ECLI:NL:TNORARL:2016:3 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden AL/2015/153

ECLI: ECLI:NL:TNORARL:2016:3
Datum uitspraak: 02-03-2016
Datum publicatie: 11-03-2016
Zaaknummer(s): AL/2015/153
Onderwerp: Registergoed
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Klagers hebben de klachtbrief afgesloten met de opsomming van een aantal civielrechtelijke vorderingen en eisen. Gelet echter op het geldende wettelijk kader biedt de wet geen grondslag voor een dergelijke beoordeling in deze tuchtprocedure. Voor (meer) informatie heeft de notaris terecht verwezen naar de opdrachtgever.Van meer informatie of inzage, bijvoorbeeld in het tot het repertorium van de notaris behorende dossier, die de notaris aan klagers had moeten verlenen is naar het oordeel van de kamer niet gebleken.

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN

Kenmerk: AL/2015/153

Beslissing van de kamer voor het notariaat op de klacht van

[…]en […],

wonende te […],

tegen

[…],

notaris te […],

gemachtigde: mr. J.M.A.H. van der Ploeg, DAS-rechtsbijstand te Amsterdam.

Partijen worden hierna klagers en notaris genoemd.

1. Het verloop van de procedure

1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit

- de klacht, met bijlagen, van 27 oktober 2015

- het verweer 30 november 2015

- een e-mail met bijlagen van klagers van 15 januari 2015.

1.2 De klachtzaak is ter zitting van 29 januari 2016 behandeld. Klagers zijn in persoon verschenen. De notaris is eveneens in persoon verschenen tezamen met zijn gemachtigde.

2. De feiten

2.1 Bij brief van 17 april 2014 heeft de Rabobank Nederland, Service Centrum Financieren, onder verwijzing naar een eerdere brief van 26 maart 2014 aan klagers de bestaande financieringen opgezegd in verband met een betalingsachterstand wegens achterstallige rente, extra-rente en debetsaldi ter grootte € 49.779,63. Het betreft een betalingsachterstand ter zake van rentebetaling op de hypothecaire lening verbonden aan het registergoed […] (hierna: de woning) en op debetsaldi op een tweetal betaalrekeningen. In dezelfde brief heeft de bank klagers verzocht en voor zover nodig gesommeerd, de verschuldigde bedragen te voldoen en klagers gewezen op de mogelijke gevolgen - waaronder openbare verkoop van de woning - indien betaling uitblijft.

2.2 Op 8 mei 2014 heeft de bank de notaris opdracht gegeven tot veiling van de woning.

2.3 Bij brief van 8 mei 2014 heeft de notaris aan klagers de opdracht van de Rabobank tot veiling van de woning wegens wanbetaling bevestigd onder opgave van de veilingdatum 17 juni 2014.

In diezelfde brief heeft de notaris samenvattend vermeld dat de bank de woning wil veilen wegens faillissement en heeft hij klagers geadviseerd om in overleg met de bank te bezien of er een andere oplossing mogelijk is.

2.4 Bij brief van 11 mei 2014 hebben klagers de notaris kort samengevat meegedeeld geen medewerking te zullen verlenen aan de illegale voorgenomen gedwongen verkoop, de notaris geadviseerd de opdracht terug te geven en de notaris erop gewezen dat er geen sprake is van faillissement.

2.5 Bij brief van 9 juni 2014 hebben klagers de notaris onder meer verweten nalatig te zijn in het verstrekken van informatie en hem opgedragen de veiling te annuleren.

2.6 In hun brief van 13 juni 2014 hebben klagers de notaris nogmaals opgedragen de veiling te annuleren dan wel te veilen onder hun voorwaarden.

2.7 Bij brief van 13 juni 2014 heeft de notaris aan klagers meegedeeld dat de opdracht om tot veiling over te gaan is gegeven door de Rabohypotheekbank en de Coop.Rabobank […]. en dat de veiling alleen door deze bankinstellingen kan worden geannuleerd, tot dinsdag 17 juni 2014 13.30 uur.

2.8 Bij brief van 16 juni 2014 delen klagers de notaris mee dat zijn brief van 13 juni 2014 misleidend is. Naar de mening van klagers is de notaris wel degelijk bij machte om de veiling te annuleren.

2.9 De veiling heeft op 17 juni 2014 plaatsgevonden en heeft geleid tot een opbrengst van € 208.000,--. Op 20 juni 2014 heeft de notaris klagers daarvan in kennis gesteld.

3. De klacht en het verweer

3.1 Klagers verwijten de notaris dat hij voor klagers essentiële en cruciale informatie heeft achtergehouden over de volgens hen onrechtmatige en onwettige executieveiling van hun huis. Zij lichten hun standpunten toe aan de hand van een aantal wettelijke bepalingen en internationale verdragen. De bepalingen zien onder meer op misbruik van het recht, de zorgplicht van een notaris, het weigeren van diensten, het naar waarheid gegevens verstrekken, het handelen zoals van een redelijk handelend en redelijk bekwaam notaris mag worden verwacht en de geheimhoudingsplicht van de notaris.

3.2 Naar de mening van klagers heeft de notaris hen benadeeld omdat hij door hun gevraagde informatie niet heeft verstrekt. Klagers menen dat de notaris zich daarmee aan zijn zorgplicht en aan zijn informatieplicht heeft onttrokken. Klagers vragen zich af waarom de notaris dat heeft gedaan. Zij stellen zich op het standpunt dat van de door de notaris genoemde reden voor de executieveiling, te weten hun faillissement, geen sprake was. Naar de mening van klagers is de executieveiling wegens het ontbreken van een rechtsgrondslag en het ontbreken van legitimatie onwettig en onrechtmatig geweest.

3.3 In de klachtbrief hebben klagers onder I tot en met XI een elftal civielrechtelijke vorderingen en eisen geformuleerd. Onder XII en XIII hebben klagers de kamer gevraagd te onderzoeken of sprake van verwijtbare gedragingen in de zin van artikel 93 lid 1 van de Wet op het notarisambt (Wna) en de notaris een passende maatregel op te leggen.

3.4 Op het verweer van de notaris zal de kamer hierna, voor zover het verweer van belang is voor de beoordeling, nader ingaan.

4. De beoordeling

4.1 Ingevolge artikel 93 lid 1 Wna zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan het tuchtrecht onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris niet betaamt. De kamer dient derhalve te onderzoeken of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Klagers hebben de klachtbrief afgesloten met de opsomming van een aantal civielrechtelijke vorderingen en eisen (zie 3.3). Ook ter zitting hebben klagers zich beperkt tot deze in de conclusie van hun pleitnota opgesomde vorderingen en eisen. Gelet echter op het hiervoor genoemde wettelijk kader biedt de wet geen grondslag voor een dergelijke beoordeling in deze tuchtprocedure. De kamer zal klagers dan ook in deze onderdelen (I tot en met XI) van de klacht niet-ontvankelijk verklaren en zich beperken tot het antwoord op de vraag of sprake is van klachtwaardig handelen in de zin van de Wna. De kamer zal ook het onderdeel XII niet-ontvankelijk verklaren nu de Wna niet voorziet in de mogelijk om dit verzoek te doen. Nog afgezien het feit dat de kamer daartoe geen aanleiding ziet.

4.3 Met betrekking tot het handelen van de notaris valt de klacht uiteen in de volgende onderdelen. Klagers verwijten de notaris dat geen volledige inzage is verleend in het dossier van de executieveiling van hun woning en dat niet alle vragen zijn beantwoord. Klagers stellen zich op het standpunt dat de notaris onzorgvuldig heeft gehandeld ter zake van de veiling van de woning. Klagers menen dat de wettelijke grondslag voor de veiling ontbrak en zij noemen in dit verband dat geen sprake was van een faillissement.

4.4 Met betrekking tot het al dan niet verlenen van door klagers gevraagde inzage of informatie blijkt uit de brieven van de notaris van 8 mei 2014 en 13 juni 2014 dat aan klagers is meegedeeld wie de opdrachtgever is en dat het gaat om wanbetaling. Voor meer informatie heeft de notaris terecht verwezen naar de opdrachtgever, de Rabobank. Bovendien blijkt uit de aan klagers gerichte brief van de Rabobank van 17 april 2014 voldoende duidelijk waar het om ging en hebben klagers ter zitting aangegeven dat aan die brief de nodige correspondentie met de Rabobank vooraf is gegaan. Van meer informatie of inzage, bijvoorbeeld in het tot het repertorium van de notaris behorende dossier, die de notaris aan klagers had moeten verlenen is naar het oordeel van de kamer niet gebleken. De kamer zal dan ook dit deel van de klacht ongegrond verklaren.

4.5 Voor wat betreft het door klagers gestelde onzorgvuldige handelen van de notaris overweegt de kamer het volgende. Klagers spreken in dit verband van een illegale gedwongen verkoop en het ontbreken van een rechtsgrondslag voor de executieverkoop.

4.6 De notaris heeft gehandeld in opdracht van de bank die gebruik maakte van haar bevoegdheid ex artikel 3:268 BW. Dat is het recht van de bank als hypotheekhouder om het verbonden goed ten overstaan van een bevoegde notaris te doen verkopen als de schuldenaar in verzuim is tot voldoening van hetgeen waarvoor de hypotheek tot waarborg strekt. E en notaris is in beginsel verplicht de hem bij of krachtens de wet opgedragen of de door een partij verlangde werkzaamheden te verrichten (artikel 21 lid 1 Wna). Enkel indien de werkzaamheid die van een notaris wordt verlangd naar zijn redelijke overtuiging of vermoeden leidt tot strijd met het recht of de openbare orde, wanneer zijn medewerking wordt verlangd bij handelingen die kennelijk een ongeoorloofd doel of gevolg hebben of wanneer een notaris andere gegronde redenen voor weigering heeft, is een notaris verplicht zijn dienst te weigeren (artikel 21 lid 2 Wna). Dergelijke feiten en/of omstandigheden zijn niet vast komen te staan.

Voor zover de klagers van mening waren dat zij niet in verzuim waren en/of dat de bank niets van hen te vorderen had, betreft dit een executiegeschil dat de verhouding van klagers tot de bank en in beginsel niet die tot de notaris raakt. Het is anders dan klagers stellen niet aan de notaris nader onderzoek daarnaar te verrichten.

De stelling van klagers dat de notaris meer had moeten controleren heeft in dit verband dan ook geen (wettelijke) grondslag. Klagers hebben ook niet aannemelijk gemaakt dat er bij de notaris een begin van twijfel had moeten zijn ter zake van de rechtmatigheid van de voorgenomen veiling. Klagers hebben in dit verband niets aangevoerd en niets aangetoond dat tot die conclusie zou kunnen leiden. Ook is gesteld noch gebleken dat klagers een kort geding zijn gestart om de veiling tegen te houden. Onder deze omstandigheden was de notaris gehouden de gevraagde werkzaamheden uit te voeren en is de kamer van oordeel dat niet gebleken is dat door de notaris onwettig en dus klachtwaardig is gehandeld. De kamer zal derhalve ook dit deel van de klacht ongegrond verklaren.

4.7 Voor zover klagers er op hebben gewezen dat in de brief van de notaris van 8 mei 2014 gesproken wordt van een faillissement terwijl daar geen sprake van is, brengt dit geen wijziging in het voorgaande. Immers, er is hier onmiskenbaar sprake van een verschrijving nu uit dezelfde brief op de eerste pagina en alle overige correspondentie, alsmede de feiten zoals die bij klagers zelf bekend zijn, blijkt dat sprake was van wanbetaling.

4.8 Gelet op het voorgaande wordt als volgt beslist.

5. De beslissing

De kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden

- verklaart de klacht tegen de notaris niet-ontvankelijk voor zover het gaat om de civielrechtelijk vorderingen en eisen, zoals die zijn geformuleerd onder I tot en met XII in de klachtbrief;

- verklaart de klacht voor het overige ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mr. C.M.J. Peters, voorzitter, mrs. C.J.M. Hendriks, J.T.J. Heijstek, E.J. Oostrik en H. Quispel, leden, en in tegenwoordigheid van G.J. Doeleman, secretaris, door de voorzitter in het openbaar uitgesproken op

2 maart 2016.

De secretaris, De voorzitter,

Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam.

Postadres, postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.