ECLI:NL:TGZREIN:2016:61 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 1629

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2016:61
Datum uitspraak: 20-07-2016
Datum publicatie: 20-07-2016
Zaaknummer(s): 1629
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie:   Gynaecoloog wordt verweten dat zij de supervisie op de arts-assistent die de sterilisatie-ingreep bij klaagster verrichtte, onvoldoende of onjuist heeft uitgevoerd waardoor klaagster alsnog zwanger is geraakt. Bovendien heeft  zij klaagster niet op de juiste wijze ingelicht. Het enkele feit dat klaagster zwanger is geworden, betekent niet dat onvoldoende toezicht op de sterilisatie-ingreep is uitgeoefend. Geen andere feiten en omstandigheden aangevoerd op grond waarvan onzorgvuldigheid van de supervisie zou moeten worden aangenomen. Niet gebleken of aannemelijk geworden dat de informatieverstrekking aan klaagster niet juist was dan wel dat verweerster had moeten begrijpen dat de informatie voor klaagster niet duidelijk was.  Ongegrond.

Uitspraak: 20 juli 2016

 

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 2 maart 2016 binnengekomen klacht van:

[A]

wonende te [B]

klaagster

gemachtigde mr. A.H.J. de Kort te Sint-Michielsgestel

tegen:

[C]

gynaecoloog

werkzaam te [D]

verweerster

gemachtigde mr. O.L. Nunes te Utrecht

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

-         het klaagschrift

-         het verweerschrift

-         de brief van de gemachtigde van klaagster ontvangen op 25 mei 2016

-         de pleitnotities overgelegd door beide gemachtigden.

Na ontvangst van het verweerschrift heeft de secretaris de zaak naar een openbare zitting van het college verwezen.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De klacht is ter openbare zitting van 8 juni 2016 behandeld tezamen met zaak nr. 1630.  Partijen waren aanwezig, bijgestaan door hun gemachtigden.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende.

Klaagster is vanaf 2009 bekend op de polikliniek gynaecologie van het ziekenhuis waar verweerster als gynaecoloog werkzaam is. Op 15 december 2011 kwam klaagster op de polikliniek in verband met haar wens tot anticonceptie. Klaagster, destijds 32 jaar, wilde geen kinderen meer omdat zij al vier kinderen heeft waarvan het jongste lijdt aan het syndroom van Down. Een arts-assistent gynaecologie sprak met klaagster onder meer over sterilisatie en gaf klaagster de folder “Sterilisatie van de vrouw” van de Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie (NVOG)  mee. In het dossier staat vermeld:

“          Patiënte heeft folder mee. Denkt na. Info gegeven over definitief karakter, procedure etc. (…) Bespreken in maatschap ivm jonge leeftijd van patiënte en sterilisatie.”

De situatie van klaagster werd besproken tijdens een gynaecologenoverleg van 22 december 2011:“  Besproken op de ochtendoverdracht.

            7 gynaecologen aanwezig, allen eens met de indicatiestelling sterilisatie.”

Op 16 februari 2012 kwam klaagster opnieuw naar de polikliniek waarbij zij nog steeds aangaf gesteriliseerd te willen worden. Aan de hand van de checklist Laparoscopische sterilisatie sprak een arts-assistent gynaecologie met klaagster over onder meer de ingreep, het definitieve karakter ervan, de alternatieven, de complicaties en de (kleine) kans op een zwangerschap.

Verweerster zag klaagster voor het eerst op 7 maart 2012 bij de sterilisatie-ingreep.

De ingreep, die ongecompliceerd verliep, werd uitgevoerd door een arts-assistent gynaecologie. Verweerster was als supervisor bij de ingreep aanwezig. Klaagster werd diezelfde dag ontslagen.

Toen na het uitvoeren van een zwangerschapstest op 6 augustus 2012 bleek dat klaagster reeds 15 weken zwanger was, werd zij door haar huisarts met spoed verwezen naar de polikliniek gynaecologie. Op 8 augustus 2012 werd klaagster gezien door verweerster die een intra-uteriene zwangerschap conform de amenorroeduur constateerde en klaagster door verwees naar de prenatale diagnostiek voor verdere zorg. De behandeling en begeleiding van klaagster is later overgenomen door een ander ziekenhuis.

Op 19 januari 2013 is klaagster bevallen van een zoon met het syndroom van Down en een hartafwijking. Op 18 april 2013 is hij overleden.

3. Het standpunt van klaagster en de klacht

De klacht houdt -kort en zakelijk weergegeven- het volgende in:

1)      verweerster heeft de supervisie op de arts-assistent die de sterilisatie ingreep bij klaagster verrichtte, niet goed uitgevoerd en het resultaat van de ingreep niet goed gecontroleerd waardoor klaagster alsnog zwanger is geraakt.

Ter toelichting stelt klaagster dat uit het operatieverslag niet valt op te maken dat verweerster de hele tijd in de OK aanwezig was en deze ruimte niet heeft verlaten tijdens de ingreep;

2)      verweerster heeft klaagster niet op de juiste wijze ingelicht omdat zij geen extra inspanningen heeft verricht de juiste informatie aan klaagster te verstrekken.

Ter toelichting stelt klaagster dat zij de Nederlandse taal nog niet zo goed begrijpt en spreekt en het lezen en begrijpen van de folder moeilijk voor haar is. Verweerster had zich hiervan moeten vergewissen voordat zij de informatie verschafte en deze veel duidelijker en nadrukkelijker aan klaagster moeten geven.

Klaagster heeft nog aangevoerd dat zij in de veronderstelling verkeerde dat zij door verweerster zou worden geopereerd en dat zij pas later heeft vernomen dat de ingreep was uitgevoerd door een arts-assistent gynaecologie. Ter zitting heeft zij dit als een verwijt geformuleerd.

4. Het standpunt van verweerster  

Verweerster heeft - voor zover van belang kort en zakelijk weergegeven - als verweer het navolgende opgeworpen.

Ad 1)

De arts-assistent gynaecologie was ten tijde van de ingreep aan het einde van haar vijfde opleidingsjaar en bekwaam om de sterilisatie zelfstandig uit te voeren onder beperkte supervisie van een gynaecoloog. Verweerster is continu als supervisor aanwezig geweest hetgeen ook uit de verslaglegging in het dossier blijkt. Verweerster heeft op de SURPASS checklist -zowel preoperatief als postoperatief- aantekeningen gemaakt, het formulier Berichtgeving ingevuld en haar naam in het operatieverslag vermeld: ‘supervisie [C].

De ingreep is zonder complicerende factoren, lege artis, technisch correct en conform de NVOG-richtlijn ‘Sterilisatie bij de vrouw’ uitgevoerd. Daar heeft verweerster op toegezien. Het enkele feit dat klaagster kort na de ingreep zwanger is geraakt, rechtvaardigt niet de conclusie dat de ingreep onjuist zou zijn uitgevoerd en dat er blijk is gegeven van medisch onzorgvuldig handelen.

Ad 2)

Verweerster is pas op 7 maart 2012 bij de behandeling van klaagster betrokken geraakt. Zij heeft samen met de arts-assistent het dossier bestudeerd en geconcludeerd dat klaagster door haar collega’s uitvoerig over de ingreep was geïnformeerd. Er was geen enkele aanleiding om te twijfelen aan de informatievoorziening aan klaagster. Verweerster mocht afgaan op de juistheid van de counseling door haar collega’s. Bovendien is door deze collega’s geen enkel signaal afgegeven dat er sprake zou zijn van een gebrekkige beheersing van de Nederlandse taal bij klaagster. Er zijn evenmin omstandigheden gebleken op grond waarvan moet worden aangenomen dat klaagster de informatie niet goed of niet helemaal begrepen heeft. Door klaagster is evenmin gesteld dat de anamnese of enig ander gegeven in het dossier onjuist is geweest.

Voor zover klaagster klaagt over het feit dat ze in de veronderstelling verkeerde dat ze door verweerster was geopereerd en pas later heeft vernomen dat de ingreep was uitgevoerd door een arts-assistent gynaecologie, verwijst verweerster naar de folder ‘Straks wordt u opgenomen op de afdeling dagbehandeling’ die klaagster heeft ontvangen. Hierin staat opgenomen dat patiënten ook behandeld kunnen worden door een medisch specialist in opleiding. De arts-assistent heeft voorafgaand aan de operatie zich als gynaecoloog in opleiding voorgesteld en aangegeven dat de ingreep onder supervisie van verweerster zou worden uitgevoerd. De arts-assistent heeft ook met klaagster gesproken over onder meer de ingreep, vragen beantwoord en de Pre-Time Out procedure van de SURPASS verricht. Verweerster heeft geen enkele aanleiding gezien om te twijfelen aan de aan klaagster gegeven informatie. Klaagster heeft evenmin bezwaar gemaakt dat de arts-assistent de ingreep onder supervisie van verweerster zou gaan uitvoeren.

5. De overwegingen van het college  

Ad klachtonderdeel 1)

Het college volgt klaagster niet in haar verwijt dat verweerster de supervisie op de arts-assistent die de sterilisatie ingreep bij klaagster verrichtte, niet goed heeft uitgevoerd en het resultaat van de ingreep niet goed heeft gecontroleerd. Het enkele feit dat klaagster zwanger is geworden kan, anders dan klaagster stelt, niet tot de gevolgtrekking leiden dat verweerster onvoldoende toezicht op de sterilisatie-ingreep heeft uitgeoefend. Aangezien door klaagster geen andere feiten en omstandigheden zijn aangevoerd op grond waarvan onzorgvuldigheid van de supervisie zou moeten worden aangenomen en het college daarvoor overigens ook geen aanwijzingen in het dossier heeft gevonden, is niet gebleken dat er onvoldoende of onjuiste supervisie is geweest. Mede gezien het feit dat verweerster, zoals zij ter zitting nog nader heeft toegelicht, gedurende de gehele ingreep op de OK aanwezig was, komt het college het verwijt van klaagster ook niet aannemelijk voor. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

Ad klachtonderdeel 2)

Evenmin is gebleken of aannemelijk geworden dat de informatieverstrekking aan klaagster niet juist was dan wel dat verweerster had moeten begrijpen dat de informatie voor klaagster niet duidelijk was. Het college volgt hierin het standpunt van verweerster dat zij, toen zij op de dag van de sterilisatie-ingreep bij de behandeling van klaagster werd betrokken, op basis van de beschikbare gegevens er van kon en mocht uitgaan dat aan klaagster vóór de ingreep door de collega’s van verweerster voldoende en begrijpelijke mondelinge en schriftelijke informatie over de sterilisatie-ingreep en de geringe kans op een zwangerschap was verstrekt. Er waren immers twee informatieve gesprekken met klaagster geweest, er was aan klaagster een folder over de ingreep meegegeven en klaagster had na bedenktijd voor de ingreep gekozen. Het college is van oordeel dat, gelet op de aantekeningen die daarover in het dossier zijn gemaakt, er voor verweerster geen aanleiding bestond eraan te twijfelen of klaagster de aan haar gegeven informatie mogelijk niet (helemaal) zou hebben begrepen. Dat er ten tijde van de informatieverstrekking sprake zou zijn van een taalbarrière is evenmin uit de stukken gebleken en ook niet aannemelijk geworden, temeer omdat klaagster ter zitting heeft bevestigd dat zij tijdens de informatieve gesprekken gewezen is op de geringe kans op een zwangerschap. Ook dit klachtonderdeel is ongegrond.

Voor zover klaagster erover klaagt dat zij in de veronderstelling verkeerde dat zij door verweerster zou worden geopereerd, wordt de klacht afgewezen, omdat niet duidelijk is op grond waarvan aan verweerster dit tuchtrechtelijk verwijt wordt gemaakt.

Nu van onzorgvuldig en/of tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen door verweerster niet is gebleken, dient de klacht te worden afgewezen.

6. De beslissing

Het college:

-         wijst de klacht af.

Aldus beslist door mr. M.J.H.A. Venner-Lijten als voorzitter, mr. A.H.M.J.F. Piëtte als

lid-jurist, H.J. Weltevrede, dr. G.L. Bremer en A.S.M. Kraak als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. C.W.M. Hillenaar als secretaris en in het openbaar uitgesproken op

20 juli 2016 in aanwezigheid van de secretaris.