ECLI:NL:TGZREIN:2016:84 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 1657

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2016:84
Datum uitspraak: 09-11-2016
Datum publicatie: 09-11-2016
Zaaknummer(s): 1657
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie:   Klaagster verwijt de tandarts dat hij: 1) een tand heeft geslepen waarbij een zenuw vrij kwam te liggen, 2) de tand heeft gevuld maar de vulling er dezelfde dag nog uit is gevallen en 3) onhygiënisch werkt. Verweerder: handelen conform justitierichtlijnen gericht op behoud elementen en patiënten pijnvrij houden. College: Ongegrond. Verweerder mocht endodontologische behandeling starten en de tand sluiten met noodvulling. In overeenstemming met tandheelkundige technieken. 

Uitspraak: 9 november 2016

 

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 30 maart 2016 binnengekomen klacht van:

[A]

destijds verblijvende te [B]

huidige verblijfplaats onbekend

klaagster

tegen:

[C]

tandarts

werkzaam te [D]

verweerder

gemachtigde mr. M.J. Bos te Amsterdam

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

-          het klaagschrift en de aanvulling daarop

-          het verweerschrift en de aanvullingen daarop

-          de brief van 6 september 2016 van de gemachtigde van verweerder.

Na ontvangst van het verweerschrift heeft de secretaris de zaak naar een openbare zitting van het college verwezen. Partijen hebben geen gebruik gemaakt van het aangeboden mondelinge vooronderzoek. De klacht is ter openbare zitting van 30 september 2016 behandeld. Verweerder was aanwezig en werd bijgestaan door zijn gemachtigde. Klaagster was niet ter zitting aanwezig, hoewel correct opgeroepen door verzending van een brief aan de penitentiaire inrichting waar klaagster verbleef en aan haar laatst bekende adres.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende.

Klaagster is gedetineerd geweest en is tijdens deze detentie onder behandeling geweest van verweerder. Uit de patiëntenkaart kan worden opgemaakt dat klaagster voor de eerste keer bij verweerder op consult is geweest op 23 januari 2015. Dit betrof een inventarisatie en controle van het gebit. Tijdens het consult van 30 januari 2015 is een tand, element 21, geëxtraheerd. Uit de patiëntenkaart kan ook worden opgemaakt dat klaagster verweerder meermalen heeft bezocht met klachten aan een andere tand, te weten element  22. Uiteindelijk is op 22 januari 2016 gestart met de endodontologische behandeling van element 22 waarbij een noodvulling is geplaatst. Een vervolgafspraak heeft niet meer plaatsgevonden. Ook heeft verweerder klaagster tweemaal uitgenodigd voor een gesprek. Klaagster heeft van deze uitnodiging geen gebruik gemaakt.

3. Het standpunt van klaagster en de klacht

Klaagster verwijt verweerder dat hij:

1)      op 22 januari 2016 een tand heeft geslepen waarbij een zenuw vrij kwam te liggen;

2)      de tand heeft gevuld maar de vulling er dezelfde dag nog uit is gevallen. Klaagster heeft daar nog lang pijn van gehad;

3)      onhygiënisch werkt door geen mondkapje en geen handschoenen te dragen.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft primair aangevoerd dat zijn handelen er op grond van de justitierichtlijnen op gericht is om de elementen waar mogelijk te behouden en ervoor te zorgen dat patiënten pijnvrij zijn en blijven. Verweerder erkent dat hij op 22 januari 2016 een behandeling is gestart aan het element 22 waarbij hij heeft geprobeerd om te redden wat er te redden viel. De zenuwbehandeling is gestart en er is een noodvulling geplaatst. Er zou een tweede afspraak worden gemaakt met klaagster om de behandeling af te ronden. Omdat sprake was van detentie geldt dat klaagster daarvoor op een lijst wordt geplaatst. Klaagster is niet meer op een afspraak verschenen. Overigens kan het niet verschijnen allerlei oorzaken hebben; soms is sprake van een behandeling van de zaak bij de rechtbank of de advocaat is op bezoek of de patiënt is inmiddels niet meer gedetineerd. Verweerder heeft niets vernomen over de mogelijk uitgevallen vulling. Verweerder heeft uitdrukkelijk betwist dat er sprake zou zijn van onhygiënisch handelen. Alle voorschriften worden in acht genomen en als verweerder al een keer geen handschoenen heeft gedragen was dat enkel om iets te laten zien met een spiegeltje.

5. De overwegingen van het college

Ten aanzien van de klachtonderdelen 1 en 2 overweegt het college als volgt. Met betrekking tot deze klachtonderdelen heeft klaagster in haar klaagschrift ook verwezen naar de behandeling die heeft plaatsgevonden op 23 januari 2015 waarbij element 21 is geëxtraheerd. Het college begrijpt beide klachtonderdelen evenwel aldus dat zij zien op de behandeling van 22 januari 2016 waarvan klaagster stelt veel pijn te hebben ondervonden. Klaagster heeft namelijk niet toegelicht welk handelen op 23 januari 2015 volgens haar klachtwaardig zou zijn.

Het college stelt vast dat verweerder bij de behandeling van het element 22 heeft gehandeld conform de justitiële richtlijnen die gelden voor behandeling van gedetineerde patiënten. Verweerder kon uiteindelijk de endodontologische behandeling starten en heeft de tand gesloten met een noodvulling. Een dergelijke werkwijze is in overeenstemming met de tandheelkundige technieken.

Bij het gebruik van een noodvulling bestaat het risico dat deze uitvalt zoals ook bij klaagster is gebeurd. Klaagster had daarop een aanvraag kunnen doen voor een nieuwe afspraak op korte termijn. Het is noch gesteld, noch gebleken dat klaagster dit heeft gedaan. Gelet op hetgeen verweerder ter zitting heeft toegelicht, kan voorts worden aangenomen dat klaagster op een lijst was gezet voor het inplannen van een vervolgafspraak voor verdere behandeling van het element 22. Klaagster is niet meer verschenen. Naar het oordeel van het college heeft verweerder gehandeld zoals van een behoorlijk handelend tandarts mag worden verwacht. De klachtonderdelen 1 en 2 zijn ongegrond.

Met betrekking tot klachtonderdeel 3 overweegt het college als volgt. In gevallen, waarin de lezingen van partijen over de feitelijke gang van zaken uiteenlopen en niet kan worden vastgesteld welke van beide lezingen aannemelijk is, kan een verwijt dat gebaseerd is op de lezing van klaagster niet gegrond worden bevonden. Dit berust op de omstandigheid dat voor het oordeel dat een bepaalde gedraging of bepaald nalaten verwijtbaar is eerst moet worden vastgesteld dat er een voldoende feitelijke grondslag voor dat oordeel bestaat en deze feitelijke grondslag ontbreekt in deze casus. Ook dit klachtonderdeel is ongegrond.

6. De beslissing

Het college:

-          verklaart de klacht ongegrond.

Aldus beslist door mr. K.A.J.C.M. van den Berg Jeths-van Meerwijk als voorzitter,

J.G.J.M. Niessen en G.L.M.M. van der Werff als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. M. van der Hart als secretaris en in het openbaar uitgesproken op 9 november 2016 in aanwezigheid van de secretaris.