017, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 Bij beslissing van 21 april 2017 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht in beide onderdelen kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 21 april 2017 is verzonden aan klager.

1.4 Bij brief van 23 april 2017, door de raad ontvangen op 25 april 2017, aangevuld bij brief van 11 mei 2017, door de raad ontvangen op 12 mei 2017, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 9 juni 2017 in aanwezigheid van partijen.

1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 23 april 2017. Tevens heeft de raad kennisgenomen van het aanvullende verzetschrift van klager van 11 mei 2017.

2 FEITEN EN KLACHT

2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.

3 VERZET

De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:

3.1 De voorzitter heeft ten onrechte geoordeeld dat niet is gebleken dat het advies van verweerder (evidente) onjuistheden bevat; het advies van verweerder bevat op het essentiële punt een evidente onwaarheid, zoals blijkt uit de door klager bij zijn klacht gevoegde voorstellen van de verhuurder tot huurverhoging. Daaruit volgt immers dat het onjuist is om te stellen dat de huurverhogingen (tot 2016) volgens de wettelijke regelingen hebben plaatsgevonden.

3.2 Het door de voorzitter onder 1.2 van de voorzittersbeslissing genoemde feit is geen feit, maar een veronderstelling die door verweerder als feit wordt gepresenteerd.

4 BEOORDELING

4.1 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden in beide onderdelen kennelijk ongegrond bevonden. De raad overweegt hierbij nog dat als verweerder, zoals hij ter zitting heeft betoogd, zou moeten worden aangemerkt als bindend adviseur, dit zou leiden tot een marginalere toetsing. Beoordeeld zou dan moeten worden of verweerder zich zodanig heeft gedragen dat daarmee het vertrouwen in de advocatuur is geschaad. Indien de voorzitter aan dit criterium zou hebben getoetst, had dat niet tot een ander oordeel over de klacht van klager geleid.

4.2 Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

 verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. D.H. Steenmetser-Bakker, voorzitter, mrs. M. Middeldorp en R. Lonterman, leden, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 21 juli 2017.

Griffier Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift verzonden op 21 juli 2017.