ECLI:NL:TNORSHE:2016:29 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2016/38

ECLI: ECLI:NL:TNORSHE:2016:29
Datum uitspraak: 21-11-2016
Datum publicatie: 15-12-2016
Zaaknummer(s): SHE/2016/38
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen:
  • Klacht niet-ontvankelijk
  • Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Notaris heeft niet gereageerd op aangetekende brief van klager over dossier dat een jaar eerder was gesloten. Van een notaris mag worden verwacht dat hij kennis neemt van de inhoud van de aan hem gerichte correspondentie en daar zo nodig deugdelijk en tijdig op reageert. Dat de notaris de inhoud van de brief enkel voor kennisgeving heeft aangenomen en deze niet heeft beantwoord, acht de kamer in de gegeven (in de beslissing omschreven) omstandigheden van onvoldoende gewicht om dit onderdeel van de klacht gegrond te verklaren. 

Klachtnummer    : SHE/2016/38 (voorheen SHE/2015/61)

Datum uitspraak : 21 november 2016

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ’s-HERTOGENBOSCH

De kamer voor het notariaat neemt de volgende beslissing naar aanleiding van de klacht van:

de heer dr. ir. […] (hierna: klager) en

mevrouw […] (hierna: klaagster)

(gezamenlijk hierna: klagers),

geregistreerd partners, wonende in […]

gemachtigde: de heer mr. ir. J.L. Mieras, wonende in Kapelle,

tegen

oud-notaris de heer mr. [X] (hierna: mr. [X]),

voorheen gevestigd in […].

1.         De procedure

1.1.       Bij brief van 22 juli 2015 is namens klagers een klacht geformuleerd tegen mr. [X]. Dit klaagschrift is op 22 juli 2015 binnengekomen bij de kamer voor het notariaat (hierna: de kamer).

1.2.       Mr. [X] heeft op de klacht geantwoord.

1.3.       Bij beslissing van 21 september 2015 heeft mr. H.A.W. Snijders, plaatsvervangend voorzitter van de kamer, de klacht kennelijk ongegrond verklaard en deze terstond afgewezen.

1.4.       Bij brief van 2 oktober 2015 hebben klagers verzet ingesteld tegen deze beslissing. Het verzetschrift is op 2 oktober 2015 door de kamer per mail ontvangen.

1.5.       De kamer heeft het verzet behandeld ter zitting van 18 januari 2016. Bij beslissing van 25 april 2016 heeft de kamer het verzet gegrond verklaard ten aanzien van de klacht dat mr. [X] niet heeft gereageerd op de brief van klager van 21 mei 2013. De kamer heeft bepaald dat dit klachtonderdeel in verdere behandeling zal worden genomen. Het verzet is voor het overige ongegrond verklaard.

1.6.       Nadat partijen vervolgens zijn opgeroepen voor de verdere behandeling, is deze behandeling eenmaal wegens interne omstandigheden en eenmaal op verzoek van mr. [X] aangehouden. Bij mail van 26 september 2016 heeft mr. [X] wederom aanhouding van de mondelinge behandeling gevraagd. De kamer heeft dit verzoek bij brief van 4 oktober 2016 afgewezen, maar heeft hem wel in de gelegenheid gesteld alsnog schriftelijk verweer te voeren tegen het nog te behandelen onderdeel van de klacht. Mr. [X] heeft van deze gelegenheid gebruik gemaakt onder gelijktijdige toezending van een kopie van zijn verweerschrift aan de gemachtigde van klagers.

1.7.       De verdere behandeling heeft plaatsgevonden ter zitting van de kamer van 17 oktober 2016. Klager is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Zij hebben het standpunt van klager nader toegelicht, mede aan de hand van pleitnotities. Mr. [X] is, met voorafgaand schriftelijk bericht van verhindering, niet verschenen.

2.          De feiten

2.1.      Klager is vanaf 1995 cliënt geweest van mr. [X]. Zij hebben altijd een goede relatie met elkaar gehad. Mr. [X] is bevriend met de broer van klager.

2.2.      In 2011 hebben klagers hun testament gewijzigd ten overstaan van mr. [X].

2.3.      Op 16 september 2011 is de moeder van klager overleden. Bij testament had zij aan haar beide zoons, gezamenlijk, een reeds door hen gepacht perceel bouwland gelegateerd en aan haar dochter haar eigen woonhuis “zulks tegen inbreng in - of verrekening met mijn nalatenschap van de waarde ervan, voor wat betreft het woonhuis in permanent verhuurde staat (…) vast te stellen in onderling overleg”. Eind september 2011 heeft klager mr. [X] gevraagd een akte van erfrecht op te stellen en zorg te dragen voor de levering van de legaten. De verdere afwikkeling van de nalatenschap zouden de drie erfgenamen zelf regelen. Met het oog daarop hebben zijn broer en zuster aan klager een volmacht verleend.

2.4.      De akte van erfrecht is op 11 oktober 2011 gepasseerd door mr. [X]. Op 30 november 2011 heeft klager mr. [X] bericht dat de erfgenamen het eens waren geworden over de onderling te verrekenen waarden van de gelegateerde registergoederen en dat hij met zijn broer overeenstemming had bereikt over de grenslijn van het te splitsen perceel. De notaris heeft de broers vervolgens geadviseerd om uit oogpunt van kostenbesparing eerst de kadastrale uitsplitsing van het perceel te laten uitvoeren, waarna de drie legaten tegelijk zouden kunnen worden geleverd.   

2.5.      Omdat de zuster het woonhuis eigenlijk zo spoedig mogelijk wilde verkopen, heeft zij daarover op 4 februari 2012 een gesprek gehad met klager. Hij kon instemmen met een eerdere levering van haar legaat op voorwaarde dat bij een eventuele verkoop van het woonhuis de verkoopopbrengst onder de notaris zou blijven berusten totdat ook de overige legaten zouden zijn geleverd. Op 9 februari 2012 heeft de echtgenoot van de zuster het notariskantoor benaderd in verband met de gewenste eerdere levering. Bij mail van 21 februari 2012 heeft de zuster klager bericht dat zij op basis van het door het notariskantoor gegeven advies een overeenkomst had opgesteld, die als zij als bijlage bij de mail had gevoegd. Verder heeft zij klager (onder meer) bericht:

“Met het opvolgen van het gegeven advies wordt de woning mijn eigendom. Het parkeren van de opbrengst dient vervolgens geen enkel doel. Je kan dit zo nodig navragen bij de notaris.“

2.6.      Nadat het Kadaster mr. [X] op 1 maart 2012 had bericht dat de percelen landbouwgrond waren uitgesplitst en opgemeten, heeft hij een concept opgesteld van de akte van levering met betrekking tot de drie legaten. Dit concept is op 5 maart 2012 ter beoordeling aan de erfgenamen toegezonden en klager heeft de inhoud daarvan op 15 maart 2012 met mr. [X] besproken. Na toevoeging van een aanvullende pachtafspraak tussen klager en zijn broer heeft klager een volmacht ondertekend omdat hij niet zelf bij het passeren van de akte aanwezig kon zijn. De akten, waarin partijen uitdrukkelijk bevestigden “dat het waardeverschil van de gelegateerde percelen onderling tussen partijen werd verrekend bij de verdeling der boedelgelden en ter zake waarvan kwijting wordt verleend” zijn op 23 maart 2012 gepasseerd. Mr. [X] heeft geen (verdere) werkzaamheden verricht met betrekking tot de afwikkeling van de nalatenschap van moeder en het dossier is gesloten.  

2.7.      Als gevolg van een mededeling van de broer van klager is bij klagers het vermoeden gerezen dat mr. [X] of iemand uit zijn directe omgeving zijn geheimhoudingsplicht had geschonden ten aanzien van de inhoud van hun testamenten. Op 15 november 2012 hebben klagers daarover een gesprek gehad met mr. [X]. Na afloop van het gesprek hebben zij hun dossiers, die bij mr. [X] aanwezig waren, mee naar huis genomen.

2.8.      Mr. [X] heeft de kwestie vervolgens besproken met de broer van klager. Bij brief van 26 november 2012 heeft mr. [X] de beschuldiging ontkend en aan klagers meegedeeld dat deze beschuldiging door hem als buitengewoon grievend was ervaren met de opmerking dat hij excuses van klagers passend achtte. Vervolgens heeft klager mr. [X] bij brief van 4 december 2012 meegedeeld dat hij hun zakelijke relatie als beëindigd beschouwde.

2.9.      Bij brief van 21 mei 2013 heeft klager mr. [X] het volgende meegedeeld:

“Op 4 februari 2012 vroeg zus […] toestemming voor een vroegtijdige levering van de woning […] uit de nalatenschap van moeder […]. Ik kon daarmee toen akkoord gaan mits zij bij een verkoop de verkoopsom bij uw kantoor zou parkeren totdat ook de overige legaten zouden zijn geleverd.

Vervolgens heeft uw kantoor mijn zus (en broer […]) geadviseerd dat mijn voorwaarde geen enkel doel had. Mijn belangen, zowel privé als die van mijn akkerbouwbedrijf, werden hiermee totaal genegeerd. Enige uitleg hierover heb ik nooit van u mogen ontvangen, noch van mijn familie.

Ik heb dit advies van uw kantoor dan ook als bijzonder bezwaarlijk ervaren en excuses uwerzijds zouden dan ook, alsnog, op zijn plaats zijn.”

2.10.    Per 1 oktober 2013 is aan mr. [X] eervol ontslag verleend. Zijn protocol is per die datum overgedragen aan notaris de heer mr. [Y].

2.11.    Bij brief van 2 maart 2015 heeft klager mr. [Y] (onder meer) meegedeeld dat op zijn brief van 21 mei 2013 “vreemd genoeg nooit een respons” was gekomen. Naar aanleiding van het verzoek van klager aan mr. [Y] om een aanvullende reactie te geven, heeft mr. [Y] hem bij brief van 9 maart 2015 (onder meer) als volgt bericht:

“Het schrijven van 21 mei 2013 waaraan u refereert, heb ik nagelezen en ik heb hier slechts een aantekening op genoteerd gezien, waaruit blijkt dat de heer mr. [X] het een merkwaardig verhaal vindt en ook niet bekend is met de geschetste situatie.”

2.12.    Op 25 maart 2015 heeft mr. [Y] een gesprek gehad met klager en zijn gemachtigde, waarbij klager zijn dossier en dat van zijn moeder heeft ingezien. Daarna heeft mr. [Y] zich ingespannen om een gesprek te arrangeren tussen klager(s) en mr. [X] op het notariskantoor. Bij mailbericht van 16 juni 2015 heeft mr. [Y] klager bericht dat mr. [X] tot een ontmoeting bereid was, mits klager zijn verontschuldigingen zou aanbieden aan mr. [X] voor de beschuldiging dat hij zijn geheimhoudingsplicht zou hebben geschonden. Bij mailbericht van 18 juni 2015 heeft de gemachtigde van klager aan mr. [Y] voorgesteld eerst te proberen in een gesprek duidelijkheid te verkrijgen over de gang van zaken, met de mededeling dat klager het te prematuur vond om excuses aan te bieden.

2.13.    Op 29 juni 2015 hebben klager en mr. [X] elkaar gesproken op het notariskantoor. Klagers hebben op 22 juli 2015 deze klacht tegen hem ingediend.

3.          De verdere beoordeling

3.1.       Op grond van artikel 93 Wet op het notarisambt (Wna) zijn notarissen aan het tuchtrecht onderworpen. Ook (oud-) notarissen die niet meer als zodanig werkzaam zijn, blijven aan de tuchtrechtspraak onderworpen in verband met hun handelen of nalaten gedurende de tijd dat zij als zodanig werkzaam waren. De kamer dient de handelwijze van mr. [X] te toetsen aan de in dat artikel omschreven tuchtnorm.

3.2.       Nu de plaatsvervangend voorzitter van de kamer eerder een (inmiddels onherroepelijke) beslissing heeft gegeven over de klacht met betrekking tot de schending van de geheimhoudingsplicht, dient de kamer thans enkel te beoordelen of mr. [X] tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door niet te reageren op de brief van klager van 21 mei 2013 (hierna ook: de brief) over het advies van mr. [X] dat het in depot houden van de mogelijke verkoopopbrengst van het woonhuis geen enkel doel diende. Klager is van mening dat mr. [X] op dit punt jegens hem niet op een eerlijke, nauwgezette en onpartijdige wijze heeft gehandeld. Mr. [X] heeft verweer gevoerd tegen dit onderdeel van de klacht. Op de inhoud van dit verweer zal, voor zover relevant, hierna worden ingegaan.

3.3.       De kamer constateert allereerst dat de brief, die betrekking heeft op de nalatenschap van de moeder van klager, door/uit naam van klager is geschreven. Nu vast staat dat de brief niet (mede) door of namens klaagster is geschreven, terwijl ook anderszins niet is gesteld of gebleken op welke grond klaagster als belanghebbende dient te worden aangemerkt bij de klacht over het niet beantwoorden van de brief, zal de kamer klaagster in dit onderdeel van de klacht niet ontvankelijk verklaren.

3.4.       Vervolgens resteert de vraag of mr. [X] tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door niet te reageren op de brief, die per aangetekende post aan hem is toegezonden. Hij heeft wel kennis genomen van de inhoud van de brief, maar in zijn verweerschrift heeft mr. [X] gesteld dat hij destijds niet heeft gereageerd op het -naar zijn mening onterechte- verwijt van klager “om de simpele reden dat het hierin gestelde alleen al door het tijdsverloop nooit had kunnen worden gerealiseerd”. Daarbij heeft hij aangetekend dat hij het betreurt dat klager zijn niet reageren heeft ervaren als het negeren van zijn belangen.

3.5.       Vooropgesteld wordt dat van een notaris mag worden verwacht dat hij/zij kennis neemt van de inhoud van de aan hem/haar gerichte correspondentie en dat daar zo nodig deugdelijk en tijdig op wordt gereageerd. Gelet op de inhoud van de brief was het klager er (met name) om te doen dat

mr. [X] zijn excuses zou aanbieden voor zijn mededeling dat het in depot houden van de (mogelijke) verkoopopbrengst van het aan zijn zuster gelegateerde woonhuis geen enkel doel diende.

3.6.       Hoewel klager, zoals gemeld, door zijn zuster reeds bij mail van 21 februari 2012 op de hoogte was gesteld van de visie van mr. [X] heeft hij destijds kennelijk geen aanleiding gezien om mr. [X] daarover te raadplegen. Evenmin is gesteld of gebleken dat hij dit punt aan de orde heeft gesteld tijdens zijn bespreking met mr. [X] op 15 maart 2012, waarbij hij heeft ingestemd met de inhoud van de conceptakte. Kennelijk was deze kwestie voor klager destijds niet (meer) dermate relevant, dat hij mr. [X] daarop direct heeft aangesproken. Hij heeft zijn ongenoegen over deze handelwijze niet eerder dan bij de brief van 21 mei 2013 aan mr. [X] kenbaar gemaakt. Op dat moment was er al ruim een jaar verstreken sinds mr. [X] de aan hem opgedragen werkzaamheden had verricht en was het betreffende dossier gesloten. Bovendien was de onderlinge verhouding tussen klagers en mr. [X] inmiddels ernstig verstoord geraakt als gevolg van de bij klager gerezen verdenking dat mr. [X] zijn geheimhoudingsplicht had geschonden. Deze verdenking en de wijze waarop mr. [X] daarop heeft gereageerd, is door klager ervaren als een ernstige inbreuk op het vertrouwen dat hij al zo lang in mr. [X] had gesteld. Mr. [X] heeft de beweerdelijke schending op zijn beurt als buitengewoon grievend ervaren. Dat mr. [X] bevriend is met de broer van klager vormde daarbij een complicerende factor. Aangenomen wordt dat de gemoederen (nog) niet waren bedaard toen mr. [X] de brief van klager ontving.

3.7.       Dat mr. [X] de inhoud van de brief enkel voor kennisgeving heeft aangenomen en deze niet heeft beantwoord, acht de kamer in de gegeven omstandigheden van onvoldoende gewicht om dit onderdeel van de klacht gegrond te verklaren. Daarbij neemt de kamer mede in aanmerking dat de legaten inmiddels aan de erfgenamen waren geleverd en dat de vraag of het destijds al dan niet wenselijk was om de (mogelijke) verkoopopbrengst van het woonhuis in depot te houden daardoor niet meer relevant was. Dat klager vervolgens niet eerder dan bij brief van 2 maart 2015 heeft gerappelleerd, doet overigens vermoeden dat ook voor hem de kwestie eerder minder relevant was dan thans wordt gesteld. Het resterende klachtonderdeel zal dan ook ongegrond worden verklaard.

4.          De beslissing

4.1.       verklaart klaagster niet ontvankelijk in het resterende onderdeel van de klacht;

4.2.       verklaart het resterende onderdeel van de klacht van klager ongegrond. 

Deze beslissing is gegeven door mr. T. Zuidema, plaatsvervangend voorzitter, mr. H.J. Robers, rechterlijk lid, mr. L.J.M. Teunissen, notarislid, mr. J.A.P. Dings, plaatsvervangend notarislid en mr. R.J.M. van den Heuvel, plaatsvervangend belastinglid.

Uitgesproken in het openbaar op 21 november 2016 door mr. T. Zuidema, plaatsvervangend voorzitter, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Hoger beroep tegen vorenstaande beslissing is mogelijk door indiening van een verzoekschrift - binnen dertig dagen na dagtekening van het aangetekend schrijven waarbij van deze beslissing is kennis gegeven - bij het gerechtshof te Amsterdam, postadres: postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.