ECLI:NL:TGZRGRO:2016:24 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen G2015/84
ECLI: | ECLI:NL:TGZRGRO:2016:24 |
---|---|
Datum uitspraak: | 23-02-2016 |
Datum publicatie: | 23-02-2016 |
Zaaknummer(s): | G2015/84 |
Onderwerp: | Geen of onvoldoende zorg |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen psychiater. Samengevat verwijt klaagster verweerster onzorgvuldigheid, ondeskundigheid, het stellen van een foute diagnose en het niet nakomen van afspraken. Ook heeft zij volgens klaagster ten onrechte geen AMK-melding gedaan betreffende klaagsters echtgenoot. Een en ander is niet komen vast te staan. Klacht kennelijk ongegrond. |
Rep.nr. G2015/84
23 februari 2016
Def. 030
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
TE GRONINGEN
Beslissing op de klacht van:
A,
klaagster,
wonende te B,
tegen
C,
psychiater te D,
verweerster,
BIG-reg.nr:
gemachtigde: mr. R.J. Peet.
1. Verloop van de procedure
Het college heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- het klaagschrift met bijlagen van 29 juli 2015, ingekomen op 5 augustus 2015;
- het verweerschrift met bijlagen van 6 oktober 2015, ingekomen op 7 oktober 2015;
- de repliek met bijlagen van 6 november 2015, ingekomen op 10 november 2015;
- de dupliek van 14 december 2015, ingekomen op 15 december 2015.
In het kader van het vooronderzoek zijn partijen in de gelegenheid gesteld te worden gehoord. Partijen hebben hiervan geen gebruik gemaakt.
De zaak is in de raadkamer van het college behandeld.
2. De feiten
Op grond van de stukken dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van de volgende feiten te worden uitgegaan.
2.1.
Klaagster werd op 13 december 2010 door haar huisarts verwezen naar de polikliniek psychiatrie van het E in D waar verweerster werkzaam is als psychiater. In de verwijsinformatie stond dat er bij klaagster sprake was van ernstige relatieproblemen met lijdensdruk en externaliserende uitingen, met de vraag of sprake is van persoonlijkheidsproblematiek.
2.2.
Klaagster is vanwege afwezigheid van verweerster in eerste instantie gezien door een SPV-er die gesuperviseerd werd door een collega van verweerster. Klaagster gaf in dit eerste gesprek aan hulp te willen voor haar echtgenoot en er werd een vervolgafspraak gemaakt bij verweerster voor klaagster en haar echtgenoot samen.
2.3.
Deze eerste afspraak werd door klaagster afgezegd omdat haar echtgenoot niet mee wilde komen en er werd een nieuwe afspraak gemaakt voor 25 februari 2011. Klaagster is alleen op deze afspraak verschenen omdat haar echtgenoot ook op deze afspraak niet wilde komen. Verweerster is na dit gesprek tot de conclusie gekomen dat ze twijfels heeft of de weergave van klaagster over haar situatie en die van haar echtgenoot reëel is en dat het niet onwaarschijnlijk is dat het voornaamste probleem bij klaagster ligt.
2.4.
In de daaropvolgende weken is er enkele malen mailcontact tussen klaagster en verweerster waarin klaagster haar zorgen uit over haar echtgenoot. Op 16 en 25 maart 2011 komt klaagster bij verweerster op consult. Op 19 april 2011 heeft verweerster voor het laatst contact met klaagster nadat verweerster haar had aangegeven dat zij het vermoeden heeft dat er (ook) bij haar een psychiatrische stoornis speelt.
3. De klachten
De klachten luiden – zakelijk weergegeven – als volgt.
Klaagster verwijt verweerster dat zij;
-onzorgvuldig en ondeskundig heeft gehandeld door verweerster niet in bescherming te nemen tegen haar echtgenoot;
- een valse diagnose heeft gesteld;
- afspraken niet nakomt;
-heeft verzuimd een AMK melding te doen;
- de vraag van de huisarts van klaagster niet correct heeft beantwoord;
-onzorgvuldig jegens klaagster heeft gehandeld omdat zij door toedoen van verweerster uit de praktijk van haar huisarts is gezet.
4. Het verweer
Verweerster heeft gemotiveerd verweer gevoerd strekkende tot (kennelijk) ongegrondverklaring van de klacht.
5. De beoordeling van de klacht
Het college wijst er allereerst op dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet omgaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijke bekwame beroepsoefening, rekening houdende met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.
Het college is op grond van de stukken van oordeel dat verweerster op geen enkele wijze onzorgvuldig jegens klaagster heeft gehandeld. Verweerster heeft de aan haar gerichte verwijten volledig en goed onderbouwd bestreden en het college heeft in de stukken geen aanwijzingen gevonden voor enig tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen of nalaten door verweerster.
6. Slotsom
Gelet op het voorgaande is de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond en dient als volgt te worden beslist.
7. Beslissing
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen:
verklaart de klacht kennelijk ongegrond en wijst deze af.
Aldus gegeven door:
mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme, voorzitter,
mr. drs. W.J. de Boer, lid-jurist,
drs. H.R. van Dop, lid-beroepsgenoot,
drs. H. Rumpt, lid-beroepsgenoot,
drs. J. Gietema, lid-beroepsgenoot,
bijgestaan door mr. H.D. de Groot, secretaris,
en in het openbaar uitgesproken op 23 februari 2016 door mr. dr. drs. H.L.C. Hermans, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. Y.M.C. Bouman, secretaris.
De secretaris: De voorzitter:
Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door: a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard; b. degene over wie is geklaagd; c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat. Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.