ECLI:NL:TADRAMS:2017:118 Raad van Discipline Amsterdam 17-264/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2017:118
Datum uitspraak: 15-05-2017
Datum publicatie: 22-05-2017
Zaaknummer(s): 17-264/A/A
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Fouten
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht over advocaat wederpartij. Niet gebleken dat verweerster zich onnodig grievend heeft uitgelaten of feiten heeft geponeerd waarvan zij de onwaarheid kende. Klacht kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam

van  15 mei 2017

in de zaak 17-264/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerster

De voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 29 maart 2017 met kenmerk 4016-0836, door de raad ontvangen op 31 maart 2017, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1 Klager heeft, nadat hij enige tijd op zichzelf had gewoond, vanaf maart 2015 weer bij zijn moeder gewoond. De moeder heeft de huur van haar woning op een gegeven moment opgezegd, waardoor klager gedwongen was de woning te verlaten. Klager heeft zijn moeder daarna, in 2016, gedagvaard voor de kantonrechter in Amsterdam. Verweerster heeft de moeder van klager in die procedure bijgestaan.

1.2 Op 20 april 2016 heeft een zitting plaatsgevonden. In de pleitnotitie van verweerster staat, voor zover hier relevant:

“9. Ondertussen maakte de zoon [klager, vzt.] niet serieus aanstalte om op eigen benen te staan. Als er naar werd gevraagd werd hij alleen maar boos, op het agressieve af.

(…)

11. De zoon werd heel boos en vond dat vader en moeder geen moederdag daar moesten komen vieren. Moeder en vader gingen toch naar de woning van moeder toe. Op het moment dat zij er waren kwam de zoon binnen. Hij was zo boos hen daar te zien dat hij fysiek werd en moeder de deur uitduwde. (…)

13. Moeder was zo overstuur en vader ging de katten halen op een andere dag dan die de zoon had verordonneerd. De zoon was furieus. Vader werd aangevallen met een koffiebus en raakte daarbij gewond. Vader deed aangifte.

Een en ander mondde uit in een strafrechtelijke procedure, waarbij tevergeefs het middel van mediation werd ingezet.

14. Moeder is kapot van deze gang van zaken, Zij zegde de woning uiteindelijk op, waarna zij met allerlei wilde vorderingen van de zoon werd geconfronteerd. (…)

16. Moeder en vader zijn best bang voor het gedrag van de zoon en terecht, gezien de verwonding van vader en het feit dat de zoon haar letterlijk vastpakte om haar uit de woning te duwen. Van de week hebben vader en moeder geconstateerd dat de zoon het Facebook account van vader heeft gehackt en een soort excuusbrief in naam van vader heeft opgesteld. Vader heeft in overweging hiervan aangifte te doen bij de politie.

17. Ten aanzien van de familiehond Mara, merkt moeder nog op dat zij vreest dat de zoon Mara wat kan aandoen om haar en vader te kwetsen. Als zij Mara uitlaat dan is moeder bang dat Mara weggepakt kan worden door de zoon.”

1.3 Klager heeft verweerster bij e-mail van 13 oktober 2016 aansprakelijk gesteld voor de door hem geleden immateriële schade als gevolg van de door haar over hem gedane uitlatingen tijdens de zitting van 20 april 2016. Verweerster heeft de aansprakelijkheidstelling doorgeleid naar haar verzekeraar.

1.4 Bij brief van 28 november 2016 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij zich onnodig grievend over klager heeft uitgelaten en onjuiste feiten heeft geponeerd.

2.2 Klager heeft zijn klacht aldus toegelicht dat de pleitnota van verweerster dusdanig veel grievende onjuistheden bevat, dat het gebruik daarvan als onbetamelijk kan worden beschouwd. Naar de mening van klager heeft iedere advocaat de plicht om een rechtszaak hoofdzakelijk op feiten te voeren, waarbij er uiteraard afdoende ruimte dient te zijn voor een van de wederpartij afwijkende voorstelling van zaken. Het ter publieke zitting en zonder enig voorbehoud te schande maken van de wederpartij door het verspreiden van lasterlijke en irrelevante uitspraken, is volgens hem echter niet toelaatbaar.

3 VERWEER

3.1 Verweerster voert verweer dat hierna, voor zover van belang, zal worden weergegeven.

4 BEOORDELING

4.1 De klacht ziet op het handelen van verweerster als advocaat van een wederpartij. Uitgangspunt bij de beoordeling van een dergelijke klacht is dat een advocaat een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij en geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. Bij ernstige beschuldigingen aan het adres van de wederpartij kan er onder omstandigheden echter aanleiding zijn voor de advocaat om nadere informatie te verlangen van zijn cliënt.

4.2 De voorzitter overweegt als volgt. Als niet betwist gaat de voorzitter ervan uit dat klager zijn moeder heeft gedagvaard nadat zij de huur van de woning, waar ook klager verbleef, had opgezegd, waardoor klager zonder woning kwam te zitten. In het licht hiervan is hetgeen verweerster ter zitting heeft toegelicht over de voorgeschiedenis (zie hiervoor, 1.2), niet irrelevant, althans diende verweerster een redelijk belang van haar cliënte door dat verhaal te vertellen.

4.3 Klager heeft voorts niet betwist dat zijn vader aangifte heeft gedaan en dat er een strafrechtelijke procedure tegen klager is gevolgd, zodat van de juistheid van die stellingen kan worden uitgegaan. In dat licht valt niet in te zien dat verweerster nader onderzoek had moeten doen naar de door haar cliënte geuite beschuldigingen aan het adres van klager als hiervoor, in 1.2, vermeld.

4.4 Dit maakt dat niet kan worden gezegd dat verweerster onnodig grievende uitlatingen heeft gedaan of dat zij feiten heeft geponeerd waarvan zij de onwaarheid kende of redelijkerwijs kon kennen.

4.5 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, dan ook kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus in het openbaar uitgesproken door mr. A.P. Schoonbrood-Wessels, voorzitter, met bijstand van mr. S. van Excel als griffier op 15 mei 2017.

Griffier  Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 15 mei 2017 verzonden.