ECLI:NL:TNORARL:2016:27 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden AL/2015/172

ECLI: ECLI:NL:TNORARL:2016:27
Datum uitspraak: 07-04-2016
Datum publicatie: 26-07-2016
Zaaknummer(s): AL/2015/172
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht gegrond met berisping
Inhoudsindicatie:   : De notaris had vanaf het begin meer inzicht in haar positie moeten geven, waardoor geen verwarring had kunnen ontstaan over de vraag of de notaris boedelnotaris in deze nalatenschap was. (…) de notaris had klager moeten informeren over het risico dat bepaalde handelingen - zoals het aangeven van voorkeuren voor bepaalde inboedelgoederen - als impliciete zuivere aanvaarding zouden kunnen worden opgevat. (…) Een beheersexecuteur mag de nalatenschap wel beheren, maar er niet over beschikken. Dit betekent dat hij een voorstel voor de wijze van verdeling mag doen, maar dat hij dit voorstel wel aan de mede-erfgenamen moet voorleggen. De notaris heeft klager hierover onjuist en onvolledig geïnformeerd.

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN

Kenmerk: AL/2015/172

Beslissing van de Kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden op de klacht van

de heer […],

wonende te […],

klager,

tegen

mevrouw mr. […] ,

notaris te […].

Partijen zullen verder als ‘klager’ en ‘de notaris’ worden aangeduid.

1. De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:

-        de brief met bijlagen van klager van 27 november 2015, waarin de klacht tegen de notaris is neergelegd;

-        de brief met bijlage van de notaris van 12 januari 2016;

-        de aanvulling op de klacht bij brief met bijlagen van klager van 22 januari 2016;

-        de brief van de notaris van 12 februari 2016;

-        de mondelinge behandeling van de klacht op 26 februari 2016, waarbij zijn verschenen klager en de notaris.

2. De feiten

2.1 Gelet op hetgeen klager en de notaris over en weer hebben aangevoerd en op basis van de daarbij overgelegde stukken en de behandeling ter zitting, gaat de kamer uit van de volgende feiten.

2.2 Op 17 juli 2015 is mevrouw […] (hierna: erflaatster) overleden, een oudtante van klager.

2.3 Erflaatster heeft in haar testament, verleden voor de notaris op 29 oktober 2010, elf familieleden tot haar erfgenamen aangewezen, waaronder klager, zijn vijf broers en zijn zuster. Eén van zijn broers, de heer […] (hierna: de executeur) is tot beheersexecuteur benoemd. In het testament is verder bepaald dat de executeur een boedelnotaris mag aanwijzen.

De nalatenschap bestaat, naast de inboedel, uit banksaldi die tezamen ongeveer

€ 360.000 bedragen.

2.4 Op 29 juli 2015 is door de notaris de verklaring van erfrecht inzake de executeursbenoeming afgegeven.

2.5 De notaris is eerder betrokken geweest bij de afwikkeling van de nalatenschap van de moeder van klager. Hierdoor was zij bekend met de moeizame familieverhoudingen.

2.6 Bij brief van 3 augustus 2015 heeft de notaris de erfgenamen aangeschreven. Zij heeft in haar brief onder meer meegedeeld dat de executeur, in overleg met het notariskantoor ervoor heeft gekozen dat hij zich enkel met de feitelijke gang van zaken zal bemoeien en voorbereidende handelingen voor de afwikkeling van de nalatenschap zal verrichten en dat de behandeling en afwikkeling door het kantoor van de notaris, zal worden verzorgd.

2.7 In haar brief van 8 september 2015 heeft de notaris aan de erfgenamen verzocht om aan te geven of zij de nalatenschap (al dan niet beneficiair) wilden aanvaarden.

2.8 Op 14 en 16 september 2015 heeft een e-mailwisseling plaatsgevonden tussen klager en [A], notarieel medewerker van het notariskantoor, over de verdeling van de inboedel.

Klager heeft gevraagd wie mag beslissen over de verdeling van de inboedel, waarop door [A] is geantwoord dat de executeur bevoegd is om de inboedel te verdelen.

In reactie hierop heeft klager gevraagd of zijn broer als beheersexecuteur wel bevoegd is om de inboedel te verdelen. [A] heeft in antwoord hierop meegedeeld dat een beheersexecuteur tot taak heeft om de verdeling van de inboedel te organiseren. Hierop heeft klager verzocht om ervoor te zorgen dat de executeur een voorstel voor de inboedelverdeling voor instemming aan de andere erfgenamen voorlegt.

De notaris heeft in haar brief van 15 oktober 2015 aan de erven meegedeeld dat zij de voorkeuren van alle erven inmiddels heeft ontvangen en dat zij na overleg met de executeur de erven zou informeren over welke goederen aan wie zijn toebedeeld.

2.9 Van eind september 2015 tot eind november 2015 is tussen klager enerzijds en de notaris en [A] anderzijds intensief gecorrespondeerd over het al dan niet beneficiair aanvaarden van de nalatenschap.

Klager heeft eind september 2015 aan het notariskantoor bericht dat zijn voorkeur uitgaat naar een beneficiaire aanvaarding en gevraagd of deze mogelijk is zonder een wettelijke vereffening. Hierop is in eerste instantie ontkennend geantwoord.

Nadat klager heeft gewezen op de in artikel 4:202, lid 1, onder a van het Burgerlijk Wetboek geregelde mogelijkheid om de executeur te laten verklaren dat de goederen van de nalatenschap ruimschoots toereikend zijn om alle schulden van de nalatenschap te voldoen – waardoor geen wettelijke vereffening hoeft plaats te vinden – is door [A] bevestigd dat dit een mogelijkheid zou zijn en heeft zij gevraagd om welke reden hij, gezien de omvang van de nalatenschap, beneficiair zou willen aanvaarden. Nadat klager zijn reden had uitgelegd, heeft de notaris in haar e-mail van 13 oktober 2105 klager erop gewezen dat hij wellicht de nalatenschap al heeft aanvaard doordat hij reeds een voorkeur voor bepaalde inboedelgoederen heeft aangegeven.

In haar brief aan de erven van 15 oktober 2015 heeft de notaris onder meer de gevolgen van een beneficiaire aanvaarding door één of meer erfgenamen uiteengezet. In reactie hierop heeft klager in zijn e-mail van 29 oktober 2015 aan de notaris bericht dat hij blijft bij zijn voorkeur voor een beneficiaire aanvaarding. In haar e-mail van 25 november 2015 heeft [A] aan klager gevraagd of hij vóór 1 december 2015 wilde doorgeven of hij al dan niet zuiver wenst te aanvaarden, waarop klager haar op 27 november 2015 heeft bericht dat hij die keuze al op 29 oktober 2015 had doorgegeven.

Op 1 december 2015 heeft de notaris de volmacht tot beneficiaire aanvaarding aan klager doen toekomen.

2.10 De executeur heeft op 4 januari 2016 de zogenaamde ruimschoots-voldoendeverklaring afgegeven. De andere erven hebben de nalatenschap zuiver aanvaard.

2.11 Op 7 januari 2016 heeft de notaris de erven geïnformeerd over welke inboedelgoederen aan welke erfgenamen zijn toebedeeld. In reactie hierop heeft klager in zijn e-mail van 11 januari 2016 erop gewezen dat de erfgenamen eerst om toestemming had moeten worden gevraagd voor de wijze van verdeling van de inboedelgoederen. Hierop heeft [A] op 12 januari 2016 geantwoord dat de executeur de bevoegdheid heeft om te beslissen volgens welke procedure de inboedel verdeeld moet worden.

2.12 De notaris heeft in haar brief aan de erven van 20 januari 2016 bericht dat klager mogelijk bezwaar heeft tegen de in haar brief van 7 januari 2016 vermelde inboedelverdeling. Verder deelt de notaris mee dat klager een klacht heeft ingediend en de mondelinge behandeling van de klacht op 26 februari 2015 zal plaatsvinden.

2.13 Klager heeft op 19 januari 2016 de notaris verzocht om ervoor zorg te dragen dat de executeur aan klager inzage geeft in de financiële administratie van hun oudtante.

De notaris heeft op dezelfde dag het verzoek van klager doorgezonden naar de executeur.

3. De klacht en het verweer

3.1 Klager heeft in zijn brief van 27 november 2015 vijf klachten ingediend.

De klachten komen op het volgende neer.

Klachtonderdelen 1 en 2: de notaris ziet haar rol onjuist en heeft hierover onvoldoende gecommuniceerd met de erfgenamen

De notaris ziet haar rol in deze nalatenschap niet juist en hierdoor behartigt zij de belangen van de erfgenamen niet zoals een boedelnotaris dat behoort te doen. Zij heeft nagelaten haar rol bij de afwikkeling van de nalatenschap duidelijk te maken. Zij gedroeg zich als boedelnotaris, maar in een telefoongesprek heeft de notaris aangegeven dat zij geen boedelnotaris maar de partijnotaris van de executeur was.

Klachtonderdeel 3: onjuist, onvolledig en adviseren over een aantal kwesties

Klager heeft tijdens de mondelinge behandeling van de klacht aangegeven dat de notaris hem onvoldoende dan wel onjuist heeft geadviseerd over de volgende drie kwesties:

a) het zuiver dan wel beneficiair aanvaarden van de nalatenschap: de notaris had al in haar brief van 8 september 2015 de erven moeten wijzen op de mogelijkheid om de nalatenschap beneficiair te aanvaarden zonder dat een vereffeningsprocedure is vereist, omdat de executeur een ruimschoots-voldoendeverklaring kon afgeven. Dit was immers vanwege de omvang van deze nalatenschap een reële mogelijkheid. De notaris heeft er ten onrechte in haar correspondentie alleen op gewezen dat een beneficiaire aanvaarding duurder en bewerkelijker is. In een later stadium heeft de notaris gezegd dat klager het recht om beneficiair te aanvaarden al had verwerkt door mee te werken aan de inboedelverdeling. De notaris heeft klager ten onrechte niet tevoren op dit mogelijke risico gewezen.

b) de notaris heeft klager onjuist geïnformeerd en geadviseerd over de rol van de executeur als beheersexecuteur bij de inboedelverdeling.

c) de notaris heeft met haar e-mail van 28 september 2015 de executeur op het idee willen brengen om de extra kosten die gemoeid zouden zijn met een beneficiaire aanvaarding door klager, op klager te verhalen.

Klachtonderdeel 4: getracht van een beneficiaire aanvaarding af te houden

De notaris heeft bij herhaling geprobeerd om klager op andere gedachten te brengen ten aanzien van zijn wens om de nalatenschap niet zuiver, maar beneficiair te aanvaarden. Hierdoor heeft het onnodig lang geduurd voordat de beneficiaire aanvaarding werd geregeld.

Klachtonderdeel 5: doorsturen van correspondentie aan de executeur

De notaris heeft haar correspondentie met klager doorgestuurd dan wel ter inzage gegeven aan de executeur, terwijl zij wist dat dit tot spanningen in de familie zou kunnen leiden.

3.2 Bij brief van 22 januari 2016 heeft klager zijn klacht aangevuld met de volgende drie klachtonderdelen.

Klachtonderdeel 6: inboedelverdeling zonder instemming van mede-erfgenamen

De executeur had instemming van de mede-erfgenamen nodig om de inboedel te kunnen verdelen. De notaris had hem hierop moeten wijzen. 

Klachtonderdeel 7: onvolledige en tendentieuze berichtgeving aan erfgenamen

Klager verwijt de notaris dat zij door onvolledige en tendentieuze berichtgeving de erfgenamen op het verkeerde been heeft gezet en als gevolg daarvan heeft bijgedragen aan het oplopen van de spanningen binnen de familie. Hij verwijst hiervoor naar de brief van de notaris van 7 januari 2015 waar zij de mail van de executeur had bijgevoegd en naar de e-mail van de notaris van 20 januari 2016.

Klachtonderdeel 8: geen inzage in financiële administratie

De executeur heeft klager voor inzage in de financiële administratie van erflaatster verwezen naar de notaris. De notaris heeft hierop niet gereageerd en zij heeft hem nog steeds geen inzage verleend in de administratie.

3.3 De notaris heeft gemotiveerd verweer gevoerd. De kamer zal daarop hierna, voor zover het verweer van belang is voor de beoordeling, nader ingaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Ingevolge artikel 93 lid 1 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen aan het tuchtrecht onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt. De kamer dient derhalve te onderzoeken of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

Klachtonderdelen 1 en 2: de notaris ziet haar rol onjuist en heeft hierover onvoldoende gecommuniceerd met de erfgenamen

4.2 De notaris heeft tijdens de mondelinge behandeling van de klacht het volgende naar voren gebracht. De executeur had de notaris verzocht om de communicatie met de erven te verzorgen vanwege de gespannen verhouding binnen de familie.

Zij is in deze nalatenschap noch de boedelnotaris noch de partijnotaris van de executeur. Zij is ingeschakeld door de executeur, waardoor hij haar opdrachtgever is, maar zij adviseert niet alleen de executeur en behartigt evenmin alleen diens belangen. Desgevraagd heeft de notaris verklaard dat haar feitelijk handelen niet echt anders zou zijn als zij in deze nalatenschap de boedelnotaris was geweest.

4.3 De kamer stelt vast dat in het testament van erflaatster is bepaald dat de executeur bevoegd is om een boedelnotaris aan te wijzen. De wijze waarop de notaris haar taak heeft geformuleerd in haar eerste brief van 3 augustus 2015 aan de erfgenamen lijkt ook te duiden op de positie van boedelnotaris. Volgens klager gedroeg de notaris zich bovendien als een boedelnotaris. De kamer constateert dat dit aansluit bij de opmerking van de notaris tijdens de mondelinge behandeling van de klacht dat haar feitelijk handelen niet echt anders zou zijn als zij de opdracht had gekregen om als boedelnotaris op te treden. Gelet op het voorgaande, mocht klager er naar het oordeel van de kamer van uitgaan dat de notaris de taak van boedelnotaris in de nalatenschap had. Indien de notaris haar positie anders zag, had zij de erfgenamen daarover veel duidelijker moeten informeren dan zij heeft gedaan.

De notaris had vanaf het begin meer inzicht in haar positie moeten geven, waardoor daarover geen verwarring had kunnen ontstaan.

De klachtonderdelen 1 en 2 zullen gegrond worden verklaard.

Klachtonderdeel 3: onjuist, onvolledig informeren over een aantal kwesties

a) Advisering over een zuivere dan wel beneficiaire aanvaarding

4.4 Hoewel de kamer het begrijpelijk acht dat de notaris in haar brief van 8 september 2015 aan de erfgenamen over het al dan niet aanvaarden van de nalatenschap niet direct heeft gewezen op de mogelijkheid van een ruimschoots-verklaring, had zij in reactie op de eerste opmerking van klager hierover in zijn

e-mail van 25 september 2015 hem direct en volledig hierover moeten informeren en adviseren. Op deze mail is daarentegen in eerste instantie onvolledig geantwoord dat beneficiaire aanvaarding niet zonder een formele vereffening kan plaatsvinden. Pas na doorvragen van de kant van klager is de notaris ingegaan op de door klager opgeworpen mogelijkheid van een ruimschoots-verklaring.

Gelet op het feit dat klager nog geen beslissing had genomen over het al dan niet (beneficiair) aanvaarden van de nalatenschap, is de kamer voorts met klager van oordeel dat de notaris klager had moeten informeren over het risico dat bepaalde handelingen - zoals het aangeven van voorkeuren voor bepaalde inboedelgoederen - als impliciete zuivere aanvaarding zouden kunnen worden opgevat.

Dit onderdeel van de klacht is gegrond.

b) Informatieverstrekking over de rol van de executeur bij de verdeling van de inboedelgoederen

4.5 Tijdens de mondelinge behandeling van de klacht heeft de notaris aangevoerd dat zij pas actief bij de inboedelverdeling betrokken is geraakt op het moment dat over sommige goederen geloot moest gaan worden.

Dit neemt echter niet weg dat de notaris, gelet op het feit dat zij geheel op de hoogte was van de gang van zaken, vragen van klager hierover adequaat en volledig diende te beantwoorden. In september 2015 en nogmaals in januari 2016 heeft klager een uitgebreide mailwisseling met de medewerker van het notariskantoor gevoerd over de rol van de executeur bij de verdeling van de inboedelgoederen. Op de herhaalde vraag van klager of een beheersexecuteur eigenlijk wel zelf de inboedel mag verdelen, is in eerste instantie geantwoord dat een beheersexecuteur hiertoe inderdaad bevoegd is. Nadat klager hierover nadere kritische vragen had gesteld, is het eerdere antwoord in die zin genuanceerd dat een beheersexecuteur de inboedel niet mag verdelen, maar dat hij wel de bevoegdheid heeft om de procedure voor de verdeling vast te stellen.

De kamer is van oordeel dat klager hiermee onjuist en onvolledig is geïnformeerd. Een beheersexecuteur mag de nalatenschap wel beheren, maar er niet over beschikken. Dit betekent dat hij een voorstel voor de wijze van verdeling mag doen, maar dat hij dit voorstel wel aan de mede-erfgenamen moet voorleggen.

De notaris had de ingezette verdelingsprocedure - waarbij zij in verband met de loting op een gegeven moment ook actief betrokken raakte - niet zonder meer mogen laten doorgaan. Zij wist immers al in een vroeg stadium van de bezwaren van klager en klager had in zijn e-mail van 16 september 2015 haar al verzocht om ervoor te zorgen dat een voorstel voor inboedelverdeling voor instemming aan de andere erfgenamen zou worden voorgelegd.

Het klachtonderdeel is dan ook terecht voorgesteld.

c) Informatieverstrekking over aan een beneficiaire aanvaarding verbonden extra kosten

4.6 Klager verwijt de notaris dat zij met haar e-mailbericht van 28 september 2015 de executeur op het idee heeft willen brengen om de aan de beneficiaire aanvaarding verbonden kosten op klager te verhalen.

De kamer acht dit verwijt echter onvoldoende toegelicht en onderbouwd om te kunnen vaststellen dat het terecht is gemaakt.

Dit onderdeel van de klacht is tevergeefs voorgesteld.

Klachtonderdeel 4: trachten klager van een beneficiaire aanvaarding af te houden

4.7 De notaris heeft tijdens de mondelinge behandeling van de klacht naar voren gebracht dat zij niet direct een beneficiaire aanvaarding door klager in gang heeft gezet, omdat zij eerst de reden hiervoor wilde achterhalen Vanwege het saldo van de nalatenschap lag beneficiaire aanvaarding namelijk niet voor de hand. Tevens heeft het langer geduurd, omdat klager in de beleving van de notaris telkens zijn voorkeur voor een beneficiaire aanvaarding aangaf zonder dat hij zich daadwerkelijk daarvoor uitsprak.

4.8 Hoewel door de notaris veel bezwaren tegen een beneficiaire aanvaarding van de nalatenschap naar voren zijn gebracht, kan niet worden vastgesteld dat de notaris heeft getracht klager op andere gedachten te brengen. Wel wordt de notaris terecht verweten dat zij niet voortvarender de beneficiaire aanvaarding in gang heeft gezet. Zeker na de brief van klager van 29 oktober 2015, waarin klager verklaarde dat hij bij zijn keuze voor een beneficiaire aanvaarding bleef, was er geen reden om de beslissing van klager nog langer in twijfel te trekken. In tegenstelling tot de notaris is de kamer van oordeel dat klager duidelijk genoeg was in zijn keuze voor een beneficiaire aanvaarding.

Dit klachtonderdeel zal in zoverre gegrond worden verklaard.

Klachtonderdeel 5: doorsturen van correspondentie aan de executeur

4.9 Niet is komen vast te staan dat de notaris haar correspondentie met klager aan de executeur heeft doorgestuurd dan wel ter inzage heeft gegeven, nu de notaris dit in haar verweer uitdrukkelijk heeft ontkend.

Dit klachtonderdeel is tevergeefs voorgesteld.

Klachtonderdeel 6: inboedelverdeling zonder instemming van mede-erfgenamen

4.10 Dit klachtonderdeel bevat geen nieuwe elementen ten opzichte van klachtonderdeel 3 onder b). Voor het oordeel van de kamer hierover verwijst zij naar hetgeen daarover is overwogen onder 4.5.

Klachtonderdeel 7: onvolledige en tendentieuze berichtgeving aan erfgenamen

4.11 Mede gelet op het feit dat de executeur onderaan zijn e-mail van 7 januari 2016 de notaris heeft verzocht om deze e-mail omgaand aan de mede-erfgenamen kenbaar te maken, acht de kamer het niet onzorgvuldig van de notaris dat zij met haar brief van 7 januari 2016 aan de mede-erfgenamen de e-mail van de executeur heeft meegezonden.

4.12 Ten aanzien van de mededeling in de e-mail van de notaris van 20 januari 2016 aan de overige erfgenamen dat klager een klacht tegen haar heeft ingediend en dat de mondelinge behandeling ervan zou plaatsvinden op 26 februari 2016, heeft de notaris tijdens de mondelinge behandeling het volgende verklaard. De notaris heeft deze zinsnede in haar e-mail opgenomen, omdat klager tegen haar had gezegd dat hij pas na de mondelinge behandeling van de klacht bereid was om antwoord te geven op de vraag of hij bezwaar had tegen de verdeling van de inboedel. Aangezien de overige erfgenamen zich begonnen af te vragen waarop het wachten nog was, wilde zij hiermee een verklaring geven voor de vertraging.

4.13 De kamer constateert dat de notaris in de tekst van haar e-mail dit verband tussen de tussen de afwikkeling van de nalatenschap en de ingediende klacht niet heeft aangegeven. Hoewel de notaris haar e-mailbericht van 20 januari 2016, zeker gezien de moeizame familieverhoudingen, duidelijker had moeten formuleren, is naar het oordeel van de kamer geen sprake van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen.

Klachtonderdeel 8: geen inzage in financiële administratie

4.14 Tijdens de mondelinge behandeling van de klacht heeft de notaris verklaard dat de executeur een advocaat heeft ingeschakeld voor de afhandeling van het verzoek van klager om inzage in de financiële administratie van erflaatster. De notaris heeft hier verder geen bemoeienis mee.

4.15 Mede gelet op dit verweer, heeft klager naar het oordeel van de kamer onvoldoende onderbouwd waarom de notaris in dezen een verwijt kan worden gemaakt.

Dit klachtonderdeel treft geen doel.

Conclusie

4.16 De klachtonderdelen 1, 2, 3 en 4 zijn (deels) gegrond.

De notaris is eerder betrokken geweest bij de afwikkeling van de nalatenschap van de moeder van klager en was daardoor van te voren bekend met de onderlinge gevoeligheden en moeizame verhoudingen. Juist vanwege deze kennis had zij er extra alert op moeten zijn dat zij haar positie van tevoren duidelijk maakte en dat zij correct, helder en eenduidig communiceerde met de betrokken partijen. Nu hiervan op meerdere punten geen sprake is geweest, acht de kamer de maatregel van berisping passend en geboden.

5. De beslissing

De Kamer voor het notariaat

verklaart klachtonderdelen 1, 2, 3, en 4 gegrond voor zover deze betrekking hebben op het daarin als onjuist aangeduide handelen van de notaris;

legt de notaris de maatregel van berisping op;

verklaart de klacht voor het overige ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mr. M.J. Blaisse, voorzitter, mrs. M.J.C. van Leeuwen, A.W. Drijver, J.G.T.M. Castrop en V. Oostra, leden en in tegenwoordigheid van mr. W.E. Markus-Burger, secretaris, in het openbaar uitgesproken op 7 april 2016.

De secretaris                                                                            De voorzitter