ECLI:NL:TGZRSGR:2016:26 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2015-081

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2016:26
Datum uitspraak: 08-03-2016
Datum publicatie: 08-03-2016
Zaaknummer(s): 2015-081
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen een huisarts. Niet geluisterd naar de noodsignalen van patiënte en haar familie ter zake van pijnklachten na een val en geen nader onderzoek (laten) verricht(en). Ongegrond. In de omstandigheden van het geval niet onzorgvuldig gehandeld door geen nader onderzoek/ x-foto te (laten) verrichten/ maken. Klacht afgewezen.

Datum uitspraak: 8 maart 2016

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag heeft de volgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

A ,

wonende te B,

klaagster,

tegen:

C , huisarts,

werkzaam te D,

verweerder,

gemachtigde: mr. C.J. van Weering.

1. Het verloop van de procedure

1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het klaagschrift met bijlagen, ontvangen op 2 april 2015

- het verweerschrift

- brief van 11 juni 2015 met bijlagen

- de repliek met bijlage

- de dupliek

- het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek op 1 december 2015

- brief van 30 december 2015 van de gemachtigde van verweerder met bijlage.

1.2 De mondelinge behandeling door het College heeft plaatsgevonden ter openbare terechtzitting van 12 januari 2016. Partijen en de gemachtigde van verweerder zijn verschenen en hebben hun standpunten mondeling toegelicht. De gemachtigde van verweerder heeft pleitnotities overgelegd.

2. De feiten

Op grond van de stukken en hetgeen ter terechtzitting heeft plaatsgevonden kan van het volgende worden uitgegaan:

2.1 Klaagster is een nicht van E (geboren in 1920, hierna te noemen: E).

2.2 Verweerder is huisarts in D.

2.3 E is gedurende vele jaren patiënte van verweerder geweest.

2.4 Op 25 oktober 2014 is E gevallen, waarvoor op 26 oktober 2014 de huisartsenpost is geconsulteerd. De dienstdoende huisarts heeft E onderzocht en op dat moment geen heupfractuur geconstateerd. Uit het verslag dat van dit bezoek is gemaakt, wordt geciteerd:

“(O) (OFF) wat pijnlijke vrouw, ga voor CVA ga voor heup# of anderszins # wel evident rode voet re pijnlijk met oedeem oortemp goed P 82 en oortemp. 36.3 (...)”

2.5 In de ochtend van 27 oktober 2014 heeft verweerder het bericht van de huisartsenpost gezien. Die ochtend heeft de zus van klaagster aan de praktijk van verweerder doorgegeven dat E naar een verzorgingshuis in B zou gaan. Ook is toen verzocht om een consult.

2.6 Verweerder heeft diezelfde dag een visite afgelegd. Tijdens de visite zat E in een rolstoel. Er is gesproken over de verhuizing naar het verzorgingshuis en een aantal praktische zaken die geregeld moesten worden.

2.7 E is op 29 oktober 2014 opgenomen in het verzorgingshuis.

2.8 Op 4 januari 2015 is E opgenomen in het F, alwaar een gebroken heup is geconstateerd.

2.9 E is op 22 januari 2015 overleden.

3. De klacht

Klaagster verwijt verweerder - zakelijk weergegeven – dat hij tijdens de visite op 27 oktober 2014 niet heeft geluisterd naar de noodsignalen van E en haar familie en dat hij geen nader onderzoek heeft (laten) verricht(en).

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klachten en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De beoordeling

5.1 De klacht richt zich op het handelen van verweerder rondom zijn visite aan E op 27 oktober 2014.

5.2 Het College heeft aan de hand van het dossier en de verklaringen van partijen ter zitting vastgesteld dat verweerder voorafgaand aan de visite op 27 oktober 2014 het bericht van de huisartsenpost van 26 oktober 2014 heeft gezien en ermee bekend was dat E naar een verzorgingshuis in B zou gaan. Verweerder heeft ter zitting verklaard dat hij er van uitging dat de visite op 27 oktober 2014 was bedoeld als afscheidsvisite. Verder is gesproken over een aantal praktische zaken in verband met de verhuizing naar het verzorgingshuis. Verweerder heeft naar het oordeel van het College niet onzorgvuldig gehandeld door in deze omstandigheden geen nader onderzoek te (laten) verrichten.

5.3 Het feit dat E die ochtend in een rolstoel zat, leidt niet tot een ander oordeel. Het College heeft aan de hand van de stukken en de verklaring van verweerder vastgesteld dat E vaker gebruik maakte van een rolstoel. Verder bleek uit het verslag van de huisartsenpost van 26 oktober 2014 dat zij een pijnlijke rechtervoet had. Dat verweerder onder die omstandigheden in het feit dat E in een rolstoel zat geen aanleiding zag voor nader onderzoek, is naar het oordeel van het College niet onzorgvuldig geweest.

5.4 Klaagster en verweerder verschillen van mening over hetgeen is besproken tijdens de visite op 27 oktober 2014, zoals de pijn en de wens van E om in het ziekenhuis te worden onderzocht. Het College ziet geen aanleiding aan het woord van klaagster meer waarde te hechten dan aan het woord van verweerder, of andersom. Dit betekent dat niet kan worden vastgesteld dat uitdrukkelijk om nader onderzoek is gevraagd, zodat ook niet kan worden vastgesteld dat verweerder op dit punt onzorgvuldig heeft gehandeld.

5.5 De conclusie van het voorgaande is dat verweerder met betrekking tot de klacht geen verwijt zoals bedoeld in artikel 47, eerste lid onder a, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg kan worden gemaakt. De klacht zal dan ook als ongegrond worden afgewezen.

6. De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag beslist als volgt:

wijst de klacht af.

Deze beslissing is gegeven door mr. A.E.B. ter Heide, voorzitter, mr. S. Colsen, lid-jurist,

M. Bakker, J. Edwards van Muijen, H.C. Baak, leden-artsen, bijgestaan door mr. I.C.M. Spitters-Vermeulen, secretaris en uitgesproken in het openbaar op 8 maart 2016.

voorzitter secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezond­heidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van het Staatstoezicht op de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hem toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroep­schrift wordt ingezon­den bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcolle­ge voor de Gezondheidszorg te Den Haag, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.