ECLI:NL:TGZREIN:2016:54 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 15137
ECLI: | ECLI:NL:TGZREIN:2016:54 |
---|---|
Datum uitspraak: | 06-07-2016 |
Datum publicatie: | 06-07-2016 |
Zaaknummer(s): | 15137 |
Onderwerp: | Geen of onvoldoende zorg |
Beslissingen: | Gegrond, waarschuwing |
Inhoudsindicatie: | Klacht over het vertrek van verweerder zonder overleg met klager of mantelzorgster terwijl klager een hypoglykemie had. Niet is vast gesteld dat verweerder protocollair juist heeft gehandeld. Hij heeft zijn instructies aan mantelzorgster ook niet vermeld in het dossier. Dit deel van de klacht is gegrond, waarschuwing. |
Uitspraak: 6 juli 2016
HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
TE EINDHOVEN
heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 16 september 2015 binnengekomen klacht van:
[A]
wonende te [B]
klager
gemachtigde [C]
tegen:
[D]
verpleegkundige
werkzaam te [E]
verweerder
gemachtigde mr. drs. S.P.F. Verheijen te Nijmegen
1. Het verloop van de procedure
Het college heeft kennisgenomen van:
- het klaagschrift en een aanvulling daarop
- het verweerschrift
- de repliek
- de dupliek.
- de pleitnotitie overgelegd door de gemachtigde van verweerster.
Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.
De klacht is ter openbare zitting van 25 mei 2016 behandeld. Aanwezig waren de gemachtigde van klager en verweerder, bijgestaan door zijn gemachtigde.
De zaak is gelijktijdig behandeld met de zaak van klager onder nummer 15136.
2. De feiten
Het gaat in deze zaak om het volgende.
Klager is bekend met diabetes mellitus type 1. Klager was cliënt bij de Zorggroep, waar verweerder als verpleegkundige werkzaam was. Klagers bloedsuikerwaarde schommelde sterk en was moeilijk te reguleren. Het spuiten van insuline deed klager aanvankelijk zelf. Op 9 februari 2015 heeft de thuiszorg het prikken van de bloedsuikerwaarden en het toedienen van insuline overgenomen. De thuiszorg kwam drie keer per dag, ‘s ochtends rond 8.00 uur, ‘s middags rond 17.00 uur en ‘s avonds rond 22.00 uur.
De hoeveelheid toe te dienen insuline stond vermeld op het standaardschema. Klager kreeg ‘s ochtends standaard 24 eenheden NovoMix 30 en ‘s middags voor de avondmaaltijd 14 eenheden NovoMix 30. De standaard werd bepaald door de diabetesverpleegkundige van het ziekenhuis en de internist. Daarnaast was er een bijspuitschema, opgesteld en bij te stellen door de diabetesverpleegkundige van het ziekenhuis. Dit schema laat zien bij welke bloedsuikerwaarden extra insuline in de vorm van NovoRapid moest worden toegediend en in welke gevallen een kleinere dosering dan de standaarddosering moest worden toegediend.
Op 24 februari 2015 gold het volgende bijspuitschema:
“zonodig bijsturen met Novorapid door thuiszorg:
10-15: +2 E
15-20: +4 E
20-25: +6 E
25-30: +8 E
VS helft bijspuiten
VS pas >15 bijspuiten
Hoger 30 DVK of HAP bellen
Bij bg < 4: helft NM30 voor maaltijd”.
(E staat voor ‘eenheden’, VS voor ‘voor slapen’, DVK voor ‘dienstdoende verpleegkundige’, bg voor ‘bloedglucose’ en NM30 staat voor ‘NovoMix 30’).
Op 24 februari 2015 had een collega van verweerder (tegen wie klager de klacht onder nummer 15136 heeft ingediend) middagdienst; zij was rond 17.30 uur bij klager. De bloedsuikerwaarde was 4.2. Zij heeft de standaardhoeveelheid NovoMix 30 toegediend, 14 eenheden. In het dossier tekende zij aan dat zij was gebleven tot klager zijn soep begon te eten.
Verweerder kwam tijdens de avonddienst rond 22.00 uur bij klager. In het diabetesdagboek tekende verweerder een bloedsuikerwaarde aan van 2.9. Omdat sprake was van een hypoglykemie (bloedsuikerwaarde <3.5 mmol/1) heeft verweerder, op basis van het protocol “Hypo en Hyperglykemie bij Diabetes Mellitus Patiënten” van de Zorggroep in plaats van de in het protocol voorgeschreven 50 ml limonadesiroop daarmee vergelijkbare twee boterhammen met stroop laten smeren zoals hij ook in het diabetesdagboek schreef: “2 boterhammen met stroop”. In het dossier schreef hij: “ - -“.
Volgens het genoemde protocol dient 20 minuten later de bloedglucose opnieuw bepaald te worden. Als deze nog steeds lager is dan 3,5 mmol/l dient nogmaals limonadesiroop (of iets dergelijks zoals twee botenhammen met stroop) gegeven te worden. Als de waarde weer twintig minuten later nog steeds te laag is, dient volgens protocol overleg met een arts te volgen. Verweerder heeft de nacontrole overgelaten aan de mantelzorgster van klager (klagers gemachtigde). Om 23.55 schreef de mantelzorgster in het dossier:
“Dhr. Kan niet lopen of naar bed! Opnieuw geprikt! Suiker nog 2.9. Toch 2x snee brood + flink stroop. HAP gebeld voor advies. Dhr. Heeft om 17.30 uur zeer goed en veel gegeten! Zelf gezien en opgeschept! HAP: advies: eerste instantie opname ZH! Nu via nachtdienst controles vannacht! Nu al 2x dextra! 23.40 uur.”
In de nacht van 24 op 25 februari 2015 heeft klager nachtzorg van de Zorggroep gehad. De bloedsuikerwaarde is die nacht gestegen; om 00.00 uur was het 5,9 en om 02.00 uur 10,7.
Vanaf 25 februari 2015 tot 6 maart 2015 heeft de mantelzorgster op eigen verzoek het prikken van de bloedsuikerwaarde en het toedienen van insuline van de thuiszorg overgenomen. Per 6 maart 2015 is de zorg door de Zorggroep hervat en opgeschaald. Per 22 juni 2015 is de thuiszorg op verzoek van klager en de mantelzorgster beëindigd.
3. Het standpunt van klager en de klacht
Klager verwijt verweerder dat hij:
1. in de avond van 24 februari 2015 zonder overleg met klager of zijn mantelzorgster vertrokken is zonder te weten of de mantelzorgster die avond langer bij klager zou blijven;
2. geen idee heeft van de ernstige gevolgen die zich hadden kunnen voordoen door het toedienen van te veel insuline;
3. geen ruimte laat voor discussie en geen verantwoording neemt voor zijn tekortkomingen;
4. een onfatsoenlijke en frauduleuze verklaring heeft afgelegd;
5. te weinig in de rapportage heeft geschreven.
4. Het standpunt van verweerder
Alvorens op de inhoud van de klachten in te gaan voert verweerder aan dat niet vast staat wie klaagt, klager dan wel zijn gemachtigde. Klager heeft het klaagschrift meeondertekend. Op papier staat dan ook vast dat hij akkoord is met alles wat zijn gemachtigde in de procedure aanvoert. Verweerder kan zich echter niet aan de indruk onttrekken dat de klachten (deels) primair voortvloeien uit persoonlijke frustratie en ongenoegen van de gemachtigde, als mantelzorgster van klager. De gemachtigde is echter geen rechtstreeks belanghebbende in de zin van de Wet BIG.
Verweerder heeft zich voorts ten aanzien van de klachten inhoudelijk verweerd als volgt. verweerd.
Ad klachtonderdeel 1
Toen verweerder bleek dat de bloedsuikerwaarde 2,9 was en dus sprake was van een hypoglykemie, heeft hij de mantelzorgster gevraagd om conform protocol een kopje ranja aangelengd met water aan klager te geven. Toen klager aangaf dat zijn voorkeur uitging naar boterhammen, heeft verweerder twee boterhammen met een dikke laag stroop laten smeren. Dit heeft over het algemeen hetzelfde effect. Volgens het protocol is het dan beleid om 20 minuten na het geven van deze voeding de bloedsuikerwaarde opnieuw te meten. Als deze waarde nog steeds lager is dan 3.5 dient opnieuw ranja of boterhammen te worden gegeven. Als 20 minuten daarna de waarde nog steeds lager is, dient overleg te volgen met een arts. Uitgangspunt is dat deze controles plaatsvinden door de thuiszorgmedewerker. Onder omstandigheden kan deze met de mantelzorger afspreken dat hij de controle uitvoert en bij een afwijkende waarde telefonisch contact zoekt met de thuiszorgmedewerker. Op 24 februari 2015 heeft verweerder in overleg met en met instemming van de mantelzorgster ervoor gekozen om de controles door haar te laten uitvoeren. Het ging er verweerder niet om dat hij niet wilde terugkomen of niet wilde blijven. Ervaringen met deze mantelzorgster uit het verleden hadden verweerder tot de conclusie gebracht dat het ergernis bij de mantelzorgster opwekte als verweerder in zo’n geval terugkwam en dat zij de controles liever zelf deed.
Verweerder betreurt het dat hij zijn overwegingen en afspraken niet heeft vastgelegd in het dossier.
Ad klachtonderdelen 2, 3 en 4
Verweerder acht deze klachtonderdelen onvoldoende onderbouwd en concludeert tot afwijzing.
Ad klachtonderdeel 5
Het gaat kennelijk om de volgende passage in een brief die de directeur [F] Thuiszorg op 3 september 2015 aan de klachtencommissie Cliënten heeft verzonden:
“Ik was rond 22.00 uur bij [klager] en stelde toen bij hem een bloedsuiker van 2.9mmol/l vast. Ik vroeg [de mantelzorger] daarop of ze hem een kopje ranja wilde geven aangelengd met een beetje water. Meneer wilde geen ranja maar boterhammen. Dus heb ik 2 boterhammen met een dikke laag stroop gesmeerd. De boterhammen met stroop en de bloedsuikerwaarde heb ik gerapporteerd in het diabetesdagboekje, war je ook een foto van hebt. Ook vroeg ik [de mantelzorger] of ze meneer over 20 minuten weer de bloedsuiker wilde meten om te controleren of hij nog meer suiker moest hebben en of ze de huisartsenpost wilde bellen als de bloedsuiker na 40 minuten nog steeds lager dan 3,5 mmol was. Omdat [de mantelzorger] zei dat ze dat wel wilde, ben ik toen weggegaan.”
Deze verklaring komt van een e-mail van verweerder aan zijn manager. Verweerder staat daar nog steeds achter. De verklaring is niet frauduleus of onfatsoenlijk.
Ad klachtonderdeel 6
Verweerder maakt de aantekening:” - -“ als de zorg zonder bijzonderheden is verlopen. De bloedsuikerwaarde en het smeren van twee boterhammen met stroop had hij in het diabetesdagboek geschreven.
Het was beter geweest als verweerder in het zorgdossier had genoteerd welke afspraken hij met de mantelzorger had gemaakt. Hij betreurt het dat hij dat niet heeft gedaan.
5. De overwegingen van het college
Opmerking vooraf
Het college betreurt het dat klager niet persoonlijk ter zitting aanwezig was, waardoor de voorstelbare twijfels van verweerder over de vraag in hoeverre klager volledig achter de door zijn gemachtigde ingediende klacht staat, zouden kunnen zijn weggenomen. Nu klager het klaagschrift mede heeft ondertekend, zijn deze twijfels echter onvoldoende om er vanuit te mogen gaan dat klager niet de wil heeft gehad deze klachten in te dienen. Het college acht de klacht van klager wel ontvankelijk.
Ten aanzien van de klachtonderdelen oordeelt het college als volgt.
Ad klachtonderdeel 1 en 6
Toen verweerder klager op 24 februari 2015 bezocht, stelde hij een hypoglycaemie vast (bloedsuikerwaarde 2,9 mmol/l). Volgens het protocol van de zorginstelling dient dan aan de patiënt ranja te worden gegeven, maar boterhammen met stroop zijn gelijkwaardig. Naar het oordeel van het college behoort het tot de protocollaire verantwoordelijkheid van de zorgverlener dat de patiënt deze voeding tot zich neemt en dat de zorg ook daarna volgens protocol verloopt. Dat betekent dat verweerder in beginsel zich ervan had moeten vergewissen en had moeten borgen dat de in het protocol voorgeschreven acties zouden plaatsvinden. Als verweerder dan al de keuze maakt om weg te gaan en de zorg over te laten aan een mantelzorger, dient hij op zorgvuldige en nauwkeurige wijze deze mantelzorger te instrueren en van deze instructies aantekening te maken in het dossier. Dat verweerder deze instructies heeft gegeven, wordt door klager met stelligheid betwist en verweerder heeft het tegendeel niet aannemelijk kunnen maken. De instructies zijn immers niet opgeschreven in het dossier en verweerder heeft zijn verweer ook niet op andere wijze aannemelijk kunnen maken.
Het college heeft, gelet op het voorgaande, niet kunnen vaststellen dat verweerder protocollair juist heeft gehandeld. Hij had zijn instructies aan de mantelzorgster ook moeten vermelden in het dossier.
Deze klachtonderdelen zijn gegrond
Ad klachtonderdelen 2, 3 en 4
Met verweerder is het college van oordeel dat deze klachten onvoldoende onderbouwd zijn om te kunnen slagen. Verder merkt het college op dat uit de voorliggende feiten de verwijten niet kunnen worden vastgesteld.
Deze klachtonderdelen zijn ongegrond.
Ad klachtonderdeel 5
Het feit dat verweerder zijn verweer op klachtonderdeel 1 niet heeft kunnen aantonen of aannemelijk maken, betekent nog niet dat hij frauduleuze of onfatsoenlijke verklaringen heeft afgelegd. Dit klachtonderdeel acht het college ongegrond.
De maatregel
Nu de klachten deels gegrond zijn, is het opleggen van een maatregel geïndiceerd. Het college overweegt hierbij dat verweerder zich ter zitting een betrokken verpleegkundige heeft betoond, die van deze klacht heeft geleerd en verder goede zorg aan klager heeft verleend. Het college acht een waarschuwing passend, waarbij het college aantekent dat een waarschuwing een zakelijke terechtwijzing is die de onjuistheid van een handelwijze naar voren brengt zonder daarop een stempel van laakbaarheid te drukken.
6. De beslissing
Het college:
- verklaart de klacht deels gegrond als in de rechtsoverwegingen omschreven;
- waarschuwt verweerder;
- wijst de klacht voor het overige af.
Aldus beslist door mr. H.P.H. van Griensven als voorzitter, mr. L. Ritzema als lid-jurist,
G.P. Haas, G.J.T. Kooiman en M. IJzerman als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. C.H.S.M. van Balen als secretaris en in het openbaar uitgesproken op 6 juli 2016 in aanwezigheid van de secretaris.