ECLI:NL:TGZRSGR:2016:108 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2015-323

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2016:108
Datum uitspraak: 01-11-2016
Datum publicatie: 01-11-2016
Zaaknummer(s): 2015-323
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Gedeeltelijk gegronde klacht tegen een tandarts. Vastlegging van de behandeling van twee elementen in het dossier roept vragen op. Er is sprake van inconsistentie en onduidelijkheid. Niet vast te stellen of er sprake is geweest van onnodige vulling(en).  Dossiervoering is incorrect geweest, waardoor niet uitgesloten kan worden dat teveel is gedeclareerd. Dit valt de tandarts aan te rekenen. Waarschuwing.  

Datum uitspraak: 1 november 2016         

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag heeft de volgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

A,

wonende te B,

klager,

tegen:

C, tandarts

 (indertijd) werkzaam te B,

verweerder.

1.            Het verloop van de procedure

1.1       Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het klaagschrift met bijlagen, ontvangen op 22 december 2015

- de medische machtiging, ingekomen op 5 januari 2016

- het verweerschrift met bijlagen, waaronder het tandheelkundig dossier

- de repliek met bijlagen

- de door de secretaris verzonden reacties d.d. 10 mei 2016 en 10 juni 2016 in antwoord op het verzoek van verweerder tot (verder) uitstel.

De partijen hebben afgezien van de mogelijkheid om in het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De mondelinge behandeling door het College heeft plaatsgevonden ter openbare terechtzitting van 6 september 2016. Klager is verschenen en heeft zijn standpunt mondeling toegelicht. Verweerder was niet aanwezig.

2.           De feiten

2.1              Verweerder was als tandarts werkzaam te B en oefende zijn beroep uit aan

het D aldaar. Klager is op 13 mei 2013 bij verweerder geweest voor een periodieke controle. Bij deze controle werd de mondhygiëne van klager, alsmede een eerder geplaatst frame gecontroleerd. Het frame was een jaar eerder door de voorganger van verweerder bij klager geplaatst. De aantekening in het tandheelkundig dossier vermeldt bij de datum van 13 mei 2013 het volgende:

hjc, va vllg 15-2

2.2              Naar aanleiding van de periodieke controle d.d. 13 mei 2013 is klager op 13 juni 2013

bij verweerder terug gekomen voor de behandeling van zijn kiezen. De historie in het tandheelkundig dossier vermeldt bij de behandeling d.d. 13 juni 2013 het volgende:

            “15 hkvlk         Kroon van plastisch materiaal

15 ind              Indirecte pulpa-overkapping

15 e                 Etsen ten behoeve van composietvulling

14 hkvlk          Kroon van plastisch materiaal

14 ind              Indirecte pulpa-overkapping

14 e                 Etsen ten behoeve van composietvulling

De aantekening in het tandheelkundig dossier vermeldt bij de datum van 13 juni 2013 het volgende:

vllg 15-4 gedaan, va hjc

2.3              Klager heeft voor de behandeling van 13 juni 2013 op 20 juni 2013 een nota

ontvangen van E, waarin onder meer een bedrag voor twee kronen van plastisch materiaal stond opgenomen. Klager heeft tegen deze nota bezwaar gemaakt bij verweerder en E. Klager heeft de nota d.d. 20 juni 2013 in augustus 2013 voldaan. In september 2013 is dit bedrag teruggestort op de rekening van klager. Later heeft klager opnieuw een nota ter zake ontvangen.

2.4              De historie in het tandheelkundig dossier vermeldt bij de datum van 10 en 11

september 2013 het volgende:

            “10 -09-2013  15 hkvlk          Kroon van plastisch materiaal

                                   15 ind              Indirecte pulpa-overkapping

11-09-2013     15 ind              Indirecte pulpa-overkapping

                                   14 hkvlk          Kroon van plastisch materiaal

                                   14 ind              Indirecte pulpa-overkapping

                                   14 e                 Etsen ten behoeve van composietvulling

De aantekening in het tandheelkundig dossier vermeldt bij de datum van 26 november 2013 het volgende:

nota van 13-06-13 is betaald door meneer, maar ook weer teruggestort door E!

3.           De klacht

Klager verwijt verweerder zakelijk weergegeven dat klager na misleiding en intimidatie door verweerder op het gezag van verweerder akkoord is gegaan met het vervangen van vullingen. Deze vervanging was ongewenst en onnodig, en heeft geresulteerd in een verslechterde afsteuning van het door de voorganger van verweerder bij klager aangemeten frame. Klager verwerpt de rekening d.d. 20 juni 2013 ook betreffende de twee kronen.

4.        Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5.        De beoordeling

5.1       Het College merkt allereerst op, dat verweerder – hoewel hiertoe in de gelegenheid gesteld – niet meer heeft gereageerd op het repliek van klager en evenmin op de oproepen van het College, en dat hij niet ter terechtzitting is verschenen.

5.2       Het College is bevoegd op grond van artikel 3, tweede lid, Tuchtrechtbesluit BIG.

5.3       De klacht betreft de vraag of verweerder de onjuiste declaraties heeft verstrekt naar aanleiding van de behandeling van klager op 13 juni 2013. Volgens klager heeft verweerder op 13 mei 2013 aangegeven dat klager bij de praktijk van verweerder terug moest komen voor een behandeling van de zijkanten van zijn kiezen rechtsboven. Klager stelt door verweerder op 13 juni 2013 overvallen te zijn door het voorstel een vulling rechtsboven te vervangen. Klager kan niet met zekerheid zeggen of er tijdens de behandeling op 13 juni 2013 een of twee vullingen zijn vervangen. In ieder geval zijn er geen kronen geplaatst.

5.4       Het College stelt voorop dat een kroon van plastisch materiaal een grote vulling betreft. Deze omschrijving in de declaratie kan bij klager verwarring hebben veroorzaakt.

De vastlegging van de behandeling van de elementen 14 en 15 in het tandheelkundig dossier roept echter vragen op, te weten:

        i.            In het tandheelkundig dossier staat in de historie beschreven dat element 14 en 15 op 13 juni 2013 zijn gevuld. Element 14 wordt echter in tegenstelling tot de behandeling van element 15 slechts in de historie beschreven en niet in de aantekening van het tandheelkundig dossier. Dit is inconsistent.

      ii.            Verweerder heeft de behandeling d.d. 13 juni 2013 nogmaals in het tandheelkundig dossier genoteerd, verdeeld over twee dagen (10 en 11 september 2013). Er is geen aanwijzing dat op 10 en/of 11 september 2013 weer een behandeling aan de elementen 14 en 15 heeft plaatsgehad. Zo hierbij sprake is geweest van een correctie naar aanleiding van het terugstorten door E. van de reeds betaalde nota, is deze correctie (te) onduidelijk, zeker gelet op het feit dat hierbij de behandeling over twee dagen is verdeeld.

5.5       Het College kan niet vaststellen of er tijdens de behandeling d.d. 13 juni 2013 een of twee vullingen door verweerder bij klager zijn vervangen. Het College kan evenmin vaststellen of er sprake is geweest van onnodige vulling(en). In zoverre is het klachtonderdeel ongegrond. Het College is echter van oordeel dat de dossiervoering incorrect is geweest om bovengenoemde redenen. Dit valt verweerder in ieder geval ambtshalve aan te rekenen. Het gevolg hiervan is dat niet kan worden uitgesloten, dat teveel is gedeclareerd. Bij gebrek aan nadere gegevens kan het College echter niet vaststellen of van dit laatste sprake is geweest.

5.6       De conclusie is dat de dossiervoering van verweerder in ieder geval tekortschiet, met het risico van onjuiste declaraties tot gevolg. Verweerder heeft hierdoor in strijd gehandeld met de zorg die hij ten opzichte van de patiënt behoorde te betrachten zoals bedoeld in artikel 47, eerste lid onder a, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg. De klacht is dan ook gegrond. 

5.7       Het College acht de hierna te noemen maatregel passend. Een verdergaande maatregel is niet aan de orde. Weliswaar is aan verweerder een voorwaardelijke schorsing opgelegd door het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg d.d. 3 december 2015, maar van overtreding van de schorsingsvoorwaarden is geen sprake aangezien het thans besproken handelen van verweerder voordien heeft plaatsgevonden.

6.       De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag beslist als volgt:

legt op de maatregel van waarschuwing.

Deze beslissing is gegeven door mr. M.A.F. Tan-de Sonnaville, voorzitter, mr. P.M. van Dijk-de Keuning, lid-jurist, drs. H.W. Luk, drs. M.M.L.F. Smulders en drs. J.M.W. Croes, leden-tandartsen, bijgestaan door mr. R.C. Kruit, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 1 november 2016.

voorzitter                                                                                          secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezond­heidszorg door:

a.         de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b.         degene over wie is geklaagd;

c.         de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van het Staatstoezicht op de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hem toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroep­schrift wordt ingezon­den bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcolle­ge voor de Gezondheidszorg te

Den Haag, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.