ECLI:NL:TGZRGRO:2016:23 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen G2015/132
ECLI: | ECLI:NL:TGZRGRO:2016:23 |
---|---|
Datum uitspraak: | 26-01-2016 |
Datum publicatie: | 26-01-2016 |
Zaaknummer(s): | G2015/132 |
Onderwerp: | Geen of onvoldoende zorg |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen huisarts. Klager verwijt verweerder dat hij hem ten onrechte niet heeft verwezen naar het ziekenhuis toen klager zich meldde met lichamelijke klachten. Het college is van oordeel dat niet gebleken is dat verweerder klager had moeten verwijzen op het bewuste moment. Klacht kennelijk ongegrond. |
Rep.nr. G2015/132
26 januari 2016
Def. 015
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
TE GRONINGEN
Beslissing op de klacht van:
A,
wonende te B,
klager,
tegen
C,
werkzaam te B,
verweerder,
huisarts,
BIG reg. nr: ,-
bijgestaan door mevrouw mr. N.M.H. Hoekstra.
1. Verloop van de procedure
Het College heeft kennisgenomen van
- het klaagschrift van 23 oktober 2015, ingekomen op 26 oktober 2015;
- het verweerschrift 26 november 2016, ingekomen op 30 november 2016.
Op 11 januari 2016 heeft in deze zaak een mondeling vooronderzoek plaatsgevonden onder leiding van de voorzitter van het college, mr.dr. drs. H.L.C. Hermans. Daarvan is proces-verbaal opgemaakt. Tijdens dit vooronderzoek heeft klager een verklaring overgelegd van D, MDL internist, werkzaam bij het E te F betreffende een op 2 december 2015 bij klager uitgevoerde ileocoloscopie.
Deze verklaring is aan het proces-verbaal gehecht.
De klacht is behandeld in raadkamer.
2. Vaststaande feiten
2.1
Klager heeft de huisartsenpraktijk van verweerder in oktober 2008 geconsulteerd over klachten die zouden samenhangen met zijn vermoeden dat een collega op zijn werk iets in zijn koffie heeft gedaan, een stof als Viagra of GHB.
2.2
Verweerder zelf is op 18 september en 26 september 2008 als direct hulpverlener bij de behandeling van klager betrokken geweest. De overige consulten vonden plaats bij een huisarts in opleiding die onder zijn supervisie stond.
3. De klacht
Klager verwijt verweerder dat hij hem niet direct zelf - of in tweede instantie in zijn rol als supervisor - naar een ziekenhuis heeft verwezen voor een onderzoek van voornoemde klachten.
4. Het verweer
Verweerder brengt, zakelijk weergegeven, naar voren dat wel degelijk aandacht is besteed aan de klachten van klager. Een onderzoek of het bloed van klager een stof als Viagra of GHB bevatte, zou – zoals verweerder en de huisarts in opleiding na overleg met de apotheker en raadpleging van de website van de G kliniek concludeerden - echter zinloos zijn geweest omdat beide stoffen binnen zeer korte tijd uit het lichaam verdwijnen en die stoffen dus niet (meer) zouden zijn aangetroffen. Voor een verwijzing naar een ziekenhuis bestond (ook overigens) geen aanleiding.
5. Beoordeling van de klacht
Het college leidt uit het medisch dossier van klager af dat klager het voorval met de koffie heeft gemeld op 15 oktober 2008. Hij sprak toen over hartkloppingen die echter inmiddels weer waren verdwenen. De conclusie was dat moest worden afgewacht of deze of andere klachten zouden terugkeren. Op 3 december 2008 merkt klager op dat hij zeker weet dat ‘ze hem iets hebben toegediend’, maar dat alles ‘nu weer goed gaat’.
In de nadien gevolgde contacten met de praktijk komt het incident met de koffie volgens het medisch dossier pas weer ter sprake op 22 oktober 2015. Klager zegt dan dat hij graag een maagonderzoek wil, omdat hij nog steeds het idee heeft dat er zes jaar geleden (lees: zeven jaar geleden) iets in zijn drankje is gedaan. Als hij nu een biertje drinkt, krijgt hij last van zijn maag. Hij vraagt zich daarom af of hij ten gevolge van het incident maag- of leverschade heeft opgelopen.
Reeds uit de omstandigheid dat klager op 15 oktober 2008 en 3 december 2008 meldde dat er geen concrete klachten meer waren, dient de conclusie te volgen dat er voor verwijzing naar een ziekenhuis toen geen medische aanleiding bestond. Voor zover het er alleen om zou gaan in dat ziekenhuis vast te stellen of klagers vermoeden juist was, kon van verweerder bij die stand van zaken geen verwijzing worden gevergd. Dit nog daargelaten dat de desbetreffende stof(fen), zoals verweerder terecht heeft aangevoerd, niet meer zouden kunnen worden aangetroffen.
Verweerder heeft niettemin een algemeen bloedonderzoek laten doen. Dit onderzoek liet geen afwijkingen zien. Uiteindelijk heeft verweerder nog gezorgd voor de ileocoloscopie, die op 2 december 2015 is verricht en evenmin enige afwijking aan het licht heeft gebracht.
Klager is nog gewezen op de mogelijkheid dat zijn klachten verband houden met een psychische problematiek. Ofschoon ook de GGZ (productie 4 bij het verweerschrift) en de Dokterswacht met deze problematiek rekening houden, wijst klager, zoals hij tijdens het mondeling vooronderzoek heeft bevestigd, deze mogelijkheid en een eventueel op deze problematiek gerichte behandeling, stellig van de hand. Aldus werkt hij zelf onvoldoende mee aan een onderzoek van zijn problematiek.
Verweerder kan geen enkel tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt.
6. Slotsom
De klacht moet kennelijk ongegrond worden verklaard.
7. Beslissing
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen:
verklaart de klacht kennelijk ongegrond en wijst deze af.
Aldus gewezen door prof. mr. L. Timmerman, voorzitter, drs. H.R. van Dop en drs. B.R. Schudel, leden-geneeskundigen, bijgestaan door mevrouw mr. L.C. Commandeur, secretaris,en in het openbaar uitgesproken op 26 januari 2016 door mr. dr. drs. H.L.C. Hermans, voorzitter, in tegenwoordigheid van mevrouw mr. Y.M.C. Bouman, secretaris.
De secretaris:
De voorzitter:
Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door: a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard; b. degene over wie is geklaagd; c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat. Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.