ECLI:NL:TNORSHE:2016:2 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2016/55
ECLI: | ECLI:NL:TNORSHE:2016:2 |
---|---|
Datum uitspraak: | 21-03-2016 |
Datum publicatie: | 24-03-2016 |
Zaaknummer(s): | SHE/2016/55 |
Onderwerp: | Personen- en Familierecht |
Beslissingen: |
|
Inhoudsindicatie: | Na het overlijden van de moeder van klager passeert de notaris in opdracht van vader (executeur) een akte van boedelbeschrijving. Nadat klager bezwaren heeft geuit tegen de inhoud van die akte, stelt de notaris een aanvullende akte van boedelbeschrijving op, waaruit blijkt dat de nalatenschap een hogere waarde vertegenwoordigt. Klager verwijt de notaris (onder meer) dat zij valselijk door vader afgelegde verklaringen heeft trachten te legaliseren/ maskeren. De notaris heeft gesteld dat de aanvullende boedelbeschrijving tot stand is gekomen in overleg met vader, diens advocaat en diens accountant. Volgens de notaris had zij geen enkele reden om te twijfelen aan de integriteit van vader en aan de deskundigheid en betrouwbaarheid van de advocaat, de accountant en de taxateurs die in opdracht van vader de waarde van de aandelen in de onderneming, de onroerende zaak en de bestekcassette hadden bepaald. Nu de stukken die de executeur ter onderbouwing van de aanvullende boedelbeschrijving aan de notaris ter beschikking had gesteld afkomstig waren van personen, van wie de notaris mocht aannemen dat deze deskundig waren op hun vakgebied, is de kamer van oordeel dat zij heeft mogen afgaan op de juistheid van hun visie. Gezien de hiervoor omschreven omstandigheden is de kamer van oordeel dat de notaris ten aanzien van de waardering van de inboedel voldoende zorgvuldigheid heeft betracht en dat het standpunt van de executeur voor haar geen aanleiding had behoeven te vormen haar dienst te weigeren in de zin van het bepaalde bij artikel 21 lid 2 Wna. Ook overigens heeft zij voldoende zorgvuldigheid betracht bij de voorbereiding van de akte houdende aanvullende boedelbeschrijving, zodat de onderdelen van de klacht die betrekking hebben op haar handelwijze betreffende de waardering van boedelbestanddelen ongegrond zullen worden verklaard. Overige onderdelen van de klacht eveneens ongegrond. |
Klachtnummer : SHE/2015/55
Datum uitspraak : 21 maart 2016
KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ’s-HERTOGENBOSCH
De kamer voor het notariaat neemt de volgende beslissing naar aanleiding van de klacht van
de heer mr. [naam] mba (hierna: klager),
wonende in [naam gemeente].
tegen
notaris mevrouw mr. [naam] (hierna: de notaris),
gevestigd in [naam gemeente].
1. De procedure
1.1. Klager heeft bij brief van 3 juli 2015 een klacht geformuleerd tegen de notaris en tegen kandidaat-notaris de heer mr. [naam] (hierna: de kandidaat-notaris). Zij waren destijds aan hetzelfde kantoor verbonden. De klacht is op 13 juli 2015 binnengekomen bij de kamer voor het notariaat (hierna: de kamer). Op verzoek van de kamer heeft klager de klacht gesplitst. Na ontvangst van de aangepaste klacht op 27 juli 2015 heeft de kamer de klacht tegen de notaris onder bovenstaand nummer in behandeling genomen. De klacht tegen de kandidaat-notaris is in behandeling genomen onder nummer SHE/2015/56.
1.2. De notaris heeft op de klacht geantwoord.
1.3. De plaatsvervangend voorzitter van de kamer heeft de behandeling van de zaak vervolgens verwezen naar de volle kamer.
1.4. De kamer heeft de klachten tegen de notaris en de kandidaat-notaris gelijktijdig behandeld ter zitting van 16 december 2015. De notaris en de kandidaat-notaris zijn ter zitting verschenen. Zij hebben hun standpunt toegelicht. Klager is niet ter zitting verschenen.
2. De feiten
2.1. De moeder van klager is op [datum] 2014 overleden. Zij had bij testament over haar nalatenschap beschikt, met benoeming van de vader van klager (hierna: vader) als executeur en afwikkelingsbewindvoerder.
2.2. Vader heeft het kantoor van de notaris opdracht gegeven een verklaring van erfrecht op te stellen, in welk verband vader aan de kandidaat-notaris had meegedeeld dat de nalatenschap een positief saldo vertegenwoordigde. Bij een brief met toelichting heeft de kandidaat-notaris een verklaring van zuivere aanvaarding toegezonden aan klager. Nadien is discussie ontstaan over de omvang en de waarde van de nalatenschap. Klager heeft te kennen gegeven dat hij behoefte had aan een boedelbeschrijving voordat hij een beslissing zou nemen over het al dan niet (zuiver/beneficiair) aanvaarden van de nalatenschap. Aanvankelijk heeft hij daarover gecorrespondeerd met de kandidaat-notaris. In september 2014 heeft de notaris de behandeling van het dossier overgenomen.
2.3. Eind oktober 2014 heeft vader de notaris opdracht gegeven om in samenwerking met zijn accountant/financieel adviseur een notariële boedelbeschrijving van de nalatenschap op te stellen. De notaris heeft op 6 januari 2015 een notariële akte van boedelbeschrijving gepasseerd. In deze akte wordt vermeld dat het saldo van de nalatenschap € 476.741,00 bedraagt.
2.4. Klager heeft bezwaar gemaakt tegen de inhoud van de boedelbeschrijving, die naar zijn mening op diverse onderdelen onvolledig en onjuist was. Omdat klager ook overigens ontevreden was over de handelwijze van de notaris en de kandidaat-notaris heeft hij op 20 januari 2015 klachten tegen hen ingediend bij de kamer. Deze klachten tegen de notaris (SHE/2015/4) en de kandidaat-notaris (SHE/2015/5) zijn door de kamer gecombineerd behandeld ter zitting van 15 juni 2015.
2.5. In verband met de bezwaren van klager had vader de notaris inmiddels opdracht gegeven tot het opstellen van een aanvullende boedelbeschrijving. Op 17 juni 2015 heeft de kandidaat-notaris, als waarnemer van de notaris, een akte houdende aanvullende boedelbeschrijving gepasseerd. In deze akte is onder meer vermeld dat vader heeft verklaard dat het eerder door hem opgegeven saldo van de nalatenschap ten gevolge van een aantal wijzigingen dient te worden gecorrigeerd. In de recapitulatie van de aanvullende boedelbeschrijving wordt vermeld dat het totaal van de bezittingen blijkens de bijlage die behoort bij de akte van 6 januari 2015 € 994.367,00 bedroeg, maar dat dit bedrag dient te worden vermeerderd met:
- de waarde van de bestekcassette ad € 8.000,00;
- de vordering in rekening courant van vader op zijn besloten vennootschap [naam] B.V. ad € 83.250,00;
- het verschil tussen de taxatiewaarde van de onroerende zaak aan de [adres] van € 455.000,00 en de WOZ-waarde zoals opgenomen in de akte van 6 januari
2015 van € 444.000,00, zijnde een bedrag van € 11.000,00.
2.6. De advocaat van vader, de heer mr. J.Th.M. Diks, heeft de aanvullende akte van boedelbeschrijving op 2 juli 2015 aan klager toegezonden en gevraagd hem te berichten of hij zich met de inhoud daarvan kan verenigen en of op grond van de aanvulling diens (niet opeisbare) vordering kan worden vastgesteld. Klager heeft de advocaat bericht dat hij bezwaren heeft tegen de inhoud van de aanvullende boedelbeschrijving.
2.7. Zoals gemeld heeft klager op 13 juli 2015 nieuwe klachten ingediend tegen de notaris en de kandidaat-notaris.
2.8. Bij beslissing van 17 augustus 2015 heeft de kamer de eerder ingediende klachten ongegrond verklaard. Tegen deze beslissingen is geen hoger beroep ingesteld.
3. De klacht
3.1. Klager verwijt de notaris (samengevat) dat zij een aanvullende boedelbeschrijving heeft opgesteld die omissies en onwaarheden bevat, dat zij correspondentie met de accountant van vader voor klager heeft achtergehouden, dat zij valselijk door vader afgelegde verklaringen heeft trachten te “legaliseren/maskeren” en dat zij niet heeft geantwoord op vragen die klager heeft gesteld.
3.2. De notaris heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Dit verweer zal hierna, voor zover relevant, aan de orde komen.
4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 93 van de Wet op het notarisambt (Wna) zijn notarissen aan het tuchtrecht onderworpen. De kamer dient te beoordelen of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit wetsartikel oplevert.
4.2. Gezien de inhoud van de eerdere klacht heeft de notaris gesteld dat een aantal onderdelen van de thans voorliggende klacht een herhaling van zetten vormt en ook al bij de eerdere klacht aan de orde is geweest. Uit dit verweer begrijpt de kamer dat de notaris zich beroept op niet ontvankelijkheid in verband met het, ook in het tuchtrecht van toepassing zijnde, beginsel ne bis in idem. Hoewel aangenomen mag worden dat de door klager geuite verwijten in de thans voorliggende klacht mede voortkomen uit zijn eerdere ervaringen met de notaris, is de kamer van oordeel dat de huidige klacht in de kern ziet op de handelwijze van de notaris in verband met de totstandkoming van de aanvullende boedelbeschrijving. Nu die akte in de eerdere procedure geen onderwerp van geschil was, is de kamer van oordeel dat dit verweer van de notaris moet worden gepasseerd. Dit betekent dat de klacht ontvankelijk is.
4.3. Vervolgens dient de handelwijze van de notaris in verband met de totstandkoming van de akte houdende aanvullende boedelbeschrijving te worden beoordeeld. Zij heeft de betreffende akte niet zelf gepasseerd, maar wel voorbereid. Een belangrijk deel van de door klager geuite verwijten komt voort uit zijn overtuiging dat de notaris zich actiever/kritischer had moeten opstellen bij het beoordelen van de juistheid van de informatie die vader heeft aangeleverd omtrent de samenstelling en de waarde van de nalatenschap. In dat verband acht de kamer het van belang te wijzen op de taken en de verantwoordelijkheden van de executeur en de notaris in zaken als deze.
4.4. Vooropgesteld wordt dat de executeur aan een erfgenaam alle gewenste inlichtingen dient te geven over de uitoefening van zijn taak (artikel 4:148 Burgerlijk Wetboek). Tot deze taak behoort (onder meer) het met bekwame spoed opmaken van een boedelbeschrijving (artikel 4:146 lid 2 Burgerlijk Wetboek). Indien alle partijen zich daarmee verenigen en zij het vrije beheer over hun goederen hebben, kan een voorgeschreven boedelbeschrijving plaats vinden bij een onderhandse akte. In alle andere gevallen geschiedt zij bij notariële akte (artikel 671 Wetboek van Burgerlijk Rechtsvordering). Een dergelijke akte van boedelbeschrijving wordt aangemerkt als een partijakte; deze bevat de verklaring van de executeur omtrent de samenstelling en de waarde van de nalatenschap. De executeur is verantwoordelijk voor de inhoud van een boedelbeschrijving.
4.5. Vader heeft, in zijn hoedanigheid van executeur, de notaris gevraagd een aanvullende akte van boedelbeschrijving op te stellen in aanvulling op de akte van boedelbeschrijving die zij op 6 januari 2015 had gepasseerd. De notaris heeft gesteld dat zij van de advocaat van vader had begrepen dat klager (met name) bezwaren had geuit tegen de in de eerdere akte opgenomen waarde van de onroerende zaak in [naam gemeente], de waarde van de aandelen in genoemde vennootschap en de waarde die aan de inboedel (waaronder de bestekcassette) was toegekend.
4.6. Naar aanleiding van deze bezwaren heeft vader opdracht gegeven aan Het Waare Huis, makelaar en taxateur in Rosmalen, om de vrije verkoopwaarde (marktwaarde) te bepalen van de onroerende zaak in [naam gemeente] per overlijdensdatum van moeder. Terwijl in de akte van 6 januari 2015 voor deze waarde aansluiting was gezocht bij de waarde op grond van de Wet Waardering Onroerende Zaken in het jaar van overlijden van moeder, is in de aanvullende boedelbeschrijving de door de taxateur bepaalde vrije verkoopwaarde (zijnde de marktwaarde) opgenomen.
4.7. In verband met de bezwaren van klager ten aanzien van de waardebepaling van de aandelen heeft vader opnieuw contact gehad met zijn accountant, de heer drs. J.A.C.M. Steinhage. De notaris heeft een aantal vragen aan de accountant voorgelegd. Bij brief van 8 mei 2015 heeft de accountant onder meer aan de notaris bericht dat het eigen vermogen van de vennootschap ten tijde van het overlijden van moeder € 243.561,00 bedroeg. In de aanvullende akte van boedelbeschrijving is opgenomen dat bij de waardering van de aandelen in de vennootschap [naam] B.V. eerder abusievelijk geen rekening was gehouden met de rekening courantverhouding tussen vader en deze vennootschap, welke vordering per overlijdensdatum van moeder € 83.250,00 bedroeg. Volgens de notaris is deze informatie over de rekeningcourantverhouding door de accountant aan haar verstrekt.
4.8. Verder h eeft vader opdracht gegeven aan taxateur Nouwens en Houdijk in ’s-Hertogenbosch om de waarde te bepalen van de bestekcassette, die eerder niet apart in de boedelbeschrijving was opgenomen. De door deze taxateur bepaalde waarde in het economisch verkeer van de bestekcassette is vervolgens alsnog opgenomen in de aanvullende boedelbeschrijving. Uit de overgelegde stukken blijkt dat klager aan de advocaat van vader heeft bericht dat hij constateerde dat de rest van de inventaris en de kostbaarheden (naast de bestekcassette) niet in de boedelbeschrijving waren opgenomen. Hij heeft in dat verband aan de advocaat van vader voorgesteld met een erkende taxateur door het huis te gaan om zo de waarde van de inboedel gemeenschappelijk vast te stellen. Naar aanleiding van dat voorstel heeft vader meegedeeld dat naar zijn stellige overtuiging geen aanleiding bestond voor een taxatie van alle inboedelgoederen omdat de inboedel sterk gedateerd was en niet of nauwelijks waarde vertegenwoordigde, aldus de notaris. N iet is gesteld of gebleken dat klager zijn standpunt dat de inboedel (naast de waarde van de bestekcassette) een hogere waarde vertegenwoordigde dan in de boedelbeschrijving was meegenomen ten opzichte van de notaris nader heeft onderbouwd, bijvoorbeeld door concreet aan te geven welke waardevolle goederen tot de inboedel behoorden. Bij gebrek aan dergelijke concrete informatie is de kamer van oordeel dat de notaris niet onjuist heeft gehandeld door aan klager mee te delen dat bij de waardering van de inboedel bij nalatenschappen in beginsel niet de verzekeringswaarde maar de waarde in het economisch verkeer (zijnde de tweedehands verkoopwaarde) wordt gehanteerd, welke waarde doorgaans gering is. In de eerdere akte was de waarde van de inboedel bepaald op een bedrag van € 2.000,00.
4.9. Zoals gemeld is de executeur verantwoordelijk voor de inhoud van de boedelbeschrijving. Uit de akte houdende aanvullende boedelbeschrijving blijkt dat de executeur, overeenkomstig het bepaalde in artikel 674 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, heeft verklaard dat er niets meer tot de nalatenschap van moeder behoort dan hetgeen is omschreven in die akte en in de eerdere akte, waarna hij in handen van de kandidaat-notaris de eed heeft afgelegd dat hij niets heeft verduisterd, noch weet of gezien heeft dat daarvan iets is verduisterd.
4.10. De notaris heeft gesteld dat de aanvullende boedelbeschrijving tot stand is gekomen in overleg met vader, diens advocaat en diens accountant. Volgens de notaris had zij geen enkele reden om te twijfelen aan de integriteit van vader en aan de deskundigheid en betrouwbaarheid van de advocaat, de accountant en de taxateurs die in opdracht van vader de waarde van de aandelen in de onderneming, de onroerende zaak en de bestekcassette hadden bepaald. Nu de stukken die de executeur ter onderbouwing van de aanvullende boedelbeschrijving aan de notaris ter beschikking had gesteld afkomstig waren van personen, van wie de notaris mocht aannemen dat deze deskundig waren op hun vakgebied, is de kamer van oordeel dat zij heeft mogen afgaan op de juistheid van hun visie. Gezien de hiervoor omschreven omstandigheden is de kamer van oordeel dat de notaris ten aanzien van de waardering van de inboedel voldoende zorgvuldigheid heeft betracht en dat het standpunt van de executeur voor haar geen aanleiding had behoeven te vormen haar dienst te weigeren in de zin van het bepaalde bij artikel 21 lid 2 Wna. Ook overigens heeft zij voldoende zorgvuldigheid betracht bij de voorbereiding van de akte houdende aanvullende boedelbeschrijving, zodat de onderdelen van de klacht die betrekking hebben op haar handelwijze betreffende de waardering van boedelbestanddelen ongegrond zullen worden verklaard.
4.11. Ten aanzien van de klacht dat de notaris persoonlijk aan haar gerichte brieven niet heeft beantwoord, overweegt de kamer als volgt. Uit de door klager in dit dossier overgelegde correspondentie aan de notaris maakt de kamer op dat hij diverse bedenkingen heeft geuit omtrent haar handelwijze en daarover mededelingen aan haar heeft gedaan. Van concrete vragen, die niet door de notaris zijn beantwoord, is de kamer echter niet gebleken. In reactie op een verzoek van klager aan de notaris wanneer hij bepaalde gegevens zou gaan ontvangen, heeft de office manager ‘namens [naam notaris]’ aan klager bericht dat de boedelbeschrijving die week door de advocaat van vader aan klager was toegezonden. Dat de notaris niet heeft gereageerd op de daarop volgende mededeling van klager dat hij daaruit concludeerde dat zij geen antwoord meer wenste te geven op de door hem gestelde vragen wordt haar niet aangerekend, zodat dit onderdeel van de klacht eveneens ongegrond wordt verklaard.
4.12. Verder verwijt klager de notaris dat zij de brief van de accountant van 8 mei 2015, welke brief als bijlage aan de aanvullende akte is gehecht, niet (direct) heeft toegezonden aan klager. Deze brief is aan de notaris toegezonden in verband met de uitvoering van de opdracht van vader tot het opstellen van de aanvullende akte. Nu niet is gesteld of gebleken dat vader de notaris opdracht had gegeven deze brief direct door te sturen aan klager is de kamer van oordeel dat het haar niet vrijstond daartoe over te gaan. Ook dit onderdeel van de klacht zal daarom ongegrond worden verklaard.
4.13. De klacht dat de notaris de begrafeniskosten niet op de juiste wijze heeft verdisconteerd in de boedelbeschrijving acht de kamer eveneens ongegrond. Een boedelbeschrijving is een overzicht van de bezittingen en schulden van de erflater ten tijde van zijn/haar overlijden. De begrafeniskosten vallen daar niet onder en dienen in het kader van de afwikkeling van de nalatenschap te worden toebedeeld. Voor zover zou moeten worden aangenomen dat deze kosten in een eerder stadium niet op de juiste wijze waren toebedeeld, is deze (mogelijke) omissie inmiddels kennelijk gecorrigeerd, zodat van klachtwaardig handelen op dat punt geen sprake is.
4.14. De overige klachten acht de kamer onvoldoende onderbouwd. Klager heeft slechts bedenkingen geuit die van onvoldoende gewicht zijn om tot de slotsom te komen dat de notaris tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld.
4.15. In een tuchtprocedure als de onderhavige bestaat geen ruimte om een andere notaris opdracht te geven tot afwikkeling van de nalatenschap, zoals klager graag zou zien. Zijn daartoe strekkende verzoek zal dan ook niet ontvankelijk worden verklaard.
5. De beslissing
De kamer voor het notariaat:
verklaart alle onderdelen van de klacht ongegrond;
verklaart het verzoek om een andere notaris opdracht te geven de nalatenschap af te wikkelen niet ontvankelijk.
Deze beslissing is gegeven door mr. C.M. Wiertz-Wezenbeek, voorzitter, mr. J.H.L.M. Snijders, plaatsvervangend rechterlijk lid, mr. L.J.M. Teunissen, notarislid, mr. S. Lettinga, plaatsvervangend notarislid, en mr. G.A.M. van Lith, plaatsvervangend belastinglid.
Uitgesproken in het openbaar op 21 maart 2016 door mr. H.A.W. Snijders, plaatsvervangend voorzitter, in tegenwoordigheid van de secretaris.
Hoger beroep tegen vorenstaande beslissing is mogelijk door indiening van een verzoekschrift - binnen dertig dagen na dagtekening van het aangetekend schrijven waarbij van deze beslissing is kennis gegeven - bij het gerechtshof in Amsterdam, postadres: postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.