ECLI:NL:TNORARL:2016:59 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden KL RK 16/71 en KL RK 16/80

ECLI: ECLI:NL:TNORARL:2016:59
Datum uitspraak: 01-12-2016
Datum publicatie: 13-12-2016
Zaaknummer(s): KL RK 16/71 en KL RK 16/80
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie:   Gelet op de tegenstrijdige verklaringen van klager enerzijds en het gemotiveerde verweer van de notaris anderzijds, acht de kamer het onvoldoende aannemelijk geworden dat de notaris in juli 2006 niet heeft geadviseerd om de partner van klager een testament te laten opstellen. De kamer is met de notaris van oordeel dat het de verantwoordelijkheid van klager en zijn partner was om met de notaris hiervoor een afspraak te maken.

Kenmerk: C/05/305429 / KL RK 16-71 en C/05/305780 KL RK 16/80

beslissing van de kamer voor het notariaat van

op de klacht van

[…],

wonende te […],

klager

tegen

1.mr. […],

notaris te […],

2.mr. [Z],

kandidaat-notaris te […].

Partijen worden hierna respectievelijk klager, notaris en kandidaat-notaris genoemd.

1. Het verloop van de procedure

1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit

-          de klacht, met bijlagen, van 12 juli 2016;

-          de brief van de secretaris van de kamer aan klager van 18 juli 2016 en het antwoord daarop van klager bij brief van 22 juli 2016;

-          het verweer van de notaris, met bijlagen, van 29 juli 2016.

1.2 De klachtzaak is ter zitting van 14 oktober 2016 behandeld, waarbij zijn verschenen klager, vergezeld door zijn zoon, enerzijds en de notaris en de kandidaat-notaris anderzijds.

2. De feiten

2.1 Op 17 november 2004 hebben klager en zijn partner, mevrouw […], bij mr.[…], oud-notaris te […], een samenlevingscontract zonder verblijvensbeding getekend. Tevens heeft de oud-notaris het testament van klager gepasseerd. Hierin heeft klager zijn partner tot zijn enig erfgenaam benoemd.

2.2 Op 12 juli 2006 heeft de notaris de akte van levering gepasseerd van de door klager en zijn partner gekochte recreatiewoning te […].

2.3 Op 4 januari 2016 is de partner van klager overleden. Klager en erflaatster waren ongehuwd zonder geregistreerd partnerschap. Erflaatster had geen testament opgemaakt.

3. De klacht en het verweer

3.1 De klacht valt uiteen in twee onderdelen:

Klachtonderdeel 1:

Klager verwijt de notaris en de kandidaat-notaris dat zij klager en diens partner in 2006 bij de aankoop van de gezamenlijke recreatiewoning er niet op hebben gewezen dat ook de partner van klager een testament zou moeten opstellen als ze wilden dat klager haar erfgenaam zou worden. Blijkbaar hebben de notaris en de kandidaat-notaris geoordeeld dat het opstellen van een testament niet nodig was. Daarmee hebben zij hun zorgplicht jegens klager en zijn partner geschonden.

Klachtonderdeel 2:

Klager verwijt de notaris dat hij met een éénregelig briefje - waarin ongemotiveerd is meegedeeld dat enige vorm van aansprakelijkheid wordt afgewezen - heeft gereageerd op de brief van klager van 24 juni 2016, waarin klager de notaris aansprakelijk heeft gesteld voor de schade die hij zal leiden als gevolg van het feit dat erflaatster geen testament heeft opgemaakt, waardoor klager niet haar erfgenaam is geworden.

3.2 Op het verweer van de notaris en de kandidaat-notaris zal de kamer hierna, voor zover het verweer van belang is voor de beoordeling, nader ingaan.

4. De beoordeling

De ontvankelijkheid van de klach t

4.1 Beoordeeld dient te worden of het eerste klachtonderdeel tegen de notaris tijdig is ingediend, aangezien het verwijt van klager betrekking heeft op het handelen dan wel nalaten van de notaris in 2006.

Ingevolge artikel 99 lid 15 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) wordt een klacht niet-ontvankelijk verklaard indien de klacht wordt ingediend na verloop van drie jaren na de dag waarop de klager heeft kennis genomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de notaris waarop de klacht betrekking heeft. De beslissing tot niet-ontvankelijkverklaring blijft achterwege indien de gevolgen van het handelen of nalaten redelijkerwijs pas nadien bekend zijn geworden. In dat geval verloopt de termijn voor het indienen van een klacht een jaar na de datum waarop de gevolgen redelijkerwijs als bekend geworden zijn aan te merken.

4.2 Klager heeft in zijn klachtbrief aangegeven dat hij niet eerder een klacht heeft ingediend omdat hij pas in 2016 - toen hij na het overlijden van zijn partner mr.[…], notaris te […], had verzocht om een verklaring van erfrecht op te stellen - heeft ontdekt dat hij geen erfgenaam is van zijn partner. Bij de levering van de recreatiewoning in 2006 heeft de notaris het kennelijk niet nodig gevonden om aanvullend iets te regelen. Klager is van mening dat hij er daarom op mocht vertrouwen dat de zaken goed geregeld waren en dat hij derhalve erfgenaam van zijn partner zou zijn.

4.3 Uitgaande van het in het eerste klachtonderdeel gemaakte verwijt - namelijk dat klager in 2006 niet juist is geadviseerd waardoor klager in de veronderstelling was dat alles goed geregeld was - kon klager pas na overlijden van zijn partner in 2016 daarvan op de hoogte raken. De kamer is om die reden van oordeel dat het eerste klachtonderdeel tegen de notaris tijdig is ingediend.

De beoordeling van de klacht

4.4 Ingevolge artikel 93 lid 1 van de Wna zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan het tuchtrecht onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris niet betaamt. De kamer dient derhalve te onderzoeken of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

Klachtonderdeel 1: niet geïnformeerd over de noodzaak van het opstellen van een testament

4.5 Het eerste klachtonderdeel dient voor zover het is gericht tegen de kandidaat-notaris ongegrond te worden verklaard. Desgevraagd heeft klager tijdens de zitting verklaard dat de levering van de recreatiewoning in 2006 is voorbereid door een vrouwelijke kandidaat-notaris, maar dat hij niet weet of dit mevrouw mr. [Z] is geweest. Mr. [Z] heeft tijdens de zitting uitdrukkelijk ontkend dat zij betrokken is geweest bij de levering in 2006. Zij is alleen betrokken geweest bij het opstellen van het samenlevingscontract en het testament van klager in 2004. Een vrouwelijke medewerker, niet zijnde een kandidaat-notaris, heeft de levering van de recreatiewoning in 2006 voorbereid.

Aangezien het klachtonderdeel betrekking heeft op de akte van levering in 2006, is het gelet op het voorgaande niet aannemelijk geworden dat de kandidaat-notaris hierbij betrokken is geweest. Nu het eerste klachtonderdeel voor zover het zich richt tegen de kandidaat-notaris feitelijke grondslag mist, zal de klacht tegen haar ongegrond worden verklaard.

4.6 De notaris heeft ter zake van het eerste klachtonderdeel in zijn verweer naar voren gebracht dat het opmaken van een testament voor de partner van klager zeker zal zijn besproken, temeer daar - zoals de notaris tijdens de zitting heeft toegevoegd – het altijd opvalt als slechts één partner een testament heeft opgemaakt. De notaris is er tevens zeker van dat hij de partner van klager zal hebben geadviseerd om ook een testament op te stellen. Iedere notaris zou immers weten te melden dat klager geen erfgenaam zou worden indien de partner van klager geen testament zou opstellen. De notaris heeft hieraan toegevoegd dat de situatie veelal zo is, dat er tijdens het passeren van de leveringsakte over is gesproken, maar dat er geen tijd is om die zaken gelijktijdig vast te leggen en dat cliënten daarom het advies van de notaris krijgen om daarvoor een nieuwe afspraak te maken. Het is aan klager en zijn partner te wijten dat zij nalatig zijn geweest om een dergelijke afspraak met de notaris te maken.

Verder heeft de notaris afschriften overgelegd van door klager en zijn partner voorafgaand aan de levering in 2006 ingevulde en ondertekende informatieformulieren. Hierop hebben zij beiden aangegeven dat zij geen afspraak wensten te maken voor het bespreken van testamenten en/of een samenlevingsovereenkomst.

4.7 De kamer stelt vast dat klager in de klachtzaak enkele verklaringen heeft afgelegd die met elkaar in tegenspraak zijn. Klager heeft in zijn klachtbrief geschreven dat op 12 juli 2006 naast de koopakte ook is gesproken over ‘“aanpalende” zaken, die juridisch geregeld zouden moeten worden in verband met deze aankoop, zoals het sluiten van een samenlevingscontract en het opstellen van testamenten’. In dezelfde brief schrijft klager echter dat hij er niet van op de hoogte was dat de notaris blijkbaar heeft geoordeeld dat opstellen van een testament voor klaagster niet nodig was en dat klager daarover destijds dus ook niet is voorgelicht door de notaris. Tijdens de zitting heeft klager uitdrukkelijk ontkend dat überhaupt over deze onderwerpen in 2006 is gesproken.

Verder heeft klager tijdens de zitting ontkend dat hij een informatieformulier heeft ontvangen, terwijl de notaris afschriften van de door klager en zijn partner ingevulde en ondertekende formulieren heeft overgelegd.

4.8 Gelet op de tegenstrijdige verklaringen van klager enerzijds en het gemotiveerde verweer van de notaris anderzijds, acht de kamer het onvoldoende aannemelijk geworden dat de notaris in juli 2006 niet heeft geadviseerd om de partner van klager een testament te laten opstellen. De kamer is met de notaris van oordeel dat het de verantwoordelijkheid van klager en zijn partner was om met de notaris hiervoor een afspraak te maken.

Het eerste klachtonderdeel zal ook ongegrond worden verklaard voor zover het tegen de notaris is gericht.

Klachtonderdeel 2: te korte reactie op brief van klager

4.9 Hoewel het wellicht in de rede had gelegen dat de notaris enige aandacht had geschonken aan de situatie waarin klager terecht was gekomen, is naar het oordeel van de kamer geen sprake van een tuchtrechtelijk verwijtbaar nalaten van de notaris.

Het tweede klachtonderdeel treft mitsdien geen doel.

5. De beslissing

De kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden

- verklaart de klacht tegen de kandidaat-notaris ongegrond;

- verklaart de klacht tegen de notaris in beide onderdelen ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mr. D.T. Boks, voorzitter, mr. J.G.T.M. Castrop,

mr. H.J. Hettema, mr. V. Oostra en mr. M.J. Slootweg leden, en in tegenwoordigheid van

mr. W.E. Markus-Burger, secretaris, door de voorzitter in het openbaar uitgesproken op

1 december 2016.

De secretaris

De voorzitter