ECLI:NL:TNORSHE:2016:19 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2015/104
ECLI: | ECLI:NL:TNORSHE:2016:19 |
---|---|
Datum uitspraak: | 18-07-2016 |
Datum publicatie: | 05-09-2016 |
Zaaknummer(s): | SHE/2015/104 |
Onderwerp: | Personen- en Familierecht |
Beslissingen: | Klacht ongegrond |
Inhoudsindicatie: | Klacht over door kandidaat-notaris afgelegde verklaring. Klacht is ongegrond. |
Klachtnummer: SHE/2015/104
Datum uitspraak: 18 juli 2016
KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ’S-HERTOGENBOSCH
De kamer voor het notariaat neemt de volgende beslissing naar aanleiding van de klacht van
de heer [A] (verder: klager), wonende te […],
gemachtigde mevrouw [B],
tegen
kandidaat-notaris mevrouw mr. […] (verder: de kandidaat-notaris), te […].
1. De procedure
1.1. Klager heeft bij brief van 17 december 2015 een klacht geformuleerd tegen de kandidaat-notaris. Deze klacht is op 18 december 2015 binnengekomen bij de kamer voor het notariaat
(verder: de kamer).
1.2. De kandidaat-notaris heeft op de klacht geantwoord.
1.3. De plaatsvervangend voorzitter van de kamer heeft de behandeling van de zaak verwezen
naar de volle kamer.
1.4. De kamer heeft nadien nog kennisgenomen van een brief (met bijlagen) van [B] (hierna: [B]) gedateerd 12 mei 2016.
1.5. De kamer heeft de klacht behandeld op 23 mei 2016. Gelet op de onderlinge samenhang is deze klacht alstoen gevoegd behandeld met de klachten SHE 2015/96 en SHE 2015/106.
Verschenen is klager en zijn gemachtigde [B], alsmede de kandidaat-notaris bijgestaan
door de heer mr. […]. Zij hebben hun standpunten toegelicht.
2. De feiten
2.1.
Op 28 februari 2015 is de heer […] (hierna: erflater) overleden. Erflater heeft
bij testament van 25 februari 2015 over zijn nalatenschap beschikt. Dit testament
is voor notaris mr. […] (hierna: de notaris) verleden. Bij voormeld testament heeft
erflater aan zijn vriendin mevrouw […] (hierna: [C]) een aantal goederen gelegateerd
en aan zijn nichten mevrouw […] (hierna: [...]) en [B] ieder € 5.000,-- gelegateerd.
Onder de last tot afgifte van deze legaten heeft erflater klager tot enig erfgenaam
benoemd. Klager is de broer van erflater en voornoemde nichten zijn de dochters van
klager. [B] is de gemachtigde van klager. Voorts heeft erflater bij voormeld testament
klager en [C] tot gezamenlijke executeurs benoemd.
2.2. Op 2 maart 2015 heeft er op het notariskantoor een bespreking plaatsgevonden. Hierbij waren aanwezig de notaris, de kandidaat-notaris, klager en de partner van klager. Klager heeft toen de nalatenschap zuiver aanvaard en de benoeming tot executeur aanvaard.
2.3.
Op 11 maart 2015 heeft er op het notariskantoor een bespreking plaatsgevonden.
Hierbij waren aanwezig de notaris, de kandidaat-notaris, klager, [B], [C] en een adviseur
van [C]. Van deze bespreking is een gespreksverslag opgemaakt.
2.4.
De kandidaat-notaris heeft op 3 december 2015 een schriftelijke verklaring afgelegd
over hetgeen tijdens de besprekingen van 2 en 11 maart 2015 is besproken.
3. De klacht en het verweer
3.1. Klager verwijt de kandidaat-notaris - zakelijk weergegeven - het navolgende:
a. De kandidaat-notaris heeft in haar verklaring van 3 december 2015 ten onrechte
het volgende verklaard:
1. Tijdens de bespreking van 2 maart 2015 is uitdrukkelijk aan de orde geweest dat een erfgenaam
de keuze heeft tussen zuiver aanvaarden, beneficiair aanvaarden en verwerpen.
Klager voert in dit verband het volgende aan. Klager heeft de nalatenschap zuiver
aanvaard op advies van de notaris, omdat de woning van erflater vrij van hypotheken was.
De notaris heeft tijdens het gesprek medegedeeld dat de nalatenschap niet negatief kon
worden. De notaris heeft klager tijdens de bespreking van 2 maart 2015 niet geïnformeerd
over de mogelijkheid van beneficiaire aanvaarding of verwerping. Pas tijdens de bespreking
van 11 maart 2015 - toen klager al zuiver had aanvaard - is hierover gesproken.
2. Tijdens de bespreking van 2 maart 2015 is gesproken over de mogelijkheid dat klager de
nalatenschap zou verwerpen ten gunste van de dochters van klager, teneinde met deze
“generation skipping” bij het overlijden van klager erfbelasting te besparen.
Klager voert in dit verband aan dat hierover in het geheel niet is gesproken.
3. Tijdens de bespreking van 2 maart 2015 heeft de notaris de verklaring van aanvaarding integraal
met klager doorgenomen voordat klager deze verklaring heeft ondertekend.
Klager voert in dit verband aan dat deze verklaring voorafgaande aan de ondertekening niet met
hem is doorgenomen en dat hij de verklaring voorafgaande aan de ondertekening ook niet heeft
doorgelezen.
4. Tijdens de bespreking van 2 maart 2015 heeft de notaris klager niet geadviseerd om de
nalatenschap zuiver te aanvaarden.
5. Tijdens de bespreking van 2 maart 2015 heeft klager aangegeven dat hij het geen enkel
probleem vindt om de nalatenschap zuiver te aanvaarden.
Klager voert in dit verband aan dat hij dat helemaal niet heeft aangegeven.
6. Tijdens de besprekingen van 2 en 11 maart 2015 is aan de orde geweest dat sprake is van
fiscaal niet aangegeven vermogen in de nalatenschap van erflater.
Klager voert in dit verband het volgende aan. Er is helemaal niet gesproken over “fiscaal niet
aangegeven vermogen”. [B] heeft tijdens de bespreking van 11 maart 2015
letterlijk gesproken over “wit geregistreerd geld”. De notaris heeft gesproken over hoe de
situatie zou zijn ten opzichte van de testamentair-executeur, mocht er fiscaal niet aangegeven
vermogen worden aangetroffen.
b.
De kandidaat-notaris heeft in haar verklaring van 3 december 2015 gedreigd haar verklaring
onder ede af te leggen.
3.2. De kandidaat-notaris voert hiertegen verweer.
De kandidaat-notaris staat volledig achter haar verklaring van 3 december 2015 en
kan het verwijt dat zij heeft gedreigd haar verklaring onder ede te laten vastleggen
niet plaatsen. Zij merkt in dit verband op dat in voormelde verklaring enkel staat
vermeld: Ondergetekende is, indien nodig, bereid om ter zake van bovenstaande verklaringen
tevens een beëdigde verklaring af te leggen.”
4.
De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 93 lid 1 van de Wet op het notarisambt (Wna) zijn notarissen en kandidaat-notarissen aan het tuchtrecht onderworpen. De kamer dient de handelwijze van de kandidaat-notaris te toetsen aan de in dat artikel omschreven tuchtnorm.
Klachtonderdeel a
4.2. Met betrekking tot (sub)klachtonderdeel 1. tot en met 5. overweegt de kamer als volgt.
De kamer constateert dat de lezingen van partijen over hetgeen tijdens de bespreking van 2 maart 2015 is besproken, uiteenlopen. Nu de feitelijke toedracht onvoldoende kan worden vastgesteld, zal de kamer dit klachtonderdeel in zoverre ongegrond verklaren.
Met betrekking tot (sub)klachtonderdeel 6. overweegt de kamer als volgt. De kandidaat-notaris heeft in haar verklaring van 3 december 2015 op dit punt het volgende verklaard:
“In beide voormelde besprekingen is aan de orde geweest dat er sprake was van fiscaal niet aangegeven vermogen. De heer mr. [notaris] heeft de heer [A] er in dat verband uitdrukkelijk op gewezen dat, indien er sprake is van tot de nalatenschap behorende contant geld, dit door hem als executeur zal moeten worden opgegeven bij de belastingaangiften, aangezien deze aangiften door de executeur “duidelijk, stellig en zonder voorbehoud” dienen te worden ingevuld.
De gemachtigde van klager heeft tijdens de bespreking van 11 maart 2015 een geluidsopname gemaakt en deze geluidsopname nadien schriftelijk uitgewerkt. Klager heeft een gedeelte van deze schriftelijke uitwerking overgelegd als bijlage 33. Hierin staat onder meer het volgende vermeld:
“Vanaf 22:45 (hier gaat het over de aangifte erfbelasting):
[notaris]: (...) en nu heb ik begrepen dat de overledene ook vaak contant geld in huis
had. Voor de erfbelasting is het moeilijk als je aangifte hebt gedaan en
later blijkt dat er nog contant geld niet is aangegeven omdat de overledene
dat ook nooit deed bij wijze van spreken (....). En met name in dit verhaal is
mij ingefluisterd dat er heel wat contant geld moet zijn geweest daar moet
je wel een verklaring over afleggen dat kan ik niet controleren. Daarbij is
het wel zo als de overledene contant geld had en die heeft dat nooit fiscaal
verantwoord, ja dat is natuurlijk zijn verantwoordelijkheid geweest en dan
loop je het risico dat dat na het overlijden niet meer te traceren is.”
en
“Vanaf 27:10
[notaris]: Zolang wij niet betrokken zijn bij de aangifte erfbelasting maakt het mij niks
uit. Maar zijn wij dat wel moet ik alles op tafel hebben. Want als u besluit
bepaalde zaken buiten het zicht van de fiscus te houden, vind ik prima,
maar niet via dit kantoor.
[B]: Nee, eerlijk, ik heb altijd gezegd en dat vind ik nog steeds, er moet
eerlijkheid zijn.”
en
“Vanaf 31:00
[notaris]: Nee maar nogmaals, als de overledene de gewoonte had om alles contant
te bewaren en niks bij de fiscus te verantwoorden, heeft hij bewust een
bepaald risico gelopen. En dan kun je achteraf wel redeneren wat erg dat
dat geld weg is. Dat is het risico wat je loopt als je zo handelt.”
en
“Vanaf 37:53
[notaris]: U bent de enige erfgenaam. U mag alles ontvangen en alles betalen. Alles
ontvangen en alles betalen. Alleen als het niet op tafel komt en er was
zwart geld dan ben je het kwijt en heb je gewoon pech.
Vanaf 49:53
[B]: maar ik heb precies gekeken wat er aan kasopnames zijn gedaan en er is
over een korte periode € 115.840,00 opgenomen. En dat staat allemaal WIT
geregistreerd, dan heb ik het over afgelopen jaar en dat is datgene waar de
belastingdienst moeilijk over gaat doen.”
Uit deze schriftelijke weergave volgt dat er is gesproken over fiscaal niet aangegeven vermogen. Klager legt grote nadruk op de hiervoor geciteerde eerste zin van de verklaring van de kandidaat-notaris. Vorenbedoelde zin dient evenwel te worden bezien in samenhang met de daarop volgende zin van de verklaring van de kandidaat-notaris. Deze zinnen in onderling verband bezien brengen niet mee dat de kandidaat-notaris onzorgvuldig heeft gehandeld. De kamer zal (sub)klachtonderdeel 6. dan ook ongegrond verklaren.
Klachtonderdeel b
4.3. Met betrekking tot klachtonderdeel b waarin klager de kandidaat-notaris verwijt dat zij in haar verklaring van 3 december 2015 heeft gedreigd een verklaring onder ede af te leggen, overweegt de kamer als volgt. De enkele opmerking van de kandidaat-notaris dat zij bereid is, indien nodig, een beëdigde verklaring af te leggen, kan naar het oordeel van de kamer niet worden gekwalificeerd als een dreigement. De kamer zal dit klachtonderdeel eveneens ongegrond verklaren.
5. De beslissing
verklaart de klacht ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mr. W. Weerkamp, plaatsvervangend voorzitter, mr. P.M. Knaapen, plaatsvervangend rechterlijk lid, mr J.L.G.M. Mertens, notaris lid, m r. R.L.G.M. Steegmans, plaatsvervangend notaris lid en mr. R.J.M.G. Oostveen, plaatsvervangend belasting lid.
Uitgesproken door mr. H.A.W. Snijders, plaatsvervangend voorzitter, en uitgesproken ter openbare zitting van 18 juli 2016 in aanwezigheid van de secretaris.
Hoger beroep tegen vorenstaande beslissing is mogelijk door indiening van een verzoekschrift - binnen dertig dagen na dagtekening van het aangetekend schrijven waarbij van deze beslissing is kennis gegeven - bij het gerechtshof te Amsterdam, postadres: postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.