ECLI:NL:TGZREIN:2016:62 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 1630

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2016:62
Datum uitspraak: 20-07-2016
Datum publicatie: 20-07-2016
Zaaknummer(s): 1630
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie:   Gynaecoloog wordt verweten dat zij de sterilisatie-ingreep bij klaagster niet goed heeft uitgevoerd waardoor klaagster alsnog zwanger is geraakt. Het enkele feit dat klaagster zwanger is geworden, betekent niet dat verweerster de ingreep onjuist heeft uitgevoerd. Geen andere feiten en omstandigheden aangevoerd op grond waarvan medisch onzorgvuldig handelen door verweerster moet worden aangenomen. Verweerster was bekwaam om de ingreep zelfstandig uit te voeren onder beperkte supervisie. De supervisor was gedurende de ingreep op de OK aanwezig. Niet gebleken of aannemelijk geworden dat de informatieverstrekking aan klaagster niet juist was dan wel dat verweerster had moeten begrijpen dat de informatie voor klaagster niet duidelijk was.  Ongegrond.

Uitspraak: 20 juli 2016

 

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 2 maart 2016 binnengekomen klacht van:

[A]

wonende te [B]

klaagster

gemachtigde mr. A.H.J. de Kort te Sint-Michielsgestel

tegen:

[C]

gynaecoloog

werkzaam te [D]

verweerster

gemachtigde mr. O.L. Nunes te Utrecht

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

-         het klaagschrift

-         het verweerschrift

-         de brief van de gemachtigde van klaagster ontvangen op 25 mei 2016

-         de pleitnotities overgelegd door beide gemachtigden.

Na ontvangst van het verweerschrift heeft de secretaris de zaak naar een openbare zitting van het college verwezen.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De klacht is ter openbare zitting van 8 juni 2016 behandeld tezamen met zaak nr. 1629.  Partijen waren aanwezig, bijgestaan door hun gemachtigden.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende.

Klaagster is vanaf 2009 bekend op de polikliniek gynaecologie van het ziekenhuis waar verweerster als (destijds: arts-assistent) gynaecoloog werkzaam is. Op 15 december 2011 kwam klaagster op de polikliniek in verband met haar wens tot anticonceptie. Klaagster, destijds 32 jaar, wilde geen kinderen meer omdat zij al vier kinderen heeft waarvan het jongste lijdt aan het syndroom van Down. Een arts-assistent gynaecologie sprak met klaagster onder meer over sterilisatie en gaf klaagster de folder “Sterilisatie van de vrouw” van de Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie (NVOG)  mee.  In het dossier staat vermeld:

“          Patiënte heeft folder mee. Denkt na. Info gegeven over definitief karakter, procedure etc. (…) Bespreken in maatschap ivm jonge leeftijd van patiënte en sterilisatie.”

De situatie van klaagster werd besproken tijdens een gynaecologenoverleg van 22 december 2011:“  Besproken op de ochtendoverdracht.

            7 gynaecologen aanwezig, allen eens met de indicatiestelling sterilisatie.”

Op 16 februari 2012 kwam klaagster opnieuw naar de polikliniek waarbij zij nog steeds aangaf gesteriliseerd te willen worden.  Aan de hand van de checklist Laparoscopische sterilisatie sprak een arts-assistent gynaecologie met klaagster over onder meer de ingreep, het definitieve karakter ervan, de alternatieven, de complicaties en de (kleine) kans op een zwangerschap waarna de voorgenomen ingreep werd gepland.

Verweerster, die destijds vijfde jaars gynaecoloog in opleiding was, zag klaagster voor het eerst op 7 maart 2012 tijdens de sterilisatie-ingreep. Zij nam met klaagster de Surgical Patiënt Safety System (SURPASS) checklist pre operatieve fase door.

De ingreep, die ongecompliceerd verliep, werd uitgevoerd door verweerster. De supervisor van verweerster was bij de ingreep aanwezig. Klaagster werd diezelfde dag ontslagen.

Toen na het uitvoeren van een zwangerschapstest op 6 augustus 2012 bleek dat klaagster reeds 15 weken zwanger was, verwees haar huisarts haar met spoed naar de polikliniek gynaecologie. Op 8 augustus 2012 werd klaagster gezien door de supervisor van verweerster die een intra-uteriene zwangerschap conform de amenorroeduur constateerde en klaagster door verwees naar de prenatale diagnostiek voor verdere zorg. De behandeling en begeleiding van klaagster is later overgenomen door een ander ziekenhuis.

Op 19 januari 2013 is klaagster bevallen van een zoon met het syndroom van Down en een hartafwijking. Op 18 april 2013 is hij overleden.

3. Het standpunt van klaagster en de klacht

De klacht houdt -kort en zakelijk weergegeven- het volgende in.

Verweerster wordt verweten dat zij de sterilisatie-ingreep bij klaagster niet goed heeft uitgevoerd waardoor klaagster vruchtbaar bleef en alsnog zwanger is geraakt. Hierdoor werd klaagster geconfronteerd met de geboorte van een kind dat bovendien ook nog leed aan het syndroom van Down.

Ter zitting heeft klaagster nog aangevoerd dat verweerster zich er van had moeten vergewissen dat klaagster de Nederlandse taal nog niet zo goed begrijpt en spreekt en dat verweerster haar informatie overdracht daarop had moeten aanpassen. Klaagster doelt hier met name op de informatie vlak voor aanvang van de ingreep.

Klaagster heeft nog aangevoerd dat zij in de veronderstelling verkeerde dat zij door de supervisor van verweerster zou worden geopereerd en dat zij pas later heeft vernomen dat de ingreep was uitgevoerd door verweerster, die arts-assistent gynaecologie was. Ter zitting heeft zij dit als een verwijt geformuleerd.

4. Het standpunt van verweerster

Verweerster heeft - voor zover van belang kort en zakelijk weergegeven - als verweer het navolgende opgeworpen.

Ten tijde van de ingreep was verweerster aan het einde van haar vijfde opleidingsjaar en (sinds 31 maart 2011) bekwaam om de sterilisatie zelfstandig uit te voeren onder beperkte supervisie van een gynaecoloog. De supervisor is continu aanwezig geweest bij de ingreep en heeft meegekeken via het scherm; dit blijkt ook uit de aantekeningen in het dossier. De ingreep is zonder complicerende factoren, lege artis, technisch correct en conform de NVOG-richtlijn ‘Sterilisatie bij de vrouw’ uitgevoerd.

Het enkele feit dat klaagster kort na de ingreep zwanger is geraakt, rechtvaardigt niet de conclusie dat verweerster de ingreep onjuist zou hebben uitgevoerd.

Voor zover klaagster klaagt over het feit dat zij in de veronderstelling was dat zij door de supervisor van verweerster zou worden geopereerd, verwijst verweerster naar de folder ‘Straks wordt u opgenomen op de afdeling dagbehandeling’ die klaagster heeft ontvangen. Hierin staat opgenomen dat patiënten ook behandeld kunnen worden door een medisch specialist in opleiding. Verweerster heeft zich voor de operatie ervan vergewist dat klaagster zowel mondeling als schriftelijk adequaat was geïnformeerd, onder meer over de kans op zwangerschap na sterilisatie en over het feit dat verweerster de ingreep onder supervisie van haar supervisor zou gaan uitvoeren. Klaagster heeft evenmin bezwaar gemaakt dat verweerster de ingreep onder supervisie zou gaan uitvoeren. Verweerster heeft zich namelijk voorafgaand aan de operatie als gynaecoloog in opleiding voorgesteld en aangegeven dat zij de ingreep onder supervisie zou gaan uitvoeren. Daartegen heeft klaagster geen bezwaar gemaakt. Bovendien zijn er aan klaagster geen toezeggingen gedaan dat zij door de supervisor zou worden geopereerd.

Ter zitting heeft verweerster nog aangevoerd dat, voorafgaand aan de sterilisatie-ingreep en op basis van de haar beschikbare gegevens, er bij haar geen twijfel bestond dat klaagster ruim voor de ingreep voldoende en begrijpelijke informatie over de ingreep had ontvangen. Van een taalbarrière is daarbij niet gebleken.

5. De overwegingen van het college 

Het college kan niet vast stellen dat verweerster de sterilisatie niet goed heeft uitgevoerd.

Het enkele feit dat klaagster zwanger is geworden kan, anders dan klaagster stelt, niet tot de gevolgtrekking leiden dat verweerster de ingreep onjuist heeft uitgevoerd.

Voor zover klaagster de bekwaamheid van verweerster in twijfel trekt, tekent het college aan dat in het algemeen moet worden geoordeeld dat een vijfde jaars gynaecoloog in opleiding met ervaring in sterilisatie-operaties, bekwaam moet worden geacht om een sterilisatie uit te voeren. Zoals verweerster onweersproken heeft gesteld, was zij reeds op 31 maart 2011 door haar opleiders bekwaam verklaard om laparoscopische sterilisaties zelfstandig uit te voeren onder beperkte supervisie. Het college stelt vast dat verweerster, gezien de door haar

-eveneens onweersproken gesteld- reeds opgedane ervaring, bekwaam was om deze sterilisatie uit te voeren en dat de supervisor gedurende de ingreep op de OK aanwezig is geweest. Aangezien klaagster geen andere feiten en omstandigheden heeft aangevoerd op grond waarvan medisch onzorgvuldig handelen door verweerster moet worden aangenomen en het college daarvoor overigens ook geen aanwijzingen in het dossier heeft gevonden, is van een onzorgvuldige uitvoering van de ingreep niet gebleken.

Dat het (kleine) risico op een zwangerschap na een sterilisatie-ingreep zich helaas bij klaagster heeft verwezenlijkt, betekent echter niet dat er sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen door verweerster. De klacht dient te worden afgewezen.

Voor zover klaagster erover klaagt dat zij in de veronderstelling verkeerde dat zij door de supervisor van verweerster zou worden geopereerd, wordt de klacht afgewezen, omdat niet duidelijk is op grond waarvan aan verweerster dit tuchtrechtelijk verwijt wordt gemaakt.

Voor zover klaagster er tevens over klaagt dat de informatieverstrekking niet duidelijk was dan wel dat verweerster had moeten begrijpen dat de informatie voor klaagster niet duidelijk was, volgt het college hierin het standpunt van verweerster dat zij, toen zij op de dag van de sterilisatie-ingreep bij de behandeling van klaagster werd betrokken, op basis van de beschikbare gegevens er van kon en mocht uitgaan dat aan klaagster vóór de ingreep door de collega’s van verweerster voldoende en begrijpelijke mondelinge en schriftelijke informatie over de sterilisatie-ingreep en de geringe kans op een zwangerschap was verstrekt. Er waren immers twee informatieve gesprekken met klaagster geweest, er was aan klaagster een folder over de ingreep meegegeven en klaagster had na bedenktijd voor de ingreep gekozen. Het college is van oordeel dat, gelet op de aantekeningen die daarover in het dossier zijn gemaakt, er voor verweerster geen aanleiding bestond eraan te twijfelen of klaagster de aan haar gegeven informatie mogelijk niet (helemaal) zou hebben begrepen. Dat er ten tijde van de informatieverstrekking sprake zou zijn van een taalbarrière is evenmin uit de stukken gebleken en ook niet aannemelijk geworden, temeer omdat klaagster ter zitting heeft bevestigd dat zij tijdens de informatieve gesprekken gewezen is op de geringe kans op een zwangerschap.

Nu van onzorgvuldig en/of tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen door verweerster niet is gebleken, zal de klacht worden afgewezen.

6. De beslissing

Het college:

-         wijst de klacht af.

Aldus beslist door mr. M.J.H.A. Venner-Lijten als voorzitter, mr. A.H.M.J.F. Piëtte als

lid-jurist, H.J. Weltevrede, dr. G.L. Bremer en A.S.M. Kraak als leden-beroepsgenoten,

in aanwezigheid van mr. C.W.M. Hillenaar als secretaris en in het openbaar uitgesproken

op 20 juli 2016 in aanwezigheid van de secretaris.