ECLI:NL:TGZRGRO:2016:2 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen VP2015/03
ECLI: | ECLI:NL:TGZRGRO:2016:2 |
---|---|
Datum uitspraak: | 19-01-2016 |
Datum publicatie: | 19-01-2016 |
Zaaknummer(s): | VP2015/03 |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen verpleegkundige. Klager, verblijvende in een Penitentiaire Inrichting, maakt verweerster verwijten ten aanzien van de medische behandeling, het medicatiebeleid en de bejegening. Verweerster heeft de klacht gemotiveerd betwist. Klacht is kennelijk ongegrond. |
Rep.nr. VP2015/03
19 januari 2016
Def. 004
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
TE GRONINGEN
De beslissing op de klacht van:
A
verblijvende in de Penitentiaire Inrichting B,
klager,
tegen
C ,
verpleegkundige,
werkzaam te B,
verweerster,
BIG reg.nr.: -
gemachtigde: mw. mr. A. Tingen.
1. Verloop van de procedure
Het College heeft kennisgenomen van:
- het klaagschrift van 18 juni 2015, ingekomen op 23 juni 2015;
- het verweerschrift van 27 augustus 2015 met bijlage, ingekomen op 31 augustus 2015.
Klager is in de gelegenheid gesteld te reageren op het verweerschrift, maar heeft dit niet gedaan.
In het kader van het vooronderzoek zijn partijen in de gelegenheid gesteld te worden gehoord. Partijen hebben hiervan geen gebruik gemaakt.
De klacht is behandeld in raadkamer.
2. Vaststaande feiten
Voor de beoordeling van de klacht gaat het College uit van de volgende feiten.
2.1
Verweerster is werkzaam als hoofd zorg in de Penitentiaire Inrichting te B, alwaar klager sinds xx-xx-xxxx verblijft.
2.2
Klager heeft zich in de inrichting beklaagd over zijn voeding, zijn tandartsbehandeling, de pijnbestrijding daarna en het vervolgtraject, het tijdstip van toedienen van methadon dat hem wordt verstrekt in verband met zijn verslavingsverleden. Verweerster heeft, in haar hoedanigheid van klachtbemiddelaar, op 16 juni 2015 met klager over zijn klachten en over de klachtprocedure van de inrichting gesproken. Klager heeft geweigerd zijn klachten met een andere justitieel geneeskundige te bespreken, waarna verweerster een klachtformulier heeft opgemaakt om de klacht naar het Bureau Individuele Medische Advisering door te sturen. Klager weigerde dit formulier te ondertekenen, omdat verweerster haar BIG-registratie en persoonsgegevens weigerde mee te delen. Hiermee was het formulier incompleet en kon het niet worden doorgestuurd.
3. De klacht
Klager verwijt verweerster – zakelijk weergegeven - dat zij niet zorgvuldig en niet in het belang van de individuele gezondheidszorg handelt. Meer specifiek verwijt klager verweerster dat zij:
1. zich niet toetsbaar opstelt, dan wel de medische leidinggevenden opdracht geeft zich niet toetsbaar op te stellen;
2. ervoor heeft gezorgd dat klager geen eten kreeg;
3. nalatig is geweest bij het verlenen van medische zorg, door conclusies te trekken zonder klager te hebben onderzocht;
4. nalatig is geweest ten aanzien van de medische behandeling;
5. medicatie van klager heeft stopgezet, ondanks dat dit onverantwoord was.
4. Het verweer
Verweerster heeft als Hoofd Medische Dienst een lijnmanagementfunctie en is onder andere verantwoordelijk voor het uitvoeren van het beleid, het scheppen van de randvoorwaarden voor de individuele gezondheidzorg aan de gedetineerden en klachtbemiddeling. Verweerster heeft geen bemoeienis met medisch inhoudelijke beslissingen, zoals het medicatiebeleid.
5. Beoordeling van de klacht
Het College oordeelt over de klachtonderdelen gezamenlijk als volgt. Het College vindt in de gewisselde stukken onvoldoende aanknopingspunten dat verweerster in het bijzonder gelet op haar huidige werkzaamheden, waaronder die als klachtbemiddelaar, als verpleegkundige met klager contact heeft gehad.
Het College acht het daarom aannemelijk dat verweerster niet bij de behandeling van klager betrokken is geweest , daarover niet is geraadpleegd en evenmin betrokken is geweest bij het multidisciplinair overleg. Het verwijt van een niet toetsbare opstelling van verweerster treft dan ook geen doel. Niet is gebleken dat verweerster opdracht heeft gegeven aan de medische leidinggevenden om zich niet toetsbaar op te stellen.
Het College acht de klachtonderdelen kennelijk ongegrond.
6. Slotsom
Nu alle klachtonderdelen ook in onderling verband en samenhang bezien kennelijk ongegrond zijn, zal de klacht kennelijk ongegrond worden verklaard.
7. Beslissing
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen:
verklaart de klacht kennelijk ongegrond en wijst deze af.
Aldus gegeven door:
mr. L. Timmerman, voorzitter,
mr. drs. W.J. de Boer, lid-jurist,
drs. J. van der Sluis, lid-beroepsgenoot,
drs. J. Mulder, lid-beroepsgenoot,
D. M. van Etter MANP, lid-beroepsgenoot,
bijgestaan door mr. Y.M.C. Bouman, secretaris,
en in het openbaar uitgesproken op 19 januari 2016 door mr. dr. drs. H.L.C. Hermans, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. L.C. Commandeur, secretaris.
De secretaris: De voorzitter:
Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door: a. de klager en/of klager, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard; b. degene over wie is geklaagd; c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat. Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.