ECLI:NL:TGZRSGR:2016:7 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2014-319

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2016:7
Datum uitspraak: 12-01-2016
Datum publicatie: 12-01-2016
Zaaknummer(s): 2014-319
Onderwerp: Niet of te laat komen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen een (BMA-)arts. Medische adviezen ten behoeve van IND inzake geschiktheid klager om te worden gehoord in verband met aanvraag tot verblijf in Neder land. Verwijt klager: onvoldoende onderzoek door arts, onvoldoende onderbouwing advies en onjuiste conclusie dat klager kon worden gehoord. Werkinstructie IND. Protocol Medisch advies Horen en Beslissen. Vereisten rapportage. Oordeel: handelwijze arts in overeenstemming met de normen. Arts kon in redelijkheid concluderen dat klager kon worden gehoord. Motivering adviezen voldoende. Klacht afgewezen.

Datum uitspraak: 12 januari 2016

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag heeft de volgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

A ,

zonder vaste woon- of verblijfplaats,

te dezer zake woonplaats kiezende ten kantore van zijn gemachtigde,

klager,

gemachtigde: mr. S.J. Koole, werkzaam te Utrecht,

tegen:

B , arts,

destijds werkzaam te C,

verweerder,

gemachtigde: mr. B.E. Sturm en mr. J.A.E. van der Jagt-Jobsen, werkzaam te Den Haag.

1. Het verloop van de procedure

1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het klaagschrift met bijlagen, ontvangen op 7 oktober 2014

- het verweerschrift met bijlagen

- de repliek met bijlage

- de dupliek.

1.2 De partijen hebben afgezien van de mogelijkheid om in het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

1.3 De mondelinge behandeling door het College heeft plaatsgevonden ter openbare terechtzitting van 17 november 2015. Klager was afwezig en werd vertegenwoordigd door mr. S.J. Koole, advocaat te Utrecht. Verweerder was aanwezig en werd bijgestaan door

mr. B.E. Sturm en mr. J.A.E. van der Jagt-Jobsen, advocaten te Den Haag. Zowel verweerder als de advocaten hebben een toelichting gegeven, mr. B.E. Sturm aan de hand van een pleitnota die aan het College en de wederpartij is overgelegd. Aanwezig was tevens D, manager E, die een toelichting heeft gegeven op de werkwijze van E.

2. De feiten

2.1 Klager, geboren in1979 en van F nationaliteit, heeft op 2 mei 2014 in Nederland een aanvraag ingediend om in Nederland te mogen verblijven. Klager is in verband daarmee op grond van artikel 3.109, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000) een rust- en voorbereidingstermijn gegund. Klager is tevens een medisch onderzoek aangeboden als bedoeld in artikel 3.109, vijfde lid, Vb 2000. Dit medisch onderzoek is erop gericht om medische en psychische problemen te signaleren die van invloed kunnen zijn op het horen van de betrokken asielaanvrager door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). Klager heeft op 9 mei 2014 met dit onderzoek ingestemd.

2.2 Verweerder is sinds 1996 geregistreerd als arts en heeft sindsdien bij het G en bij de H gewerkt. Vanaf 2012 is hij als medisch adviseur werkzaam bij E (E). E is een adviesbureau dat in opdracht van de IND adviseert of een asielaanvrager medisch gezien in staat is te worden gehoord. Dit advies wordt vervat in een ‘Medisch advies Horen en Beslissen’ en kent de volgende standaardopbouw:

Niet horen

1.a Indien uit uw onderzoek blijkt dat (nog) niet kan worden gehoord: op grond van welke beperkingen komt u tot dit oordeel?

1.b Kunt u, indien er niet gehoord kan worden, uitspraken doen over de te nemenmaatregelen en een termijn aangeven waarop wel gehoord kan worden?

1.c Is het in at geval wenselijk om voorafgaand aan het horen een nieuw medisch advies aan te vragen?

Wel horen

2. Gegeven de medische klachten die tijdens het onderzoek zijn gebleken zijnde volgende beperkingen relevant voor het horen en beslissen:

Overige opmerkingen

3. Overige relevante opmerkingen al dan niet met betrekking tot de gezondheidssituatie van betrokkene niet zijnde een beperking bij het horen en beslissen door de IND, (bijvoorbeeld eventuele littekens en doorverwijzingen):”.

2.3 Klager heeft zich voor bedoeld medisch onderzoek op 10 mei 2014 gemeld bij E, procesopvanglocatie I. Klager is onderzocht door een verpleegkundige van E. Bij het onderzoek was een tolk betrokken, die per telefoon de vragen en antwoorden heeft vertaald. De verpleegkundige heeft aan de hand van zijn bevindingen, vermeld op een onderzoeksformulier, een conceptadvies opgesteld en dit advies met klager besproken. In het onderzoeksformulier staat onder meer het volgende:

“Oriëntatie tijd/plaats/persoon: Goed georiënteerd in plaats en persoon. Geeft de indruk het gesprek goed te kunnen volgen.

Geheugen

Korte termijn: Geeft aan dat hij de data moeilijk kan reproduceren van gebeurtenissen.

Lange termijn: Dhr. geeft aan dat zijn geheugen verder goed te noemen is.

Slaapproblemen

(…)

nachtmerries: dhr. geeft aan dat de trioler satan hem lastig valt in zijn slaap.

Concentratie:

Tijdens ons gesprek is dhr. goed geconcentreerd.

(…)

Hallucinaties: Geeft aan dat hij weleens stemmen hoort of dingen ziet. Geeft aan dat dit alleen in F was. Dhr. geeft aan dat hij gedachten van mensen kon lezen. Zegt dat mensen hem niet begrijpen bij navraag. Geeft aan in J weleens iemand te hebben waarschuwt niet mee te gaan met een man anders werd ze gedood volgens dhr. (…) dhr. ervaart zichzelf een beschermengel.

Bij navraag heeft dhr. nooit geen gesprek gehad met een psycholoog en geeft aan dit ook niet te willen.”.

2.4 De verpleegkundige heeft het conceptadvies aan verweerder voorgelegd. Verweerder heeft vervolgens op 11 mei 2015 bij klager een aanvullend onderzoek verricht en diens bevindingen, vervat in een onderzoeksformulier, met klager besproken.

In het onderzoeksformulier staat onder ‘aanvullend onderzoek medisch adviseur’ onder meer het volgende:

“(…) Anamnese

Kan wel slapen, maar heeft last van her belevenissen: dingen die normale mensen niet zien, zoals satan. (…) Ziet en hoort dingen, die anderen niet zien/horen. Zegt, dat hij gebeurtenissen van tevoren doorkrijgt, die een paar uur later gaan gebeuren. Zegt info door te krijgen, wanneer mensen vermoord worden of mensen vallen. Mensen, waar hij voor gewerkt heeft, bleven hem lastig vallen, waardoor hij moest vertrekken. Heeft dan ook besloten naar Nederland te vluchten.

Aanvullend/oriënterend psychiatrisch onderzoek arts

Begint over backsides, magie en dynastieën, die in K, L en M nog aanwezig zijn en heersen willen. Schakelt makkelijk over van F naar N, met O en J woorden tussendoor.”.

2.5 Verweerder heeft vervolgens het definitieve advies opgesteld dat door zowel de verpleegkundige als verweerder is ondertekend.

Onder ‘niet horen’, vragen 1.a, 1.b en 1.c, staat het volgende:

“Niet van toepassing”

Onder ‘wel horen’, vraag 2 staat het volgende:

“Betrokkene kan zich niet alle data herinneren.

Betrokkene kan onderwerpen ter sprake brengen, die op anderen als ‘vreemd’ overkomen: hij heeft het dan b.v. over zwarte magie, en zijn voorspellende gaven. Betrokkene is makkelijk weer terug ‘bij de les’ te halen. Voor betrokkene zijn zijn waarnemingen reëel; hij wilde daarom geen verwijzing naar de medische dienst en/of psycholoog.”

Onder ‘overige opmerkingen’, vraag 3, staat het volgende:

“Betrokkene heeft een prothese voor zijn linker onderarm”.

2.6 Klager heeft door ondertekening van een daartoe opgesteld formulier op 11 mei 2014 aan verweerder als medisch adviseur toestemming verleend om het advies aan de IND te verstrekken.

2.7 Op 15, 17 en 21 mei 2014 heeft de IND klager in het kader van zijn aanvraag om een verblijfsvergunning gehoord. Naar aanleiding van deze gehoren heeft de IND een voornemen naar klager gestuurd. Klager heeft in reactie daarop zijn aanvraag ingetrokken. Op 23 mei 2014 heeft klager opnieuw een aanvraag ingediend om in Nederland te mogen verblijven.

2.8 Naar aanleiding van de herhaalde aanvraag heeft de IND E om een nieuw medisch advies gevraagd. Klager is daarom op 7 juni 2014 nogmaals door een verpleegkundige van E gezien. Vertaling vond plaats met behulp van een tolk op afstand. De verpleegkundige heeft aan de hand van de bevindingen, opgesteld op een onderzoeksformulier, een conceptadvies opgesteld dat met verweerder is bekeken.

In het onderzoeksformulier staat onder meer het volgende:

“Oriëntatie tijd/plaats/persoon: normaal

Geheugen

Korte termijn: dhr zegt vergeetachtig te zijn.

Lange termijn: dhr zegt vergeetachtig te zijn. Dhr denkt zijn verhaal te kunnen doen. Geen geheugenproblemen merkbaar tijdens onderzoek.

Slaapproblemen

(…)

doorslapen: wordt erg vaak wakker in de nacht

(…)

concentratie: dhr zegt soms concentratieproblemen te hebben veroorzaakt door vermoeidheid. Dhr reageert wel adekwaat, maar wat futloos.

Terugkerende gedachten/herinneringen aan pijnlijke of angstwekkende gebeurtenissen: Dhr. geeft zelf geen klachten aan, en bij gedetailleerde navraag en observatie zijn er geen aanvullingen. Dhr zegt nooit obv psychiater of psycholoog te zijn geweest.

(…)

Wanen: niet waarneembaar

Hallucinaties: niet waarneembaar”.

2.9 Verweerder heeft het definitieve advies op 8 juni 2014 ondertekend.

Onder ‘niet horen’, vragen 1.a, 1.b en 1.c, staat het volgende:

“Niet van toepassing”

Onder ‘wel horen’, vraag 2 staat het volgende:

“Betrokkene geeft aan slaapproblemen te hebben en kan daardoor mogelijk concentratieproblemen hebben.

Betrokkene geeft aan vergeetachtig te zijn.”

Onder ‘overige opmerkingen’, vraag 3, staat het volgende:

“Betrokkene is voor lichamelijke klachten verwezen naar de medische dienst.

Betrokkene geeft aan een litteken te hebben aan zijn linker arm. Heeft daar een prothese.

Betrokkene heeft bij het huidige onderzoek geen melding meer gemaakt van paranormale waarnemingen (…)”.

2.10 De IND heeft klager op 5 en 10 juni 2014 opnieuw gehoord. Op 2 juli 2014 is de aanvraag van klager om voor bepaalde tijd in Nederland te mogen verblijven, afgewezen.

2.11 Op 2 oktober 2014 heeft GZ-psycholoog P, werkzaam bij Q, medische informatie over klager aan de gemachtigde van klager gezonden. Onder ‘conclusie’ staat het volgende:

“Patiënt is een 35-jarige man van F afkomst die sinds 1 jaar al chronisch maniform psychotisch is zonder een duidelijke exacerbatie van zijn klachten. De psychose is hoogst waarschijnlijk aanwezig in het kader van schizofrenie of schizoaffectieve stoornis.”.

2.12 Op 2 oktober 2014 heeft de IND verweerder om een nadere toelichting op de medische adviezen van 11 mei en 8 juni 2014 gevraagd. Verweerder heeft op 23 oktober 2014 die nadere toelichting gegeven. Over de medische informatie van de GZ-psycholoog voornoemd staat het volgende:

“De informatie van P, GZ-psycholoog, betreft afschriften van medische verslagen met diverse data in 2014 welke eerder niet bekend waren bij E. Deze medische informatie betreft specialistisch onderzoek dat anders is dan het onderzoek van E. E doet een algemeen onderzoek naar de beperkingen waar de IND bij het horen en beslissen rekening mee kan houden en onthoudt zich van elk oordeel over causaliteit tussen bevindingen en verklaringen.”

3. De klacht

Klager verwijt verweerder zakelijk weergegeven:

1. dat in het advies niet op inzichtelijke wijze is uiteengezet en vermeld op welke gronden het advies is gebaseerd;

2. dat het advies geen steun vindt in de feiten, bevindingen en omstandigheden;

3. dat de gronden de daaruit getrokken conclusie niet kunnen rechtvaardigen.

Een en ander geldt voor het advies van 11 mei 2014 en voor het advies van 8 juni 2014. Klager is met betrekking tot het advies van 11 mei 2014 van mening dat hij niet kon worden gehoord aangezien uit de medische stukken blijkt dat hij aan een stoornis lijdt met als gevolg een verstoorde realiteitszin en dus niet kan verklaren conform de realiteit. Bovendien is bij klager geen nader oriënterend onderzoek verricht gericht op aandoeningen geclassificeerd in de International Classification of Diseases (ICD-10) en de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM-IV), hoewel het toepasselijke protocol dat wel voorschrijft. Verweerder had op zijn minst in het advies kunnen aangeven dat nader onderzoek gewenst was.

Klager is met betrekking tot het advies van 8 juni 2014 van mening dat de conclusie dat vanwege het ontbreken van opmerkingen over paranormale waarnemingen er geen beperking bestaat klager te horen, onvoldoende onderbouwd is. Indien deze paranormale waarnemingen deel uitmaken van een ziektebeeld is het van belang aan te geven of kan worden verwacht dat deze waarnemingen weer terug kunnen keren.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klachten en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De beoordeling

5.1 Dit College is bevoegd gelet op de woonplaats van verweerder.

5.2 Ingevolge de klacht staat ter toetsing of verweerder zich bij zijn advisering betreffende klagers mogelijkheden om te worden gehoord, heeft gehouden aan de voor hem geldende professionele standaard. Deze standaard is vervat in de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg, Boek 7, titel 7, afdeling 5, Burgerlijk Wetboek en in het bijzonder in de Werkinstructie van de IND (nr. 2010/13 (AUB) en het Protocol Medisch advies Horen en Beslissen van de IND en E. Voorts staat ter toetsing of verweerders adviezen van 11 mei 2014 en 8 juni 2014 voldoen aan de daarvoor geldende eisen. Deze eisen zijn volgens vaste jurisprudentie de volgende:

1. Het rapport vermeldt de feiten, omstandigheden en bevindingen waarop het berust;

2. Het rapport geeft blijk van een geschikte methode van onderzoek om de voorgelegde vraagstelling te beantwoorden;

3. In het rapport wordt op inzichtelijke en consistente wijze uiteengezet op welke gronden de conclusies van het rapport steunen;

4. Het rapport vermeldt de bronnen waarop het berust, daaronder begrepen de gebruikte literatuur en de geconsulteerde personen;

5. De rapporteur blijft binnen de grenzen van zijn deskundigheid.

Het College toetst met inachtneming van het voorgaande ten volle of het onderzoek van verweerder uit een oogpunt van vakkundigheid en zorgvuldigheid de toets der kritiek kan doorstaan. De conclusies van de rapportage worden slechts marginaal getoetst. Marginale toetsing is een redelijkheidstoetsing waarbij het College de juistheid van een conclusie van een rapport toetst aan het criterium of de arts gelet op alle daarbij betrokken aspecten in redelijkheid tot zijn conclusie heeft kunnen komen. Het College respecteert daarmee, binnen een bepaalde marge, de beoordelingsvrijheid van de arts wiens conclusie wordt getoetst.

5.3 In diens advies van 11 mei 2014 heeft verweerder zich gehouden aan de voor hem geldende norm en zijn advies voldoet aan de hiervoor genoemde eisen. Daartoe wordt vooropgesteld dat een medisch advies als het onderhavige ertoe strekt vast te stellen of de vreemdeling functionele beperkingen heeft, die voortkomen uit medische problematiek en die zouden kunnen leiden tot het niet goed kunnen verklaren over het asielrelaas. De IND moet vervolgens worden geadviseerd over deze beperkingen bij de gehoren en het beslissen voordat de asielprocedure van start gaat, zo volgt uit de Werkinstructie van de IND. Verweerder heeft indachtig dat doel geconcludeerd dat ‘klager geen beperkingen heeft, maar dat wel rekening moet worden gehouden met de omstandigheid dat klager onderwerpen ter sprake kan brengen die vreemd overkomen’. Deze conclusie heeft verweerder gebaseerd op het onderzoek van de verpleegkundige dat heeft bestaan uit een gesprek, observaties en het meten van temperatuur, bloeddruk en pols en op zijn eigen bevindingen bij onderzoek van klager. In die zin is het rapport voldoende onderbouwd en is inzichtelijk waarop verweerders conclusie steunt. Wat de methode van onderzoek zelf betreft en de vraag of verweerders onderzoek voldoende was om de gevraagde vraagstelling te beantwoorden, oordeelt het College dat dit het geval is. Verweerder heeft immers zoals het Protocol Medisch advies Horen en Beslissen voorschrijft, onderzoek gedaan naar stoornissen, beperkingen en participatieproblemen en naar de objectiviteit daarvan. Voorts heeft verweerder blijkens het onderzoeksformulier nader oriënterend onderzoek gedaan naar de medische situatie. Anders dan klager meent, houdt dit nader oriënterend onderzoek niet in dat verweerder zelf diagnostisch onderzoek had moeten doen. Zou hij dat wel hebben gedaan, dan zou hij daarmee buiten zijn deskundigheid zijn getreden. Zou verweerder op basis van het nader oriënterend onderzoek geen advies hebben kunnen geven, dan zou hij klager hebben moeten doorverwijzen, doch deze situatie deed zich volgens verweerder niet voor. Het College heeft geen aanwijzingen dat verweerder dit niet juist heeft gezien.

Verweerder heeft voorts in redelijkheid kunnen concluderen dat klager kon worden gehoord. Daarbij zij in aanmerking genomen dat ingevolge het Protocol Medisch advies Horen en Beslissen alleen bij ernstige beperkingen wordt geadviseerd de vreemdeling (vooralsnog) niet te horen, zulks in verband met het eigen belang van de vreemdeling. Van ernstige beperkingen was het verweerder echter niet gebleken, hetgeen het College verdedigbaar acht. Uit de bevindingen van de verpleegkundige volgt immers dat klager goed in staat was een gesprek te voeren, terwijl paranormale gedachten of zelfs wanen niet zonder meer hoeven te betekenen dat een vreemdeling niet in staat is te worden gehoord. Bovendien is het niet aan verweerder om in zijn conclusie uitspraken te doen over het waarheidsgehalte van het asielrelaas, zo er al sprake zou moeten zijn van twijfel aan het waarheidsgehalte van klagers verhaal wat zijn asiel betreft. De IND medewerkers zelf moeten rekening moeten houden met alle bevindingen die zij tijdens het interview verzamelen en zij zijn zelf verantwoordelijk voor het oordeel over het asielrelaas en de plausibiliteit van de verklaringen die de vreemdeling heeft, zo volgt andermaal uit het Protocol Medisch advies Horen en Beslissen. Anders dan klager meent, dient de conclusie voorts niet een instructie aan de IND te bevatten hoe om te gaan met de medische klachten die geen beperkingen opleveren, doch wel relevant zijn voor het horen en beslissen. De conclusie dat er beperkingen zijn en dat klager makkelijk terug bij de les te brengen is, was voldoende.

5.4 Een en ander geldt evenzeer voor het medisch advies van 8 juni 2015. Anders dan klager meent, is de conclusie voldoende onderbouwd nu zij berust op onderzoek van klager, met dien verstande dat nader onderzoek door verweerder niet heeft plaatsgevonden. Dat dit onderzoek niet heeft plaatsgevonden is echter niet onzorgvuldig, nu de bevindingen van de verpleegkundige geen aanleiding hoefden te geven voor de aanwezigheid van psychiatrische problemen; verweerder repte niet meer over paranormale waarnemingen. Voorts is het weliswaar juist dat paranormale waarnemingen kunnen terugkeren, zoals klager stelt, maar dat is niet hetgeen verweerder in zijn advies hoeft te betrekken . Zoals gezegd gaat het alleen om het in kaart brengen van beperkingen die aan het horen in de weg zouden kunnen staan. Bovendien heeft verweerder de IND wel geattendeerd op de eerdere paranormale waarnemingen door een verwijzing op te nemen naar zijn eerdere advies en in die zin de IND handvatten gegeven voor het horen van klager.

5.5 De conclusie is dat verweerder met betrekking tot de klacht geen verwijt zoals bedoeld in artikel 47, eerste lid onder b, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg kan worden gemaakt. De klacht zal dan ook als ongegrond worden afgewezen.

6. De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag beslist als volgt:

wijst de klacht af.

Deze beslissing is gegeven door mr. L.J. Sarlemijn, voorzitter, mr.dr. R.P. Wijne, lid-jurist, M. Bakker, C.A.W.M. Hertog en P.A.M. Beker, leden-artsen, bijgestaan door mr. I.C.M. Spitters-Vermeulen, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 12 januari 2016.

voorzitter secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezond­heidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van het Staatstoezicht op de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hem toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroep­schrift wordt ingezon­den bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcolle­ge voor de Gezondheidszorg te Den Haag, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.