ECLI:NL:TGZRSGR:2016:132 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2016-055b

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2016:132
Datum uitspraak: 20-12-2016
Datum publicatie: 20-12-2016
Zaaknummer(s): 2016-055b
Onderwerp: Onvoldoende informatie
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Ongegronde klacht tegen orthopedisch chirurg die klager onvoldoende/onjuist zou hebben geïnformeerd over de risico’s van een excisie van de bursitis prepatellaris en patiënt niet goed heeft overgedragen aan de operateur.  Door de operatie is een neuroom ontstaan met als gevolg pijnklachten die klager belemmeren in het uitvoeren van zijn werk.  Orthopedisch chirurg hoefde klager voorafgaand aan de operatie niet te waarschuwen voor het optreden van een  hoogst zelden voorkomende en niet te vermijden complicatie van een neuroom. Overdracht ontmoet geen bedenkingen. Klacht afgewezen.  

Datum uitspraak: 20 december 2016

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag heeft de volgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

A ,

wonende te B,

klager,

tegen:

C , orthopedisch chirurg,

werkzaam te D,

verweerder,

gemachtigde: mr. J.M. Aantjes-Hubers, werkzaam te Rotterdam.

1.         Het verloop van de procedure

1.1       Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het klaagschrift, ontvangen op 23 februari 2016

- een brief met bijlagen aan het secretariaat van het College, ontvangen op 4 april 2016, 

  afkomstig van de orthopedisch chirurg van de E F

- het verweerschrift met bijlagen

- de repliek, inhoudende verklaringen van klager

- de dupliek

- een kopie van het medisch dossier van klager (inclusief een CD met daarop beelden van het

  radiologieonderzoek).

1.2       De partijen hebben afgezien van de mogelijkheid om in het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

1.3       De mondelinge behandeling door het College – van deze zaak gezamenlijk met de klachtzaak onder nummer 2016-055a tegen een collega orthopedisch chirurg (hierna: de collega) - heeft plaatsgevonden ter openbare terechtzitting van 25 oktober 2016. De partijen -  klager vergezeld van zijn echtgenote en verweerder bijgestaan door G, als jurist in het H werkzaam  -  zijn verschenen en hebben hun standpunten mondeling toegelicht. Namens verweerder zijn pleitnotities overgelegd.

2.         De feiten

2.1       Klager, geboren op in 1956, is op 14 januari 2013 voor de eerste keer voor zijn knieklachten door verweerder gezien tijdens een poliklinisch consult op de afdeling Orthopedie van het H. Verweerder is daar als orthopedisch chirurg werkzaam.  De aanleiding was een val een maand eerder.

2.2       Na lichamelijk onderzoek en röntgenonderzoek heeft verweerder vastgesteld dat sprake was van een bursitis prepatellaris, een slijmbeursontsteking voor de knieschijf. De slijmbeurs is vervolgens gepuncteerd, waarbij verweerder 50 cc oud bloed heeft weggehaald.

2.3       Op 28 januari 2013 is klager opnieuw voor een poliklinisch vervolgconsult langs geweest. Omdat de rechterknie weer was opgezwollen is de slijmbeurs opnieuw gepuncteerd waarbij 40 cc oud bloed is verwijderd.

2.4       Op 5 februari 2013 bleek tijdens een volgend consult dat de knie weer dik was. Toen is 40 cc oud bloed weggehaald en bij deze gelegenheid zijn een mogelijke operatie (excisie van de bursitis prepatellaris) alsmede de voor- en nadelen daarvan besproken. Klager stemde met een operatie in. Hij heeft een algemeen formulier met informatie meegekregen. Vervolgens is op 26 februari 2013 de operatie in overleg met klager door de collega van verweerder uitgevoerd.

2.5       In de periode van maart 2013 tot en met mei 2014 is klager met (pijn)klachten verschillende malen voor controle op de afdeling Orthopedie terug geweest, onder meer bij verweerder.

2.6       Per email van 22 september 2015 heeft klager het H aansprakelijk gesteld voor de door hem geleden schade. De verzekeraar heeft de claim afgewezen.

3.         De klacht

Klager verwijt verweerder dat deze hem de operatie te rooskleurig heeft voorgespiegeld en dat hij hem niet heeft voorgelicht over de risico’s die aan de operatie verbonden waren. Bij repliek heeft klager hieraan het verwijt toegevoegd dat de overdracht van verweerder aan de collega voor de operatie niet goed is verlopen.

Klager is stratenmaker en moet daarvoor veel werk op zijn knieën doen. Dat is nu na de operatie niet meer mogelijk. Hij had voor de operatie net een jaarcontract bij een infrabedrijf gekregen. Als hij had geweten dat de operatie mogelijk niet zou slagen, had hij zichzelf en zijn gezin financieel niet aan dat risico blootgesteld. Verweerder heeft gezegd dat hij met 5 tot 6 weken na de operatie gewoon weer aan het werk kon gaan.

4.         Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klachten en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5.         De beoordeling

5.1       Het College moet vaststellen dat het resultaat van de operatie ernstig verslechterd is door het ontstaan van pijnklachten in het operatiegebied die in de stukken als gevolg van een neuroom is aangeduid. Dit is een goedaardige woekering van zenuwvezels in littekenweefsel die kan ontstaan op een plaats waar een gevoelszenuw vlak onder de huid beschadigd is. In dit geval is bij de verwijdering van de slijmbeurs een zenuw geraakt – hetgeen overigens altijd gebeurt bij operaties zoals de onderhavige en niet te vermijden is – waarna, en dat is hoogst ongebruikelijk een neuroom is ontstaan op de plaats waar de gevoelszenuw beschadigd is. Omdat dit een hoogst zelden voorkomende en niet te vermijden complicatie is, behoefde verweerder vanwege deze zeldzaamheid klager voor de mogelijkheid van die specifieke complicatie niet te waarschuwen. Hoewel het erg te betreuren is dat juist klager, die voor zijn beroepsuitoefening afhankelijk is van een ongehinderd gebruik van zijn knieën, van deze bijzondere complicatie de dupe is geworden, kan niet worden geconcludeerd dat hij voor de uiterst kleine kans op deze hoogst zelden voorkomende complicatie had moeten worden gewaarschuwd. Het eerste klachtonderdeel is ongegrond.

5.2       Ook het tweede klachtonderdeel is ongegrond. Over de overdracht door verweerder aan zijn collega die de operatie zou uitvoeren en heeft uitgevoerd zijn geen kritische kanttekeningen te plaatsen. Bedacht moet worden dat ook in het geval van klager een elektronisch dossier is bijgehouden waarin van alle relevante gegevens melding wordt gemaakt. Het dossier kan door alle betrokken artsen, zoals in dit geval de opererende arts, worden geraadpleegd. Dat de collega vermoedelijk niet wist dat klager stratenmaker was, is voor de beslissing niet van belang.  Er is geen enkele reden om aan te nemen dat de operateur mét die wetenschap had afgezien van de operatie of had besloten tot een andere aanpak van de operatie.

5.3       De conclusie is dan ook dat verweerder met betrekking tot de klacht geen verwijt zoals bedoeld in artikel 47, eerste lid onder a, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg kan worden gemaakt. De klacht zal dan ook als ongegrond worden afgewezen.

6.         De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag beslist als volgt:

wijst de klacht af

Deze beslissing is gegeven door mr. J.S.W. Holtrop, voorzitter, mr. H. Uhlenbroek, lid-jurist,  dr. G.J. Dogterom, dr . A.M.J.S. Vervest, dr. I. Dawson, leden-artsen, bijgestaan door mr. R.C. Kruit, secretaris en uitgesproken in het openbaar op 20 december 2016.

voorzitter                                                                                          secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezond­heidszorg door:

a.         de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij

            niet-ontvankelijk is verklaard;

b.         degene over wie is geklaagd;

c.         de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van het Staatstoezicht op de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hem toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroep­schrift wordt ingezon­den bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcolle­ge voor de Gezondheidszorg te Den Haag, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.