ECLI:NL:TACAKN:2017:37 Accountantskamer Zwolle 17/425 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2017:37
Datum uitspraak: 09-06-2017
Datum publicatie: 09-06-2017
Zaaknummer(s): 17/425 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht gegrond met berisping
Inhoudsindicatie:   Kantoortoetsing. I.v.m. externe begeleiding vooruitzicht op afdoende verbetering. Daarom berisping en hertoetsing over 1 jaar.

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 17/425 Wtra AK van 9 juni 2017 van

de KONINKLIJKE NEDERLANDSE BEROEPSORGANISATIE VAN ACCOUNTANTS (Nba) ,

gevestigd te Amsterdam,

K L A A G S T E R ,

raadslieden: mr. G.M.C. Neuteboom-Klink en mr. J.R. Baas,

t e g e n

Y ,

accountant-administratieconsulent,

kantoorhoudende te [plaats],

B E T R O K K E N E .

1.         Het verloop van de procedure

1.1       De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de in deze zaak gewisselde en aan partijen bekende stukken, waaronder:

-        het op 16 februari 2017 ingekomen klaagschrift van 14 februari 2017 met bijlagen;

-        het op 21 maart 2017 ingekomen verweerschrift van 20 maart 2017 met bijlage.

1.2       De Accountantskamer heeft de klacht behandeld ter openbare zitting van 8 mei 2017 waar zijn verschenen: namens klaagster, G.J.A.H. van der Wielen AA, bijgestaan door mr. J.R. Baas en mr. G.M.C. Neuteboom-Klink, advocaten te Den Haag, en betrokkene in persoon bijgestaan door drs. [A] (hierna: [A]) en [B] AA.

1.3       Klaagster en betrokkene hebben op genoemde zitting hun standpunten doen toelichten (klaagster aan de hand van pleitaantekeningen, die aan de Accountantskamer zijn overgelegd) en toegelicht, alsmede doen antwoorden en/of geantwoord op vragen van de Accountantskamer.

2.         De vaststaande feiten

Op grond van de inhoud van de gedingstukken en aan de hand van het verhandelde ter zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.1       Betrokkene is sedert 30 juni 1999 als accountant-administratieconsulent ingeschreven in het accountantsregister. Tot 1 januari 2015 was betrokkene verbonden aan [C accountants]. Dat kantoor is per 1 januari 2015 gefuseerd  met accountantskantoor [D] Accountants (hierna: [D]). Betrokkene is van dit kantoor mede-eigenaar en dagelijks beleidsbepaler.

2.2       De accountantspraktijk van betrokkene is op 18 september 2013 onderworpen aan een toetsing op grond van de destijds geldende Verordening op de kwaliteitstoetsing NOvAA.  Op 8 november 2013 heeft een aanvullende toetsing plaatsgevonden omdat een aan het accountantskantoor verbonden administratiekantoor ten onrechte niet in de toetsing was betrokken. Deze toetsing heeft geresulteerd in het eindoordeel van 19 maart 2014.

Dit eindoordeel hield in dat het interne stelsel van kwaliteitsbeheersing van de accountantspraktijk van betrokkene in opzet en werking op belangrijke onderdelen niet voldeed en verbetering behoefde. Betrokkene heeft naar aanleiding daarvan (bij brief van 25 april 2014) op 29 april 2014 een verbeterplan ingediend en omdat dit onvoldoende was, per brief van 22 mei 2014 een aanvulling daarop. Omdat het verbeterplan nog steeds onvoldoende was heeft betrokkene bij e-mail van 27 oktober 2014 een tweede aanvullend verbeterplan ingediend. Dat verbeterplan is bij beslissing van 10 december 2014 op grondslag van artikel 15, vijfde lid van de (destijds geldende) Verordening op de kwaliteitsbeoordelingen (VoKwb (oud)), door de Raad voor Toezicht (hierna: de Raad) goedgekeurd.

2.3       De accountantspraktijk van betrokkene heeft begin 2015 bericht ontvangen aangewezen te zijn voor een hertoetsing in 2015 op grondslag van de VoKwb (oud). Daarover is betrokkene nader geïnformeerd bij brief van 2 april 2015.  De Raad heeft betrokkene bij brief van 14 april 2015 geïnformeerd over de datum van de hertoetsing.

2.4       Op 18 november 2015 heeft de hertoetsing plaatsgevonden en wel op basis van de dossiers van vier samenstellingsopdrachten. Het conceptverslag van de hertoetsing is bij brief van 30 november 2015 aan betrokkene gezonden. Betrokkene heeft hierop gereageerd bij e-mail van 18 december 2015 en bij brief van 30 december 2015 is het definitieve toetsingsverslag aan betrokkene gezonden.

2.5       Bij brief van 10 februari 2016  heeft de Raad het eindoordeel van de hertoetsing aan betrokkene toegezonden, inhoudende dat het interne stelsel van kwaliteitsbeheersing van de accountantspraktijk van betrokkene in opzet en werking niet voldeed aan het bepaalde bij of krachtens de Wet op het accountantsberoep (Wab). De Raad heeft betrokkene in die brief tevens meegedeeld klaagster te zullen adviseren zijn bevindingen in de vorm van een klacht aan de tuchtrechter voor te leggen. 

2.6       Klaagster heeft daarop besloten de onderhavige tuchtklachten tegen betrokkene in te dienen. Hierover is betrokkene bij brief van 24 maart 2016 geïnformeerd.

2.7       Inmiddels laat (het kantoor van) betrokkene zich terzake het stelsel van kwaliteitsbeheersing begeleiden door [E], een kennis- en adviescentrum voor accountantskantoren, waaraan [A] verbonden is.

3.         De klacht

3.1       De klacht houdt in, zoals de Accountantskamer het klaagschrift en de daarin vervatte stellingen in hun onderling verband begrijpt, het verwijt dat betrokkene in strijd met artikel 3 van de per 29 september 2015 gewijzigde Verordening op de kwaliteitsbeoordelingen (VoKwb) er niet voor heeft zorg gedragen dat de accountantspraktijk, waarbij hij werkzaam is, ten tijde van de hertoetsing voldeed aan het bepaalde bij of krachtens de Wab, doordat hij als dagelijks beleidsbepaler er niet voor heeft zorg gedragen dat de interne beheersing van de accountantspraktijk voldeed aan de daaraan te stellen eisen op grond van hoofdstuk 2 van de Nadere voorschriften accountantskantoren aan assurance verwante opdrachten (AA) (hierna: NVAK-aav), en met name de artikelen 10 en 11 daarvan, en aldus ook in strijd heeft gehandeld met onder meer de fundamentele beginselen ‘professionaliteit’ en ‘vakbekwaamheid en zorgvuldigheid’ zoals neergelegd in artikel 2 van de Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA).

3.2       De Accountantskamer merkt daarbij op dat na de per 29 september 2015 in werking getreden wijziging van de Vokwb, deze verordening wellicht onbedoeld [1] , niet meer de norm verwoordt dat een accountantspraktijk dient te beschikken over een stelsel van kwaliteitsbeheersing dat in opzet en werking voldoet aan het bij of krachtens de Wab gestelde, terwijl ingevolge de artikelen 9 en 15 van deze verordening bij de voorgeschreven (her)toets daarnaar wel onderzoek wordt gedaan. Wat daarvan verder ook zij, uit voormelde NVAK-aav, tweede hoofdstuk, blijkt dat een accountantskantoor (en dus krachtens artikel 1 van de Verordening op de ledengroepen ook een accountantspraktijk) de kwaliteit dient te beheersen van de door het kantoor uitgevoerde aan assurance verwante opdrachten (artikel 10) en dat een beheerste en integere bedrijfsuitoefening is gewaarborgd en ook daadwerkelijk wordt uitgeoefend (artikel 11). Het voldoen aan deze norm acht de Accountantskamer begrepen in de verplichting die is verwoord onder artikel 3 Vokwb. Voorts blijkt uit artikel 2, tweede lid NVAK-aav dat betrokkene als dagelijks beleidsbepaler daarop tuchtrechtelijk kan worden aangesproken.

3.3       Aan deze klacht is ten grondslag gelegd dat de toetsers tijdens de hertoetsing van 18 november 2015 tekortkomingen hebben geconstateerd doordat de gebruikte rapportgenerator onjuist is ingericht waardoor samengestelde rapporten onvolledig en onjuist zijn, en voorts tekortkomingen in drie van de vier getoetste samenstellingsdossiers

(genummerd 01, 02 en 04) in opdrachtaanvaarding en –continuering en in  documentatie en uitvoering.    

4.         De gronden van de beslissing

Omtrent de klacht en het daartegen gevoerde verweer overweegt de Accountantskamer het volgende. 

4.1       Op grond van artikel 42 van de Wet op het accountantsberoep (hierna: Wab) is de accountant ten aanzien van de uitoefening van zijn beroep onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens de Wab bepaalde en ter zake van enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

4.2       Het handelen en/of nalaten waarop de klacht betrekking heeft, moet, nu dit plaatshad ná 4 januari 2014 worden getoetst aan de sindsdien geldende Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA).

4.3       Daarbij stelt de Accountantskamer voorop dat het in een tuchtprocedure als de onderhavige in beginsel aan klaagster is om feiten en omstandigheden te stellen en - in geval van (gemotiveerde) betwisting - aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat de betrokken accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.4       Zoals hiervoor aangegeven kan naar het oordeel van de Accountantskamer van betrokkene als de dagelijks beleidsbepaler van de accountantspraktijk worden verlangd dat deze er steeds voor zorg draagt dat de interne beheersing (hierna aan te duiden als “het stelsel van kwaliteitsbeheersing”) voldoet aan de vereisten van hoofdstuk 2 van de NVAK-avv.

4.5       De onderdelen van de klacht als vermeld onder 3.1 zijn in het klaagschrift toegelicht met de constateringen van de tekortkoming in het gebruik van de rapportgenerator  (in strijd met artikel 11, eerste lid NVAK-aav) en van de hierna volgende tekortkomingen geconstateerd door de toetsers bij gelegenheid van de hertoetsing van de praktijk van betrokkenen op 18 november 2015, welke tekortkomingen evenzovele overtredingen opleveren van onder meer het in de NVCOS 4410 bepaalde.

Inzake de opdrachtaanvaarding en -continuering

Ten aanzien van samenstellingsopdracht 01 en 04 hebben de toetsers geconstateerd dat de opdrachtvoorwaarden niet vastliggen in een schriftelijke (getekende) opdrachtbevestiging of anderszins in het dossier vastgelegd zijn.

Inzake de documentatie en uitvoering van de werkzaamheden  

Ten aanzien van de samenstellingsopdrachten 01 en 02 hebben de toetsers geconstateerd dat in beide dossiers de statuten van de cliënten ontbreken.

Tevens hebben zij voor de samenstellingsopdracht 01 geconstateerd dat uit het dossier niet voldoende blijkt dat betrokkene de identiteit van de klant heeft vastgesteld en geïdentificeerd en dat betrokkene aandacht heeft besteed aan onderhanden werken en projecten. Voorts heeft betrokkene de waarderingsgrondslagen onvoldoende toegelicht in de jaarrekening en ontbreekt in de jaarrekening een vermelding van niet uit de balans blijkende verplichtingen.  Verder heeft betrokkene zijn cliënt niet gewezen op openstaande oude suppleties omzetbelasting.

Voor samenstellingsopdracht 02 hebben zij tevens geconstateerd dat betrokkene de waarderingsgrondslagen noch in het dossier heeft opgenomen, noch in de jaarrekening en dat hij heeft verzuimd vergelijkende cijfers op te nemen en geen toelichting heeft gegeven op het ontbreken van deze cijfers. Ook hebben zij geconstateerd dat in dat dossier niet blijkt dat betrokkene de jaarrekening heeft besproken met zijn opdrachtgever hetgeen gelet op de tekortkomingen wel had gemoeten. Verder blijkt volgens hen uit het dossier onvoldoende of sprake is van onderhanden werken of projecten en of daarover gesproken is met de leiding van de entiteit, dat betrokkene heeft nagelaten aandacht te besteden aan de voorraad van het bedrijf en dat betrokkene te weinig inzicht heeft in het declaratiesysteem van de cliënt, in de projectadministratie en in de voorraden. Voorts  heeft betrokkene volgens de toetsers de buitengewone lasten in de jaarrekening niet toegelicht, de ‘vordering groepsmaatschappijen’ ten onrechte vermeld onder ‘overige vorderingen en niets opgemerkt over het feit dat de liquide middelen niet ter vrije beschikking van de cliënt stonden. Ten slotte hebben de toetsers geconstateerd dat betrokkene geen cijferbeoordeling of –analyse heeft verricht, heeft verzuimd de niet uit de balans blijkende verplichtingen te vermelden, dat in de jaarrekening in strijd met artikel 2:392 BW niet is vermeld waarom de accountantsverklaring ontbreekt en dat uit het dossier niet kan worden afgeleid of betrokkene aandacht heeft besteed aan gebeurtenissen na balansdatum.

Ten aanzien van samenstellingsopdracht 04 hebben de toetsers geconstateerd dat betrokkene onvoldoende aandacht heeft besteed aan de materiële posten in de jaarrekening, dat gegevens ontbreken met betrekking tot de externe financiering van het bedrijf en dat er geen aansluiting is gemaakt tussen de in de jaarrekening opgenomen omzet en de omzet zoals deze blijkt uit de omzetbelastingadministratie terwijl sprake was van een verschil. Voorts hebben de toetsers geconstateerd dat gegevens ontbreken over ‘niet uit de balans blijkende verplichtingen’ en dat betrokkene de dividenduitkering in eigen vermogen heeft opgenomen als overige mutatie en geen onderbouwing heeft gegeven in het dossier van de verschuldigde vennootschapsbelasting.

4.6       Betrokkene heeft in zijn verweerschrift toegelicht dat de samenvoeging van een administratiekantoor met het accountantskantoor door onder meer persoonlijke omstandigheden niet soepel is verlopen en de toetsing in 2013 hem heeft doen besluiten geen assurance-opdrachten meer uit te voeren. Voorts heeft hij de oorzaken van de bevindingen van de toetsers toegelicht. Deze heeft hij niet betwist, zij het dat wat de rapportgenerator betreft, hij deze in het dossier van samenstellingsopdracht 02 bewust heeft uitgezet omdat met de van een ander kantoor verkregen vergelijkende cijfers niet kon worden gewerkt.  De samenwerking met een nieuwe vennoot (belastingdeskundige) en de met [E] gemaakte afspraken over ondersteuning bij de verbetering van het stelsel moeten er  echter voor zorgen dat het stelsel van kwaliteitsbeheersing spoedig aan de eisen gaat voldoen, zo heeft hij in zijn verweerschrift betoogd en ter zitting nader toegelicht. Ook wordt op het kantoor aandacht besteed aan nieuwe software en aan een overstap op volledig digitale dossiers. Volgens betrokkene wordt gelet daarop hard gewerkt aan een verbetering ten aanzien waarvan hij de overtuiging heeft dat deze in de loop van 2017 verder vorm wordt gegeven en per 1 januari 2018 volledig is gerealiseerd. Het vertrouwen hierin is door [A] (E]) ter zitting ondersteund.

4.7       Op grond van het voorgaande is de Accountantskamer van oordeel dat, gezien de aard en de omvang van voormelde vastgestelde overtredingen van onder meer de NVCOS 4410, aannemelijk is geworden dat betrokkene er niet voor heeft zorggedragen dat het stelsel van kwaliteitsbeheersing van zijn accountantspraktijk voldeed aan de eisen van artikel 10 en 11 NVAK-aav en dat derhalve geoordeeld moet worden dat betrokkene er niet voor heeft zorg gedragen dat zijn accountantspraktijk ten tijde van de hertoetsing van 18 november 2015 voldeed aan het bepaalde krachtens de Wab, zoals artikel 3 VoKwb van hem verlangde. Hij heeft daarmee tevens het fundamentele beginsel van ‘vakbekwaamheid en zorgvuldigheid’ als bedoeld in artikel 2 van de VGBA niet in acht genomen. De door betrokkene genoemde omstandigheden brengen niet met zich dat betrokkene hiervan geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. De klacht is daarom gegrond te achten.

4.8       Nu de klacht gegrond moet worden verklaard, kan de Accountantskamer een tuchtrechtelijke maatregel opleggen. Bij de beslissing daaromtrent houdt zij rekening met de aard en de ernst van het verzuim van betrokkene en de omstandigheden waaronder dit zich heeft voorgedaan. D e onder 4.5 geconstateerde tekortkomingen zouden de maatregel van (tijdelijke) doorhaling in het accountantsregister hebben kunnen rechtvaardigen. Betrokkene heeft er, zo blijkt uit zijn verweerschrift en toelichting ter zitting, echter blijk van gegeven zich ervan bewust te zijn dat hij fouten heeft gemaakt en naar voren gebracht een samenwerking met een nieuwe kantoorgenoot te zijn aangegaan en zich inmiddels door [E] bij het op orde brengen van het stelsel van kwaliteitsbeheersing van zijn accountantspraktijk professioneel te laten begeleiden. Ook zal hij geen assurance-opdrachten meer aanvaarden.

Klaagster heeft bij monde van haar vertegenwoordiger Van der Wielen ter zitting naar voren gebracht in deze ontwikkelingen nog mogelijkheden te zien dat het stelsel van kwaliteitsbeheersing van het kantoor spoedig ten goede keert en dienaangaande medio 2018 een nieuwe toetsing (zonder hertoetsing) te willen uitvoeren; klaagster heeft derhalve aangegeven het verantwoord te achten betrokkene nog een kans te gunnen. Betrokkene heeft aangegeven er alles aan te zullen doen om bij de voorgestelde tweede hertoetsing het stelsel van kwaliteitsbeheersing op orde te hebben.

In een en ander ziet de Accountantskamer reden in deze klachtzaak af te zien van een maatregel van (tijdelijke) doorhaling in het accountantsregister en de maatregel van berisping passend en geboden te achten. Daarbij gaat zij ervan uit dat betrokkenes accountantspraktijk bij een nieuwe hertoetsing medio 2018 en derhalve zonder dat na het indienen van een verbeterplan nogmaals een (derde) hertoetsing wordt uitgevoerd, beschikt over een stelsel van kwaliteitsbeheersing dat wel voldoet aan de daarvoor geldende eisen en dat dit bij bedoelde toetsing door de Nba ook zal blijken. Voorts gaat de Accountantskamer er van uit dat betrokkene niet terugkomt op zijn beslissing om geen assurance-opdrachten meer uit te voeren. Tenslotte is meegewogen dat aan betrokkene niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd.

4.9       Op grond van het hiervoor overwogene wordt als volgt beslist.

5.         Beslissing

De Accountantskamer:

·       verklaart de klacht gegrond;

·       legt ter zake aan betrokkene op de maatregel van berisping;

·       verstaat dat de AFM en de voorzitter van de Nba na het onherroepelijk worden van deze uitspraak én de uitvaardiging van een last tot tenuitvoerlegging door de voorzitter van de Accountantskamer, zorgen voor opname van deze tuchtrechtelijke maatregel in de registers, voor zover betrokkene daarin is of was ingeschreven;

Aldus beslist door mr. M.B. Werkhoven, voorzitter, mr. A.D.R.M. Boumans en mr. W.J.B. Cornelissen (rechterlijke leden) en mr. drs. J.B. Backhuijs RA en J. Maan AA (accountantsleden), in aanwezigheid van mr. G.A. Genee, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 9 juni 2017

_________                                                                                          __________

secretaris                                                                                           voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Ingevolge artikel 43 Wtra kan tegen deze uitspraak binnen 6 weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld door middel van het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (adres: Postbus 20021, 2500 EA  Den Haag). Het beroepschrift dient te zijn ondertekend en de gronden van het beroep te bevatten.


[1] Blijkens de toelichting op het vernieuwde artikel 3 lijkt de beroepsregelgever beoogd te hebben om dit artikel alleen  te wijzigen wat betreft de aanwijzing van de verantwoordelijke persoon die kan worden aangesproken op de norm om zorg te dragen voor een adequaat stelsel van kwaliteitsbeheersing van de accountantspraktijk.