ECLI:NL:TNORSHE:2016:23 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2015/88

ECLI: ECLI:NL:TNORSHE:2016:23
Datum uitspraak: 23-05-2016
Datum publicatie: 05-09-2016
Zaaknummer(s): SHE/2015/88
Onderwerp: Ondernemingsrecht
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Artikel 44 lid 1 Wna. Volmacht van klager bevond zich reeds in het protocol van de notaris en behoefde dus niet aan de latere akten worden gehecht. Artikel 2 Reglement Geschillencommissie Notariaat. Geschillenregeling is hier niet van toepassing, omdat er geen nieuwe opdracht tussen de notaris en klager tot stand is gekomen. Klacht over handelwijze notaris rondom afgifte grosse ongegrond. Van een advocaat mag worden verlangd dat hij op de hoogte is van de werkwijze rondom de afgifte van grossen. Zo had de advocaat van klager zelf kunnen constateren aan wie de notaris de grosse had uitgereikt en op wiens verzoek dat is geschied. Voorts mag bekend worden verondersteld dat de notaris verplicht is om uit hoofde van zijn ambt partijen bij een akte een grosse van die akte te verstrekken. Een grosse geeft een partij de wettelijk voorgeschreven mogelijkheid zijn uit de akte voortvloeiend recht uit te voeren. Dit recht is voor de notaris, die de akte gepasseerd heeft, geen onderwerp van discussie. T oestemming van klager voor de afgifte van de grosse is niet vereist. Of de grosse ook een executoriale titel oplevert is niet ter beoordeling aan de notaris.

Klachtnummer    : SHE/2015/88

Datum uitspraak : 23 mei 2016

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ’S-HERTOGENBOSCH

De kamer voor het notariaat neemt de volgende beslissing naar aanleiding van de klacht van

de heer […] (verder: klager), wonende te […],

gemachtigde: advocaat mr. [A], gevestigd te […],

tegen

notaris mr. […] (verder: notaris), gevestigd te […].

1.          De procedure

1.1.       Bij brief van 2 oktober 2015 is namens klager een klacht geformuleerd tegen de notaris.

Deze klacht is op 5 oktober 2015 binnengekomen bij de kamer voor het notariaat (verder: de kamer).

1.2.       De notaris heeft op de klacht geantwoord.

1.3.       De voorzitter van de kamer heeft de behandeling van de zaak verwezen

naar de volle kamer.

1.4.       De kamer heeft nadien kennisgenomen van het e-mailbericht (met bijlagen) van de notaris

van 14 maart 2016.

1.5.       De kamer heeft de klacht behandeld op 21 maart 2016. Verschenen is [A], alsmede de notaris. Zij hebben hun standpunten toegelicht.

2.          De feiten

2.1.       Op 30 januari 2015 zijn voor de notaris drie akten houdende aandeelhoudersovereenkomsten verleden. Klager was als aandeelhouder partij bij deze akten. [B] heeft klager bij volmacht vertegenwoordigd. In alle akten staat vermeld dat van deze volmacht blijkt uit een onderhandse akte van volmacht die aan een op 27 januari 2015 voor de notaris verleden akte is gehecht.

2.2.       De notaris heeft nadien op verzoek van andere aandeelhouders die partij zijn bij de drie akten

van 30 januari 2015 grossen van die akten verstrekt. Deze grossen zijn vervolgens door de deurwaarder aan klager betekend.

2.3.       Bij brief van 18 september 2015 heeft [A] de notaris verzocht een kopie van de volmacht toe te zenden. Voorts heeft [A] de notaris gevraagd of hij de grossen heeft verstrekt, en zo ja, wie daartoe opdracht heeft gegeven en waarom de grossen zijn verstrekt zonder instemming van alle betrokken partijen:

       “(…)

Middels de deurwaarder ontving cliënt dezelfde aandeelhoudersovereenkomsten, doch dan gewijzigd voor wat betreft het opschrift. Daar wordt nu vermeld “In naam van de Koning” (…).

U zult er begrip voor hebben dat cliënt zich afvraagt waarom de toevoeging als hiervoor omschreven naderhand is aangebracht en door wie. Gezien de mogelijke implicaties van deze toevoeging, is beantwoording van de vraag wie het karakter van de overeenkomst heeft gewijzigd in een voor executie vatbare grosse, heeft bewerkstelligd. Vooreerst moet ik ervan uitgaan dat deze wijzigingen van uw hand zijn.

Van dit laatste uitgaande, ontvang ik gaarne uw uitleg terzake, met name wie u opdracht heeft gegeven deze overeenkomsten direct uitvoerbaar te maken en uw uitleg waarom u meent daartoe bevoegd te zijn zonder instemming van alle betrokken partijen. Ik verzoek u bij uw uitleg het bepaalde in de artikelen 156 en 430 Rv te betrekken in relatie tot de aard, strekking en inhoud van de door u vastgelegde overeenkomst.

Gaarne verneem ik binnen 7 dagen na heden. Nadien zal ik cliënt moeten adviseren over eventuele verdere stappen.

(…)”

2.4.       Bij e-mailbericht van 23 september 2015 heeft de notaris [A] als volgt bericht:

   “Uw brief van 18 september over de aandeelhoudersovereenkomsten [C]c.s. heb ik in goede orde ontvangen. Uit uw brief maak ik op dat u mij, namens [klager], een opdracht geeft om een juridisch vraagstuk ten behoeve van uw cliënt uit te diepen. Ik wijs u erop dat mijn tarief € 180,00 ex 21% BTW per uur bedraagt. Graag verneem ik van u een bevestiging van de opdracht.”

2.5.       Bij e-mailbericht van 1 oktober 2015 heeft [A] de notaris als volgt bericht:

“(…)

Namens [klager]heb ik u aangesproken en informatie gevraagd omtrent uw ambtshandelingen. Uw antwoord getuigt niet van voldoende inzicht in de functie van notaris. Ik zal het nodige verrichten teneinde uw gedrag te laten toetsen.

(…).”

3.          De klacht en het verweer

3.1.       Klager verwijt de notaris dat hij onzorgvuldig heeft gehandeld. De klacht valt uiteen in de volgende onderdelen:

1.    Volmacht

a.    De notaris heeft de akte van volmacht niet aan de akten van 30 januari 2015 gehecht,

       maar slechts verwezen naar de akte van 27 januari 2015.

b.    De notaris heeft in de akten van 30 januari 2015 niet vermeld wat de inhoud van de akte

       van 27 januari 2015 was en welke partijen bij die akte waren betrokken.

c.    Het is niet duidelijk of de notaris zich ervan heeft overtuigd of de volmacht toereikend was

       voor de akten van 30 januari 2015.

2.   Uitleg afgifte grossen

De notaris heeft desgevraagd geen uitleg gegeven waarom de notaris grossen van de akten van

30 januari 2015 heeft afgegeven. De notaris is uitsluitend bereid uitleg te geven tegen betaling. Klager voert in dat verband aan dat het maar de vraag is of grossen van de aandeelhoudersovereenkomsten afgegeven hadden kunnen worden gelet op het in deze overeenkomsten neergelegde concurrentiebeding. Klager wijst in dit verband op de uitspraak van de Hoge Raad van 24 januari 1935, NJ 1935/498 en de uitspraak van de Hoge Raad van 26 juni 1992, NJ 1993/449. Klager verzoekt de kamer de notaris een aanwijzing te geven om de in voormelde brief van

18 september 2015 neergelegde vragen te beantwoorden.

3.2.       De notaris voert hiertegen verweer. De notaris verzoekt de behandeling van de klacht te schorsen en klager in de gelegenheid te stellen het geschil voor te leggen aan de Geschillencommissie Notariaat, omdat de klacht betrekking heeft op het honorarium van de notaris. Subsidiair verzoekt de notaris de klacht af te wijzen. De notaris voert in dit verband het volgende aan.

De notaris heeft op grond van artikel 49, eerste lid, Wet op het notarisambt (Wna) grossen van de akten van 30 januari 2015 afgegeven. De wet bevat, aldus de notaris, geen uitzondering voor notariële akten die aandeelhoudersovereenkomsten bevatten. De notaris wijst er op dat een notaris zelfs verplicht is een grosse af te geven als een partij om een grosse vraagt. De notaris merkt op dat hij wel degelijk bereid is informatie over de afgifte van de grossen te verstrekken, doch dat hij niet inziet waarom klager daarvoor geen vergoeding is verschuldigd.

4.          De beoordeling

4.1.       Op grond van artikel 93, eerste lid, Wna zijn notarissen aan het tuchtrecht onderworpen.

De kamer dient de handelwijze van de notaris te toetsen aan de in dat aan de in dat artikel omschreven tuchtnorm. De diverse onderdelen van de klacht zullen afzonderlijk worden besproken.

Klachtonderdeel 1 (volmacht)

4.2.       De kamer overweegt met betrekking tot het eerste klachtonderdeel - volmacht - als volgt.

De notaris heeft bij e-mailbericht van 14 maart 2016 een kopie van de volmacht van klager overgelegd waaruit blijkt dat klager op 16 januari 2015 volmacht aan de medewerkers van het notariskantoor heeft gegeven om de in die volmacht nader omschreven akten - waaronder akten houdende aandeelhoudersovereenkomsten - te ondertekenen. De notaris heeft bij voormeld e-mailbericht van

14 maart 2016 voorts correspondentie overgelegd waaruit blijkt dat de notaris concept-akten

- waaronder de drie concept-akten houdende aandeelhoudersovereenkomsten - aan klager heeft gezonden en klager zich op 27 januari 2015 akkoord heeft verklaard met de concept-akten. 

De notaris heeft vervolgens op 27 januari 2015 een notariële depot-akte verleden waaraan verschillende volmachten - waaronder de volmacht van klager - zijn gehecht. Dit brengt mee dat de volmacht van klager zich op 30 januari 2015 reeds in het protocol van de notaris bevond en dus niet aan de akten houdende aandeelhoudersovereenkomsten van 30 januari 2015 kon worden gehecht.

De kamer wijst in dit verband naar artikel 44, eerste lid, Wna. In zoverre faalt het eerste subonderdeel. Anders dan klager heeft betoogd, rust op de notaris geen verplichting om in de akten houdende aandeelhoudersovereenkomsten van 30 januari 2015 te vermelden wat de inhoud van de akte

van 27 januari 2015 was en welke partijen bij die akte waren betrokken. In zoverre faalt ook het tweede subonderdeel. Uit de inhoud van vorenbedoelde volmacht en e-mailcorrespondentie blijkt eveneens dat de volmacht toereikend was voor de akten houdende aandeelhoudersovereenkomsten

van 30 januari 2015. Dit betekent dat ook het derde subonderdeel faalt.

Klachtonderdeel 2 (uitleg afgeven grosse)

De kamer volgt de notaris niet in zijn betoog de klacht voor te leggen aan de Geschillencommissie Notariaat. De geschillenregeling is hier namelijk niet van toepassing, omdat er geen nieuwe opdracht tussen de notaris en klager tot stand is gekomen. De kamer verwijst in dit verband naar artikel 2 Reglement Geschillencommissie Notariaat.

De kamer overweegt dat de vraagstelling van [A] in zijn brief van 18 september 2015

niet geheel duidelijk is. Van een advocaat mag worden verlangd dat hij op de hoogte is van de werkwijze rondom de afgifte van grossen. Zo had [A] zelf kunnen constateren dat

de notaris de grosse aan [X] B.V. heeft uitgereikt op verzoek van [X] B.V. namens [C] B.V., [D] B.V. en [E] B.V. Voorts mag bekend worden verondersteld dat de notaris verplicht is om uit hoofde van zijn ambt partijen bij een akte een grosse van die akte te verstrekken. Een grosse geeft een partij de wettelijk voorgeschreven mogelijkheid zijn uit de akte voortvloeiend recht uit te voeren. Dit recht is voor de notaris, die de akte gepasseerd heeft, geen onderwerp van discussie. T oestemming van klager voor de afgifte van de grosse is niet vereist. Of de grosse ook een executoriale titel oplevert is niet ter beoordeling aan de notaris. De kamer acht dit klachtonderdeel dan ook ongegrond. Gezien het hiervoor overwogene ziet de kamer geen grond het verzoek van klager om een aanwijzing te geven om de in voormelde brief van 18 september 2015 neergelegde vragen te beantwoorden te honoreren.

5.          De beslissing

verklaart de klacht ongegrond.    

Deze beslissing is gegeven door mr. H.A.W. Snijders, plaatsvervangend voorzitter, mr. J.H.L.M. Snijders, plaatsvervangend rechterlijk lid, mr M.A.M. Kessels, plaatsvervangend notaris lid,  mr. S. Lettinga, plaatsvervangend notaris lid, en mr. G.A.M. van Lith, plaatsvervangend belasting lid.

Uitgesproken in het openbaar op 23 mei 2016 door mr. W. Weerkamp, plaatsvervangend voorzitter, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Hoger beroep tegen vorenstaande beslissing is mogelijk door indiening van een verzoekschrift - binnen dertig dagen na dagtekening van het aangetekend schrijven waarbij van deze beslissing is kennis gegeven - bij het gerechtshof te Amsterdam, postadres: postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.