ECLI:NL:TGZRGRO:2016:46 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen GP2016/12

ECLI: ECLI:NL:TGZRGRO:2016:46
Datum uitspraak: 29-11-2016
Datum publicatie: 29-11-2016
Zaaknummer(s): GP2016/12
Onderwerp: Onheuse bejegening
Beslissingen: Gegrond, berisping
Inhoudsindicatie:   Verweerder wordt verweten dat hij tijdens de consulten cliënte niet respectvol heeft bejegend. Tevens wordt hem verweten dat hij van deze gesprekken een verslag heeft gemaakt dat hij aan de partner van cliënte heeft doen toekomen zonder daarvoor toestemming van haar te hebben terwijl hij bovendien wist dat dit verslag zou worden gebruikt in het kader van een echtscheidingsprocedure. Klacht gegrond, berisping.

Rep.nr. GP2016/12

Datum: 29 november 2016

Def. 202

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE GRONINGEN

Beslissing op de klacht van:  

A,

klaagster,

wonende te B,

tegen

C,

werkzaam als gz-psycholoog en systeemtherapeut te D,

verweerder,

BIG-reg.nr:

1. Verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

•                     het klaagschrift gedagtekend 22 juli 2016, ingekomen op 26 juli 2016;

•                     het verweerschrift gedagtekend 28 juli 2016, ingekomen op 29 juli 2016;

•                     het proces-verbaal van een mondeling vooronderzoek, gehouden door mr. J. Wiersma-Veenhoven, plaatsvervangend secretaris van het college, op 22 augustus 2016;

•                     het aanvullende klaagschrift gedagtekend 29 augustus 2016, ingekomen op 6 september 2016, met als bijlage mailverkeer tussen klaagster en verweerder;

•                     de reactie van verweerder op het aanvullend klaagschrift, gedagtekend 10 september 2016, ingekomen 13 september 2016;

•                     de nadere reactie van verweerder op het proces-verbaal van het mondeling vooronderzoek, gedagtekend 17 september 2016, met als bijlage het verslag van de consulten d.d. 27 juli 2016.

De klacht is behandeld ter openbare zitting van 18 oktober 2016. Partijen, alsmede de broer van klaagster, E, zijn verschenen. 

Verweerder heeft pleitaantekeningen voorgedragen en overgelegd.

2. Vaststaande feiten

Voor de beoordeling van de klachten gaat het college uit van de volgende feiten.

2.1. Klaagster heeft verweerder benaderd omdat zij relatieproblemen met haar partner (thans ex-partner) ondervond. Zij hadden zonder resultaat al de nodige therapieën ondergaan. Zij was daarom ten einde raad. Een andere therapeut vertelde haar over verweerder. 

2.2. Verweerder is gz-psycholoog en systeemtherapeut. Hij is in 1986 afgestudeerd en werkt sinds die tijd met psychiatrische patiënten en mensen die hulp zoeken vanwege psychische klachten.

2.3. Verweerder heeft in zijn hoedanigheid van gz-psycholoog tweemaal met klaagster in het bijzijn van haar partner gesproken vanwege hun relatieproblemen. Hij hanteert daarbij een directieve en confronterende werkwijze. Verweerder heeft deze werkwijze niet van tevoren uitgelegd aan klaagster. Hij veronderstelde dat zij hiermee al bekend was. Deze werkwijze is ook op zijn website te lezen.

2.4. De twee consulten hebben plaatsgevonden in de periode april – juni 2016. De exacte data zijn niet bekend. Verweerder schoont zijn agenda iedere maand met het oog op de privacy van zijn cliënten en kan de data niet achterhalen.

2.5. Van therapeutische gesprekken maakt verweerder (korte) verslagen. Bij consulten maakt verweerder aantekeningen.

2.6. Verweerder hanteert voor zijn consulten – die in zijn vrije tijd plaatsvinden – een betalingssysteem. Na afloop verzoekt hij patiënten in een mail aan te geven hoe zij de consulten hebben ervaren en hoeveel zij hem ervoor willen betalen. Het door de patiënten genoemde bedrag wordt vervolgens op een rekening overgenomen en deze rekening wordt hen toegestuurd. Zo heeft hij ook geen ‘gedoe’ met zorgverzekeraars over de facturering.

2.7. Na afloop van de twee consulten heeft geen derde consult plaatsgevonden. De partner van klaagster heeft meegedeeld welk bedrag in rekening kon worden gebracht. Dit bedrag heeft hij betaald. Voorts heeft hij verweerder meegedeeld dat hij de relatie met zijn vrouw zou gaan verbreken. De partner van klaagster heeft nadien aan verweerder het verzoek gedaan in het kader van de echtscheiding een verslag van de consulten op te maken. Aan dit verzoek heeft verweerder voldaan. Hij heeft het verslag alleen aan de partner van klaagster en niet aan haarzelf toegezonden. Hij heeft klaagster niet gekend in de inhoud van het verslag en haar evenmin gekend in het verstrekken van het verslag ten behoeve van de echtscheiding aan haar partner.

2.8. Klaagster heeft dit laatste ten tijde van het vooronderzoek vernomen en haar klacht op dit punt uitgebreid.

3. De klachten

Klaagster heeft twee klachten ingediend tegen verweerder.

Klachtonderdeel 1. Bejegening

Klaagster is tijdens de twee consulten bij verweerder drie dingen opgevallen:

1.      Verweerder was nogal uitgesproken over haar veerkracht: volgens klaagster vond hij haar “walgelijk optimistisch”.

2.      Hij sprak over een andere (fictieve) patiënte met kanker en noemde die patiënte “een zweefteef”.

3.      Hij zei dat klaagster een hersentumor had. Toen zij geëmotioneerd raakte noemde verweerder haar een drama-queen.

Klaagster heeft hem per e-mail laten weten dat ze zijn benaderingswijze ongepast vond en dat er geen derde consult zou volgen.

Dit eerste klachtonderdeel luidt dat verweerder niet respectvol is tegenover zijn cliënten.

Klachtonderdeel 2. Schending geheimhoudingsplicht en gebrek aan respect voor cliënte

Verweerder is in het bezit van een verslag van de twee consulten. Klaagster is niet bekend met dit verslag en wil dat dit verslag ongeldig wordt verklaard. Het verslag is zonder dat zij daar vanaf wist door verweerder aan haar thans ex-partner ter beschikking gesteld in het kader van de echtscheidingsprocedure.

4. Verweer

Klachtonderdeel 1. Bejegening

Het verweer luidt als volgt.

4.1. Van een collega kreeg verweerder het verzoek klaagster te helpen. Kort daarna ontving hij zelf een e-mail van haar, waarin zij hem vroeg haar en haar partner te helpen vanwege ernstige relatieproblemen. Verweerder heeft een directieve aanpak en verwachtte dat klaagster daar al van op de hoogte was, via zijn collega tot wie zij zich eerder had gewend, dan wel via zijn internetsite. Mensen komen vaak bij verweerder als andere therapieën niet hebben gewerkt. Hij probeert mensen dan wakker te schudden door directief en confronterend te zijn. 

4.2. Tijdens het eerste consult presenteerde klaagster zich als iemand die altijd positief is. Verweerder heeft haar niet ‘walgelijk optimistisch’, maar wel een ‘positivismejunk’ genoemd.

4.3. Verweerder bevestigt dat hij tijdens de gesprekken met klaagster iemand een ‘zweefteef’ heeft genoemd. Hij sprak echter over een gefingeerde kankerpatiënte. Hij gebruikte deze term om tot uitdrukking te brengen dat hij een hardcore cognitieve gedragstherapeut is die niet van alternatieve geneeswijzen houdt. Hij wilde met deze term toetsen of klaagster bij hem aan het goede adres was. Als hij te maken zou hebben met een zogenaamde ‘zweefteef’, zou hij niet de geschikte therapeut voor klaagster en haar partner zijn. Hij staat namelijk bekend om zijn directieve aanpak en confronterende bewoordingen en die stijl past niet bij iedereen. Klaagster en haar partner moesten echter beiden lachen om deze kwalificatie, aldus verweerder. Verweerder had de indruk dat het wel klikte. Klaagster heeft tijdens de consulten geen commentaar op zijn werkwijze geuit. Verweerder heeft daardoor niet de mogelijkheid gehad zijn werkwijze aan te passen.

4.4. Verweerder heeft niet gezegd tegen klaagster dat zij een hersentumor zou hebben. Wel heeft hij gezegd dat hij niet zou uitsluiten dat klaagster een hersentumor heeft, omdat hij het gedrag van klaagster af en toe onnavolgbaar, situatie-incongruent en bizar vond. Verweerder werkt ook met patiënten die een hersentumor hebben en hun gedrag kan soms ook bizar en onnavolgbaar zijn. Omdat klaagster zichzelf tijdens de gesprekken frequent tegensprak en zeer heftig tegenstrijdig emotioneel gedrag liet zien heeft hij haar vanwege de oninvoelbaarheid hiervan een drama-queen genoemd.

4.5. Na de tweede sessie deelde klaagster mee dat er geen derde sessie meer zou volgen. Verweerder sprak met klaagster af dat zij hem zou berichten wat zij wilde betalen voor de consulten.

Verweerder heeft geen mailbericht van klaagster ontvangen met een terugkoppeling en een bedrag dat in rekening kon worden gebracht. Daarom heeft hij haar en haar partner zelf gemaild. Klaagster heeft niet op deze mail gereageerd, haar partner wel. Deze heeft voor de consulten betaald.

4.6. Als klaagster problemen had met verweerders benaderingswijze had ze dit eerder tegen hem moeten zeggen. Nu begon ze er pas over toen verweerder naar de betalingen vroeg. Verweerder vindt dit gedrag huichelachtig.  

Klachtonderdeel 2. Schending geheimhoudingsplicht; respect

Verweerder heeft dienaangaande het volgende aangevoerd.

4.7. Na de twee consulten heeft verweerder de partner van klaagster nog een aantal malen gesproken. Deze deelde mee dat hij voornemens was te gaan scheiden van klaagster. Hij vroeg verweerder om in het kader van de echtscheidingsprocedure een verslag op te maken van de consulten. Aan de hand van zijn aantekeningen heeft verweerder een verslag opgesteld en dat aan de partner van klaagster doen toekomen. Verweerder zag op dat moment de partner, die in tegenstelling tot klaagster wel bereid was te betalen voor de consulten, meer als zijn patiënt dan klaagster. Omdat klaagster hem in zijn visie niet op een volwassen manier had behandeld, zag hij ook geen reden om dat bij haar te doen. Daarom heeft hij het verslag niet naar klaagster verzonden. Het was ook niet door haar aangevraagd en het contact met haar was op dat moment verbroken.

5. Beoordeling van de klachten

Algemeen

5.1. Bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen, gaat het er niet om of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard. De tuchtrechter toetst dat handelen aan de hand van de concrete klacht zoals deze door een klager naar voren is gebracht. 

5.2. Het college ziet aanleiding om het handelen van verweerder in zijn hoedanigheid van gezondheidszorgpsycholoog mede te toetsen aan de Beroepscode voor psychologen 2015, vastgesteld door de ledenraad van het Nederlands Instituut van Psychologen (hierna: de Beroepscode). Centraal daarin staan vier basisprincipes: verantwoordelijkheid, integriteit, respect en deskundigheid (vastgelegd in de artikelen 10 t/m 13 van de Beroepscode).

5.3. Meer specifiek verwijst het college naar het navolgende:

“Artikel 11        Integriteit

Psychologen streven naar integriteit in de wetenschapsbeoefening, het onderwijs en de toepassing van de psychologie. In hun handelen betonen psychologen eerlijkheid, gelijkwaardige behandeling en openheid tegenover betrokkenen. Zij scheppen tegenover alle betrokkenen duidelijkheid over de rollen die zij vervullen en handelen in overeenstemming daarmee.

Artikel 12        Respect

Psychologen tonen respect voor de fundamentele rechten en waardigheid van betrokkenen. Zij respecteren het recht van betrokkenen op privacy en vertrouwelijkheid.

Zij respecteren en bevorderen diens zelfbeschikking en autonomie, voor zover dat te verenigen is met de andere professionele verplichtingen van de psychologen en met de wet.”

Deze bepaling is onder andere nader uitgewerkt in de artikelen 71, 81 en 89, welke luiden als volgt:

“Respect: vertrouwelijkheid

Artikel 71      Geheimhouding

In het directe contact met de betrokkene(n) gaan psychologen een vertrouwensrelatie aan. Daarom zijn psychologen verplicht tot geheimhouding van hetgeen hen uit hoofde van de uitoefening van hun beroep ter kennis komt, voor zover die gegevens van vertrouwelijke aard zijn. Onder deze verplichting valt ook het professionele oordeel van psychologen over de betrokkene. De geheimhoudingsverplichting blijft na beëindiging van de professionele relatie bestaan.

Respect: gegevensverstrekking

Artikel 81      Gegevensverstrekking aan derden

De psycholoog verstrekt uitsluitend die gegevens uit het dossier aan derden die relevant en noodzakelijk zijn voor de specifieke vraagstelling en waarvoor de cliënt vooraf gerichte toestemming heeft verleend. Onder gegevens wordt ook het professionele oordeel van psychologen verstaan. Om de toestemming van de cliënt te verkrijgen stelt de psycholoog de cliënt in de gelegenheid om de gegevens vooraf in te zien.

Respect: Rapportage

Artikel 89      Toestemmingsvereiste voor rapportage aan derden

Voor rapportage aan derden is vooraf de gerichte toestemming van de cliënt noodzakelijk. Om de toestemming van de cliënt te verkrijgen stelt de psycholoog de cliënt in de gelegenheid de rapportage vooraf in te zien.”

Klachtonderdeel 1. Bejegening

5.4. Tussen partijen bestaat verschil van mening of de twee gesprekken als consulten dan wel als therapie zijn te duiden. Dit verschil is voor de beantwoording van de vraag of verweerder klaagster al dan niet correct heeft bejegend niet ter zake doende. Het college zal hierna de term ‘consulten’ hanteren, zonder daarmee een oordeel over de kwalificatie van die gesprekken te willen uitspreken.

5.5. Verweerder heeft met zijn wijze van bejegening van klaagster de grenzen van de betamelijkheid overschreden en zijn cliënte niet met respect behandeld. Allereerst had hij voorafgaand aan het eerste consult zijn werk- en handelwijze aan klaagster dienen uit te leggen. Dat verweerder ervan uitging dat klaagster hierover door een collega van verweerder zou zijn geïnformeerd, en er bovendien informatie over zijn werkwijze op zijn internetsite kan worden geraadpleegd, ontslaat verweerder niet van deze verplichting. Verweerder dient op dit punt duidelijk te zijn en actief op te treden. Hij heeft dat nagelaten. Voorts had hij beter moeten inschatten of zijn woordgebruik paste bij klaagster en de gemoedstoestand waarin zij als zijn cliënte verkeerde. Op dit punt is verweerder tekortgeschoten. Dat spreekt te meer als het gaat om het derde onderdeel van deze klacht. Zelfs als het college uitgaat van de versie van verweerder – dat hij gezegd heeft dat hij niet zou uitsluiten dat klaagster een hersentumor heeft omdat hij het gedrag van klaagster af en toe onnavolgbaar, situatie-incongruent en bizar vond – heeft te gelden dat deze opmerking op zichzelf bezien al als grensoverschrijdend en ook laakbaar is te achten. Zou een dergelijke verstrekkende opmerking, gemaakt door een gezondheidszorgpsycholoog, al in enige context op haar plaats zijn, dan zou deze dienen te worden opgevolgd door cliënte te verwijzen naar bijvoorbeeld een neuroloog voor nader onderzoek. Het enkel en alleen poneren van een dergelijke verdenking ten overstaan van een cliënte die ten einde raad verweerders hulp inroept vanwege relatieproblemen kan niet worden gebracht onder de noemer: confronterende en/of directieve werkwijze. Verweerder heeft naar het oordeel van het college onverantwoord en daarmee ondeskundig en respectloos gehandeld door zo’n uitspraak in de context van een consult te doen zonder daaraan een verder gevolg te geven.

5.6. Het eerste klachtonderdeel is gegrond.

Klachtonderdeel 2. Schending geheimhoudingsplicht; respect

5.7. Uit de artikelen uit de Beroepscode zoals onder 5.3 vermeld volgt dat het voor het verstrekken van gegevens aan derden niet ter zake doet of deze informatie als ‘gegevens’ dan wel als ‘rapportage’ is te duiden. Immers, de Beroepscode vereist zowel voor het verstrekken van gegevens aan derden als voor het verstrekken van rapportage aan derden gerichte toestemming van cliënt (artikelen 81 en 89).

Door het verslag van de beide gesprekken aan de partner van cliënte te verstrekken zonder haar om gerichte toestemming te vragen, heeft verweerder zijn geheimhoudingsplicht in de zin van art. 71 van de Beroepscode geschonden en heeft hij het toestemmingsvereiste in de zin van art. 81 dan wel art. 89 van de Beroepscode niet nageleefd.

5.8. Verweerders argument dat hij de partner ook als cliënt/patiënt zag en daarom niet aan een ander dan een patiënt heeft gerapporteerd maar aan een patiënt zelf, snijdt geen hout en miskent het gegeven dat een patiënt ook in het licht van de Beroepscode een individu is en niet te samen met degene waarmee zij op consult komt een onlosmakelijk geheel vormt. Dat geldt evenzeer in het geval beide betrokkenen als cliënt zouden kunnen worden aangemerkt.

5.9. Verweerders argument dat de relatie met klaagster was verbroken toen hij haar partner het verslag stuurde, baat hem evenmin. Uit art. 71 van de Beroepscode volgt immers dat de geheimhoudingsplicht ook na beëindiging van de professionele relatie blijft bestaan.

5.10. Verweerder heeft geen inzicht getoond in de klachtwaardigheid van zijn handelen. Integendeel: omdat klaagster hem in zijn visie niet op een volwassen manier heeft behandeld, zag hij ook geen reden om dat bij haar te doen. Tijdens deze procedure heeft hij bovendien geen blijk gegeven van een gewijzigd inzicht ten aanzien van deze handelswijze.

5.11. Gelet op het voorgaande heeft verweerder niet integer gehandeld en geen respect getoond voor het recht van klaagster op privacy en vertrouwelijkheid in de zin van de Beroepscode. 

5.12. Ook het tweede klachtonderdeel is gegrond.

6. Motivering van de maatregel

6.1. Gelet op al het vorenstaande heeft verweerder – kort samengevat – klaagster niet respectvol behandeld en bejegend. Tevens heeft hij zijn geheimhoudingsplicht geschonden door het verslag van twee consulten zonder haar medeweten en toestemming aan haar partner te doen toekomen, nota bene in het kader van een echtscheidingsprocedure. Verweerder heeft aldus gehandeld in strijd met de Beroepscode. Naar het oordeel van het college is dit handelen van verweerder laakbaar. Dat geldt temeer omdat verweerder wist dat zijn verslag zou worden gebruikt in het kader van een echtscheidingsprocedure.

6.2. De conclusie van het voorgaande is dat de beide klachtonderdelen gegrond zijn. Verweerder heeft gehandeld in strijd met de zorg die hij ingevolge artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg jegens klaagster had behoren te betrachten.

Het College acht de hierna onder 7 te noemen maatregel passend.

Om redenen, aan het algemeen belang ontleend, zal de beslissing zodra zij onherroepelijk is op na te melden wijze worden bekendgemaakt.

7. Beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen:

- verklaart de klacht in beide onderdelen gegrond;

- legt aan verweerder de maatregel van een berisping op;

- bepaalt voorts dat de beslissing ingevolge artikel 71 van de Wet BIG, nadat zij onherroepelijk zal zijn geworden, geheel in de Nederlandse Staatscourant zal worden bekend gemaakt en aan de tijdschriften De Psycholoog, Tijdschrift voor Gezondheidsrecht en Gezondheidsrecht Jurisprudentie ter bekendmaking zal worden aangeboden.

Aldus gegeven door:

mr. P.W.M. Huisman, voorzitter;

mr. dr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo, lid-jurist;

dr. Th.A.M. Deenen, lid-beroepsgenoot;

dr. J.P.C. Jaspers, lid-beroepsgenoot;

dr. R.J. Takens, lid-beroepsgenoot;

bijgestaan door mr. L.C. Commandeur, secretaris,

 en in het openbaar uitgesproken op 29 november 2016 door mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme, voorzitter, in tegenwoordigheid van voornoemde secretaris.

De secretaris:                                                                         De voorzitter:                                    

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door: a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard; b. degene over wie is geklaagd; c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat. Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.