ECLI:NL:TGZREIN:2016:55 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 15155
ECLI: | ECLI:NL:TGZREIN:2016:55 |
---|---|
Datum uitspraak: | 11-07-2016 |
Datum publicatie: | 11-07-2016 |
Zaaknummer(s): | 15155 |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Bedrijfsarts wordt verweten dat hij 1) tijdens een hoorzitting te ver is gegaan met uitleg over klagers ziekte, 2) bij doorverwijzing van klager naar de revalidatie ten onrechte het e-mailadres van klagers werkgever heeft ingevuld, zodat medische informatie bij de werkgever is gekomen, 3) een arbeidsconflict heeft uitgelokt en 4) onjuiste spreekuurrapportages heeft opgesteld. Ten onrechte e-mailadres werkgever vermeld. Passage in medisch dossier heeft bovendien vertrouwen in objectiviteit en integriteit bedrijfsarts geschonden. Deels gegrond. Waarschuwing. |
Uitspraak: 11 juli 2016
HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
TE EINDHOVEN
heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 16 oktober 2015 binnengekomen klacht van:
[A]
wonende te [B]
klager
tegen:
[C]
bedrijfsarts
destijds werkzaam te [D]
verweerder
gemachtigde mr. S. F. Tiems te Leiden
1. Het verloop van de procedure
Het college heeft kennisgenomen van:
- het klaagschrift;
- het verweerschrift;
- de brief van 4 februari 2016 van de secretaris aan verweerder;
- de brief van 22 februari 2016 van verweerder;
- de brief van 14 februari 2016 met bijlagen van klager;
- de brief van 13 mei 2016 met bijlagen van de gemachtigde van verweerder;
- de brief van 23 mei 2016 van de gemachtigde van verweerder, met aanzegging getuige;
- de pleitnotities overgelegd door klager en de gemachtigde van verweerder.
Na ontvangst van het verweerschrift heeft de secretaris de zaak naar een openbare zitting van het college verwezen.
Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.
De klacht is ter openbare zitting van 30 mei 2016 behandeld. Partijen waren aanwezig, verweerder bijgestaan door zijn gemachtigde. Ter zitting is op verzoek van verweerder als getuige gehoord de heer [E], leidinggevende van de leidinggevende van klager. Hij heeft de belofte afgelegd en verklaard zoals door de secretaris aangetekend.
2. De feiten
Het gaat in deze zaak om het volgende.
Klager is werkzaam bij [F]. Op 4 oktober 2013 viel klager uit met lage rugklachten. Verweerder heeft tot maart 2015 als zijn bedrijfsarts gefunctioneerd. De vraag was of de (rug)klachten van klager worden veroorzaakt door zijn werk. Over deze vraag verschillen klager en verweerder van opvatting. Op 7 maart 2014 heeft verweerder klager door een via e-mail verzonden standaard aanmeldingsformulier, aangemeld bij [G] voor nader onderzoek. [G] heeft via e-mail, onder dankzegging voor het versturen van het aanmeldingsformulier, dit formulier per e-mail teruggestuurd. In deze e-mail staat: “verzonden vrijdag 7 maart 2014 aan [leidinggevende klager]”. In deze e-mail is op de daarvoor bestemde plaats niet het e-mailadres van verweerder maar dat van de leidinggevende van klager vermeld. Van de e-mail maakt deel uit een pagina met medische gegevens van klager.
Op 3 november 2014 schreef verweerder over klager aan de leidinggevende van klager (zie pagina 173 van het medisch dossier):
“Beste [H],
Je hebt jezelf helemaal niets te verwijten, je hebt gedaan wat je kon doen! Wanneer meneer(college: lees klager) stelt dat er sprake is van een arbeidsconflict dan kan hij zijn conflict krijgen. Ik zal hem opnieuw uitnodigen voor het spreekuur.”.
Deze tekst heeft verweerder opgenomen in het medisch dossier van klager. Tijdens het daarop volgende spreekuur stelde verweerder vast dat volgens klager van een arbeidsconflict geen sprake was.
Op 29 september 2014 heeft een hoorzitting van de bezwarenadviescommissie personele aangelegenheden plaatsgevonden, waar onder meer klager en verweerder aanwezig waren. Tijdens deze hoorzitting waren de rugklachten van klager onderwerp van bespreking en heeft verweerder zijn mening gegeven over de relatie van deze klachten tot het werk van klager.
3. Het standpunt van klager en de klacht
Ter zitting is komen vast te staan dat klager verweerder het navolgende verwijt:
1. verweerder is tijdens een hoorzitting veel te ver gegaan met het geven van uitleg over klagers ziekte;
2. verweerder heeft bij de doorverwijzing van klager naar de revalidatie ten onrechte het e-mailadres van klagers werkgever ingevuld in plaats van zijn eigen e-mailadres, zodat medische gegevens bij de werkgever in plaats van bij verweerder zijn terechtgekomen;
3. verweerder heeft een voorstel gedaan een arbeidsconflict uit te lokken;
4. verweerders spreekuurrapportages zijn geen juiste weergave van hetgeen tijdens het spreekuur tussen klager en verweerder is besproken.
4. Het standpunt van verweerder
Verweerder heeft allereerst een procedurele kanttekening gemaakt. De reactie van 14 februari 2016 van klager is ter kennisneming aan verweerder toegestuurd, met vermelding dat het schriftelijk gedeelte van de procedure was afgerond. Ten onrechte is verweerder niet in staat gesteld om schriftelijk te reageren op deze repliek van klager.
Ten aanzien van de klachten stelt verweerder het volgende.
Ad 1.
Verweerder was opgeroepen om te komen getuigen tijdens een hoorzitting in het kader van een bezwaarprocedure die klager had aangespannen tegen het besluit van zijn werkgever dat klager niet leed aan een beroepsziekte. Klager had in de procedure zelf aangevoerd dat hij leed aan een afwijking in de rug. Ter zitting heeft verweerder aangevoerd dat deze klachten niet werden veroorzaakt door het werk maar dat de klachten daardoor wel konden verergeren.
Ad 2.
De verwijzing naar het centrum voor revalidatie geschiedt door middel van een elektronisch formulier. Verweerder heeft dit ingevuld en vanaf zijn eigen e-mailadres verstuurd. Abusievelijk heeft hij bij “e-mail” het e-mailadres van de leidinggevende van klager vermeld. Dat is relevant in verband met de betaling van de kosten door de werkgever. Omdat het formulier verzonden is vanuit het e-mailadres van verweerder heeft hij ook het automatisch antwoord ontvangen dat verweerder als productie 1 heeft overgelegd. Als geadresseerde staat weliswaar de leidinggevende van klager vermeld, maar de bevestiging is verstuurd naar het
e-mailadres van verweerder. Het revalidatiecentrum koppelt direct terug naar de afzender en dat was verweerder. In zijn verweerschrift stelt verweerder dat het revalidatiecentrum zijn verwijsbrief ten onrechte naar de leidinggevende van klager heeft gestuurd. Ter zitting heeft verweerder gesteld dat de leidinggevende van klager noch de aanmelding noch de bevestiging heeft ontvangen.
Ad 3.
De passage op pagina 173 van het medisch dossier is geen poging om een arbeidsconflict uit te lokken. Uit een e-mail van de leidinggevende van klager volgde dat sprake was van een arbeidsconflict. In reactie daarop heeft verweerder aangegeven klager uit te nodigen en na te gaan of van een arbeidsconflict sprake was. Dan zou immers de STECR-Werkwijzer Arbeidsconflicten moeten worden gevolgd. In het gesprek dat daarop volgde, bevestigde klager niet dat er een conflict was.
Ad 4.
Verweerder betwist dat de spreekuurrapportages geen juiste weergave van het besprokene zijn. De klacht is zodanig algemeen geformuleerd dat verweerder zich daartegen niet concreet kan verweren.
5. De overwegingen van het college
De procedurele kanttekening .
Verweerder heeft niet gesteld en ook is niet gebleken dat hij is benadeeld of bemoeilijkt in zijn verweer. Het processuele beginsel van fair play is door de mogelijkheden die verweerder heeft gekregen zijn verweer te ontwikkelen voldoende gewaarborgd. Aan deze kanttekening van verweerder behoeven geen gevolgen te worden verbonden. Verweerder vraagt dit overigens ook niet.
Inhoudelijk.
Ad klachtonderdeel 1.
Klager heeft in de bezwaarprocedure zelf zijn rugklachten ter sprake gebracht. Dat verweerder vervolgens tijdens een hoorzitting in deze procedure zijn deskundige mening geeft over de relatie van deze klachten tot het werk van klager levert geen schending op van zijn geheimhoudingsverplichting of van enige andere verplichting die hij ten opzichte van klager in acht heeft te nemen.
Dit klachtonderdeel is ongegrond.
Ad klachtonderdeel 2.
Vast staat dat verweerder in het aanmeldingsformulier, waarin ook medische gegevens van klager stonden, ten onrechte het e-mailadres van de leidinggevende van klager heeft vermeld op de plaats waar hij zijn eigen e-mailadres had moeten vermelden. Het college acht dit onzorgvuldig.
Daarnaast overweegt het college het volgende.
Klager heeft gesteld dat hij op 10 februari 2016 een kopie van het digitale aanmeldingsformulier bij het revalidatiecentrum heeft opgehaald en dat men hem daar heeft uitgelegd dat het formulier met alle medische gegevens als bevestiging digitaal wordt geretourneerd naar het e-mailadres van waaruit de aanmelding is gedaan. Daartegenover staat het (nadere) verweer, inhoudende dat het formulier, inclusief medische gegevens, naar het
e-mailadres van verweerder is teruggestuurd en niet naar de leidinggevende van klager. Dit nadere verweer – in strijd met het aanvankelijke verweer dat het revalidatiecentrum de verwijsbrief ten onrechte aan de leidinggevende heeft teruggestuurd – heeft verweerder ter zitting geadstrueerd met de stelling dat de door hem als productie 1 overgelegde formulieren afkomstig waren uit zijn dossier, waaruit zou moeten blijken dat hij deze stukken wel degelijk had terugontvangen. Ter zitting is echter gebleken dat dit kopieën zijn van de formulieren die klager bij het revalidatiecentrum had opgehaald en vervolgens door klager in het geding zijn gebracht. De door verweerder overgelegde stukken komen dus niet uit zijn dossier. Ook anderszins heeft verweerder, die zegt over het medisch dossier te beschikken, onvoldoende aannemelijk gemaakt dat het formulier, dat is geadresseerd aan de leidinggevende van klager en niet aan verweerder, naar hem is teruggestuurd en dat de leidinggevende van klager dit aan haar geadresseerde formulier niet heeft ontvangen. Een en ander maakt de stelling van klager dat het formulier is teruggestuurd naar het e-mailadres van zijn leidinggevende alleszins aannemelijk en het verweer van verweerder ongeloofwaardig. Mede op grond van de eensluidende stellingen van klager en van verweerder, erop neerkomende dat het formulier wordt teruggestuurd naar het e-mailadres van waaruit het is verzonden, gaat het college ervan uit dat het formulier vanuit het e-mailadres van die leidinggevende is verstuurd aan het revalidatiecentrum.
Vastgesteld moet worden dat dit klachtonderdeel gegrond is.
Ad klachtonderdeel 3.
De onder de feiten geciteerde passage, opgenomen op pagina 173 van het medisch dossier,
is schadelijk geweest voor het vertrouwen van klager in de objectiviteit en de integriteit van verweerder. Verweerder heeft hier geheel uit het oog verloren dat hij in zijn positie van bedrijfsarts de aan hem voorgelegde problematiek neutraal en zakelijk dient te benaderen. Zijn familiaire en empathische benadering van de leidinggevende van klager staat in contrast met zijn door klager als onaangenaam, onzakelijk en partijdig ervaren mededelingen over klager. Dit klachtonderdeel is in deze zin gegrond.
Ad klachtonderdeel 4.
Het college is, enerzijds doordat dit klachtonderdeel in zijn algemeenheid naar voren is gebracht en daarmee onvoldoende is gespecificeerd en anderzijds dit klachtonderdeel in zijn algemeenheid wordt betwist, niet in staat de gegrondheid van dit klachtonderdeel vast te stellen. Daarom zal het ongegrond worden verklaard.
De maatregel.
Nu de klacht deels gegrond is verklaard, zal een maatregel worden opgelegd. Alles in aanmerking nemende acht het college de maatregel van waarschuwing een voldoende correctie op het onjuiste handelen van verweerder. Daarbij heeft het college in aanmerking genomen dat verweerder ter zitting enig inzicht in zijn handelen heeft getoond en dat hij in een voor hem lastige situatie verder naar behoren heeft gehandeld.
6. De beslissing
Het college:
- verklaart de klacht deels gegrond als in de rechtsoverwegingen omschreven;
- waarschuwt verweerder;
- wijst de klacht voor het overige af.
Aldus beslist door mr. H.P.H. van Griensven als voorzitter, mr. H.A.W. Vermeulen als
lid-jurist, E. Cranendonk, dr. A.N.H. Weel en J.L.M. van Helmond als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. I.H.M. van Rijn als secretaris en in het openbaar uitgesproken op
11 juli 2016 in aanwezigheid van de secretaris.