ECLI:NL:TGZRGRO:2016:42 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen G2016/40

ECLI: ECLI:NL:TGZRGRO:2016:42
Datum uitspraak: 19-07-2016
Datum publicatie: 20-07-2016
Zaaknummer(s): G2016/40
Onderwerp: Onjuiste declaratie
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie:   Klacht tegen psychiater. Verweerster zou ten onrechte medicatie hebben uitgeschreven die ook ten onrechte is gedeclareerd, met als gevolg dat klager het eigen risico van zijn ziektekostenverzekering heeft moeten betalen. Een en ander is niet komen vast te staan. Klacht kennelijk ongegrond. 

Rep.nr.  G2016/40

19 juli 2016

Def. 133

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE GRONINGEN

Beslissing op de klacht van:

A,

klager,

wonende te B,

tegen

C ,

werkzaam als psychiater te D,

verweerster,

BIG-reg.nr:,

advocaat: mr. C. Grondsma.  

1. Verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

- het klaagschrift van 11 maart 2016, ingekomen op 14 maart 2016;

- het verweerschrift met bijlagen van 4 mei 2016, ingekomen op 4 mei 2016 per fax en op 6 mei 2016 per post;

- het medisch dossier;

- de repliek van 11 mei 2016, ingekomen op 13 mei 2016.

In het kader van het vooronderzoek zijn partijen in de gelegenheid gesteld te worden gehoord. Partijen hebben hiervan geen gebruik gemaakt.

De klacht is behandeld in raadkamer.  

2. Vaststaande feiten

Voor de beoordeling van de klacht gaat het college uit van de volgende feiten.

2.1

Klager is vanaf 1997 onder behandeling van de GGZ. Verweerster is als psychiater verbonden aan het FACT-team (FACT staat voor ‘Flexible Assertive Community Treatment’) te B. Het FACT-team is een onderdeel van de GGZ dat de behandeling verzorgt van patiënten met een ernstige psychiatrische aandoening, waarbij zorgvragen bestaan op meerdere levensgebieden. Verweerster is sinds 2009 als behandelend psychiater betrokken bij de behandeling van klager.

3. De klacht

De klacht luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.

Verweerster heeft in januari en februari 2016 tweemaal het middel Xeplion voor hem besteld. Dit was nergens voor nodig, want klager was na zijn laatste behandeling met dit middel in december 2015 al overgestapt naar een andere psychiater die hem het middel Acemap voorschreef. De spuiten Xeplion kosten € 700,- per stuk, met als gevolg dat klager het eigen risico van zijn ziektekostenverzekering ten bedrage van € 385,- moet betalen. Daarnaast heeft verweerster de spuiten ook gedeclareerd, terwijl zij niet meer zijn behandelend psychiater was en hij het middel niet meer gebruikte. Ze heeft zich met deze werkwijze dus ook schuldig gemaakt aan fraude, aldus klager.

4. Het verweer

Het verweer luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.

4.1 Algemeen

Verweerster is sinds 2009 klagers behandelend psychiater. Hun behandelrelatie kenmerkt zich door een vrij intensief contact en het regelmatig aanpassen van de medicatie. Sinds november 2012 gebruikt klager het middel paliperidon (Xeplion R). Dit middel wordt als onderhoudsbehandeling gebruikt voor de symptomen van schizofrenie bij volwassen patiënten die reeds gestabiliseerd zijn met orale paliperidon of risperidon. Het middel wordt als depot geïnjecteerd en heeft een werkingsduur van vier weken. In januari 2016 droeg verweerster de behandeling van klager over aan een collega, met wie klager op 7 januari 2016 een kennismakingsgesprek had. Tijdens dit gesprek is het gebruik van Xeplion besproken. Ter ontlasting en waarneming van haar collega schreef verweerster op 18 januari 2016 voor een periode van drie maanden Xeplion voor. Op 19 januari 2016 liet klager telefonisch weten niet naar de poli te komen om zijn depot te halen. Op 21 januari 2016 berichtte klager verweersters collega geen antipsychotica meer te willen gebruiken. Tegen het advies van verweersters collega in staakte hij het medicatiegebruik. In februari 2016 belde klager met FACT over de declaratie van de medicatie en het feit dat hij zijn eigen risico moest betalen. Verweerster gaf vervolgens op 19 februari 2016 expliciet opdracht aan de beheerders van de depotmedicatie om de lopende reeks Xeplion af te breken.

Een casemanager van FACT zocht vervolgens uit hoe het nu precies zit met de declaratie. Het depot in januari 2016 was op tijd geleverd en lag klaar voor klager. Aangezien klager daarna zijn afspraak annuleerde, werd het depot wel gedeclareerd. Het depot dat voor februari 2016 was besteld, werd gecrediteerd. In maart heeft verweersters collega nog uitgezocht hoe een en ander verder is verlopen. Hierbij was verweerster echter niet meer betrokken.

Dat klager het eigen risico van zijn ziektekostenverzekering moest betalen, heeft niet alleen met Xeplion te maken, maar ook met andere geleverde medicatie en zorg.

4.2 Reactie op de klacht

Mocht de klacht betrekking hebben op het eigen risico van 2016 dan geldt dat het eigen risico van het lopende jaar wel vaker als voorschot in rekening wordt gebracht. Patiënten kunnen dit vaak in termijnen betalen. Als klager dat niet heeft aangegeven, kan het zijn dat hij ineens zijn eigen risico gefactureerd heeft gekregen. Door zijn uitgebreide medicatiegebruik en het feit dat hij specialistische GGZ-zorg krijgt, is er echter geen ontkomen aan dat hij zijn eigen risico volledig zal moeten betalen.

Wat betreft de Xeplion geldt dat het laatste depot dat in rekening is gebracht het depot was van januari 2016. Dat depot lag immers al klaar voordat klager zijn afspraak annuleerde en had laten weten geen medicatie meer te willen gebruiken. Dit depot is retour gegaan naar de apotheek voor vernietiging zoals te doen gebruikelijk. Hierna is er ten behoeve van klager geen Xeplion meer geleverd dan wel gedeclareerd. Dat verweerster in januari 2016 nog een recept voor klager uitschreef, komt overigens doordat zij voor haar collega waarnam op dat moment. Al met al heeft zij niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld jegens klager, aldus verweerster.

5. Beoordeling van de klacht

5.1

Het college wijst er allereerst op dat het er bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Klager is van mening dat verweerster ten onrechte nog als zijn psychiater is opgetreden na afloop van de behandelrelatie die tussen hen heeft bestaan en onnodig medicatie heeft besteld en gedeclareerd. Hierdoor is hij niet alleen zijn eigen risico kwijt, maar heeft zij ook frauduleus gehandeld. Verweerster heeft een en ander gemotiveerd betwist. Zo heeft zij uiteengezet dat zij in januari 2016 enkel gedurende haar waarneming van klagers psychiater medicatie heeft uitgeschreven en dat de medicatie is stopgezet nadat klager te kennen had gegeven hiermee te willen stoppen. Alleen het depot dat al voor klager gereed lag op de poli alvorens hij zijn afspraak om het toegediend te krijgen annuleerde, is nog wel in rekening gebracht. Voornoemde uiteenzetting is tevens terug te vinden in het medisch dossier en overigens ook niet weersproken door klager in zijn repliek. Het college gaat er daarom van uit dat de door verweerster beschreven gang van zaken juist is en acht hierin geen enkel aanknopingspunt aanwezig voor een tuchtrechtelijk verwijtbaar aan haar adres. De klacht is naar het oordeel van het college dan ook kennelijk ongegrond.

6. Slotsom

De klacht zal kennelijk ongegrond worden verklaard.

7. Beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen:

verklaart de klacht kennelijk ongegrond en wijst deze af.

Aldus gegeven door:

mr. P.W.M. Huisman, voorzitter;

mr. Th.A. Wiersma, lid-jurist;

mw. drs. J.M.C. van Dam, lid-beroepsgenoot;

dr. A.J.K. Hondius, lid-beroepsgenoot;

dr. H.D. de Boer, lid-beroepsgenoot;

bijgestaan door mw. mr. L.C. Commandeur, secretaris,

en in het openbaar uitgesproken op 19 juli 2016 door mr. dr. drs. H.L.C. Hermans, voorzitter, in tegenwoordigheid van voornoemde secretaris.

De secretaris:                                                                         De voorzitter:                                    

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door: a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard; b. degene over wie is geklaagd; c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat. Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.