ECLI:NL:TADRAMS:2017:119 Raad van Discipline Amsterdam 17-262/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2017:119
Datum uitspraak: 12-05-2017
Datum publicatie: 19-05-2017
Zaaknummer(s): 17-262/A/A
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Berichten aan derden
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Fouten
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht over advocaat wederpartij. Niet gebleken dat verweerster zich onnodig grievend heeft uitgelaten of feiten heeft geponeerd waarvan zij de onwaarheid kende. Klacht kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam

van  12 mei 2017

in de zaak 17-262/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klagers

tegen:

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 30 maart 2017 met kenmerk 4016-0837, door de raad ontvangen op 31 maart 2017, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken. Tevens heeft de voorzitter kennisgenomen van de brief van klaagster aan de raad van 3 april 2017, de brief met bijlage van verweerder aan de raad van 13 april 2017 en de e-mail van klaagster aan de raad van 14 april 2017.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1 Klagers hebben een affectieve relatie. Klager is vader van een aantal minderjarige kinderen. Verweerder is de advocaat van de moeder van de kinderen.

1.2 Klaagster heeft in het verleden een e-mail gestuurd naar personen die de moeder van de kinderen kennen “met feiten om hen te waarschuwen”. In november 2015 is zij veroordeeld voor – kort samengevat – het aantasten van de goede naam van de moeder.

1.3 In november 2016 heeft er een kort geding plaatsgevonden over de omgang tussen klager en de kinderen. Verweerder heeft in die procedure een e-mail in het geding gebracht die is verstuurd aan vrienden van de moeder en aan hun collega’s. De e-mail is ondertekend door ene mevrouw K. Verweerder heeft ter zitting het standpunt ingenomen dat de e-mail is verstuurd door klaagster.

1.4 Bij brief van 30 november 2016 heeft klaagster mede namens klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a) een e-mail in de schoenen van klaagster schuift en als productie op de zitting heeft gebruikt;

b) klaagster er valselijk van beschuldigt dat zij onder een schuilnaam “weer bezig is met het inlichten van mensen” om zo aan te tonen “dat de leefomgeving van klager niet geschikt is om zijn kinderen te mogen ontvangen”.

3 VERWEER

3.1 Verweerder voert verweer dat hierna, voor zover van belang, zal worden weergegeven.

4 BEOORDELING

4.1 De klachtonderdelen lenen zich voor gezamenlijke behandeling.

4.2 De voorzitter is allereerst van oordeel dat klagers ontvankelijk zijn in hun klacht. Anders dan verweerder meent is de klager niet verplicht de klacht eerst met de verweerder te bespreken alvorens hij zich tot de raad kan wenden.

4.3 De voorzitter overweegt voorts dat de klacht ziet op het handelen van verweerder als advocaat van een wederpartij. Uitgangspunt is dat die advocaat  een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren.

4.4 De voorzitter is van oordeel dat verweerder niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door in de hiervoor in 1.3 genoemde kort gedingprocedure namens zijn cliënte te stellen dat klaagster degene is geweest die de hiervoor in 1.3 genoemde e-mail (onder een schuilnaam) heeft verstuurd. Verweerder heeft het standpunt van zijn cliënte verwoord en dat standpunt vindt ondersteuning in de feiten en omstandigheden van het geval, waaronder met name de veroordeling van klaagster in november 2015 (zie hiervoor, 1.2). Dat verweerder reden had om te veronderstellen dat de betreffende e-mail niet (direct of indirect) van klaagster afkomstig was is niet gebleken.

4.5 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, dan ook kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in beide onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus in het openbaar uitgesproken door mr. C.L.J.M. de Waal, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. S. van Excel als griffier op 12 mei 2017.

Griffier  Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 12 mei 2017 verzonden.