ECLI:NL:TGZREIN:2016:53 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 15136

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2016:53
Datum uitspraak: 06-07-2016
Datum publicatie: 06-07-2016
Zaaknummer(s): 15136
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht over toedienen van teveel insuline, niet raadplegen arts, niet informeren collega’s. Verweerster heeft in de omstandigheden op goede gronden, zelfstandig, zonder anderen te raadplegen kunnen besluiten het medicatie schema te volgen en geen aanleiding gehad verdere acties te ondernemen. Ongegrond.

Uitspraak: 6 juli 2016

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 16 september 2015 binnengekomen klacht van:

[A]

wonende te [B]

klager

gemachtigde [C]

tegen:

[D]

verpleegkundige

werkzaam te [E]

verweerster

gemachtigde mr. drs. S.P.F. Verheijen te Nijmegen

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

- het klaagschrift en een aanvulling daarop

- het verweerschrift

- de repliek en een insulinenaald

- de dupliek.

- de pleitnotitie overgelegd door de gemachtigde van verweerster.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De klacht is ter openbare zitting van 25 mei 2016 behandeld. Aanwezig waren de gemachtigde van klager en verweerster, bijgestaan door haar gemachtigde.

De zaak is gelijktijdig behandeld met de zaak van klager onder nummer 15137.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende.

Klager is bekend met diabetes mellitus type 1. Klager was cliënt bij de Zorggroep, waar verweerster als verpleegkundige werkzaam was. Zijn bloedsuikerwaarde schommelde sterk en was moeilijk te reguleren. Het spuiten van insuline deed klager aanvankelijk zelf. Op 9 februari 2015 heeft de thuiszorg het prikken van de bloedsuikerwaarden en het toedienen van insuline overgenomen. De thuiszorg kwam drie keer per dag, `s ochtends rond 8.00 uur, `s middags rond 17.00 uur en `s avonds rond 22.00 uur.

De hoeveelheid toe te dienen insuline stond vermeld op het standaardschema. Klager kreeg `s ochtends standaard 24 eenheden NovoMix 30 en `s middags voor de avondmaaltijd 14 eenheden NovoMix 30. De standaard werd bepaald door de diabetesverpleegkundige van het ziekenhuis en de internist. Daarnaast was er een bijspuitschema, opgesteld en bij te stellen door de diabetesverpleegkundige van het ziekenhuis. Dit schema laat zien bij welke bloedsuikerwaarden extra insuline in de vorm van NovoRapid moest worden toegediend en in welke gevallen een kleinere dosering dan de standaarddosering moest worden toegediend.

Op 24 februari 2015 gold het volgende bijspuitschema:

“zonodig bijsturen met Novorapid door thuiszorg:

10-15: +2 E

15-20: +4 E

20-25: +6 E

25-30: +8 E

VS helft bijspuiten

VS pas >15 bijspuiten

Hoger 30 DVK of HAP bellen

Bij bg < 4: helft NM30 voor maaltijd”.

(E staat voor ‘eenheden’, VS voor ‘voor slapen’, DVK voor ‘dienstdoende verpleegkundige’, bg voor ‘bloedglucose’ en NM30 staat voor ‘NovoMix 30’).

Op 24 februari 2015 had verweerster middagdienst; zij was rond 17.30 uur bij klager. De bloedsuikerwaarde was 4.2. Verweerster heeft de standaardhoeveelheid NovoMix 30 toegediend, 14 eenheden. Zij is blijven wachten tot klager zijn soep begon te eten.

3. Het standpunt van klager en de klacht

Klager verwijt verweerster:

1. dat zij op 24 februari 2014 bij hem te veel insuline heeft toegediend;

2. dat zij op die dag het advies van een arts had moeten inroepen;

3. dat zij verzuimd heeft op die dag de collega’s van de avonddienst te informeren over de gevolgen van de door haar toegediende hoeveelheid insuline;

4. dat zij verzuimd heeft om een prikinstructie aan het thuiszorgteam te geven alvorens over te stappen op het gebruik van zogenaamde veilige naalden;

5. Na de prikinstructie is er sprake geweest van risicovol prikken;

6. dat zij een valse verklaring heeft afgelegd in een brief d.d. 3 september 2015 van de directeur van de zorggroep aan de klachtencommissie;

7. dat zij nog steeds de overtuiging heeft dat zij goed heeft gehandeld.

4. Het standpunt van verweerster

Alvorens op de inhoud van de klachten in te gaan voert verweerster aan dat niet vaststaat wie klaagt, klager of zijn gemachtigde

Klager heeft het klaagschrift meeondertekend. Op papier staat dan ook vast dat hij akkoord is met alles wat zijn gemachtigde in de procedure aanvoert. Verweerster, die altijd een heel goede relatie met klager heeft gehad, kan zich echter niet aan de indruk onttrekken dat de klachten (deels) primair voortvloeien uit persoonlijke frustratie en ongenoegen van de gemachtigde, als mantelzorgster van klager. De gemachtigde is echter geen rechtstreeks belanghebbende in de zin van de Wet BIG.

Verweerster heeft voorts ten aanzien van de klachten inhoudelijk verweer gevoerd. Zij was en is van mening dat zij heeft gehandeld zoals van een redelijk handelend en vakbekwaam verpleegkundige onder vergelijkbare omstandigheden verwacht mocht worden. Op haar verweer zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan. Zij verzoekt het college de klacht af te wijzen.

5. De overwegingen van het college

Opmerking vooraf

Het college betreurt het dat klager niet persoonlijk ter zitting aanwezig was, waardoor de voorstelbare twijfels van verweerster over de vraag in hoeverre klager volledig achter de door zijn gemachtigde ingediende klacht staat, zouden kunnen zijn weggenomen. Nu klager het klaagschrift mede heeft ondertekend, zijn deze twijfels echter onvoldoende om er vanuit te mogen gaan dat klager niet de wil heeft gehad deze klachten in te dienen. Het college acht de klacht van klager wel ontvankelijk.

Ten aanzien van de klachtonderdelen oordeelt het college als volgt.

Ad 1, 2 en 3

Deze klachtonderdelen, die betrekking hebben op het toedienen van insuline door verweerster op 24 februari 2015, lenen zich voor een gezamenlijke behandeling.

Verweerster heeft volgens het door de diabetesverpleegkundige en internist voorgeschreven medicatieschema gehandeld. De precieze naleving van het schema moet ook het uitgangspunt zijn. Daarvoor is het schema bedoeld. Voor afwijking van het schema zou slechts reden zijn in geval van bijkomende omstandigheden, die een redelijk handelend en bekwaam verpleegkundige hadden doen twijfelen aan de juistheid van de toepassing van het schema. In dit geval was de drempelwaarde waarbij de toe te dienen insuline gehalveerd zou moeten worden weliswaar redelijk dicht genaderd, maar op zich vormt dit nog geen reden om van dit schema af te wijken. Het schema voorzag zelf ook niet in die mogelijkheid. Andere omstandigheden die zouden nopen tot afwijking, waarbij vooral valt te denken aan de klassieke tekenen van een hypo, waren niet aanwezig. Het enkele feit dat op de bewuste dag nog sprake was van een instelfase, levert geen omstandigheid op die noopte tot afwijking van de standaard. Verweerster heeft, zoals zij ter zitting naar voren bracht, dit aspect wel meegewogen, maar het bestaan van de instelfase heeft verweerster niet doen besluiten tot aanpassing van het schema, omdat dit juist in die fase onrustverhogend voor klager zou kunnen uitwerken. Het college is van oordeel dat verweerster hier een gewetensvolle afweging heeft gemaakt.

Voorgaande overwegingen leiden tot de conclusie dat verweerster naar het oordeel van het college in de gegeven omstandigheden op goede gronden zelfstandig, dus zonder anderen te raadplegen, heeft kunnen besluiten het medicatieschema te volgen. Er was dus met name geen aanleiding verdere acties te ondernemen in de richting van de huisartsenpost en/of de collega die de avonddienst bij klager zou doen.

Deze klachtonderdelen zijn ongegrond.

Ad 4 en 5

Deze klachtonderdelen lenen zich voor gezamenlijke behandeling omdat zij betrekking hebben op al dan niet veilig prikken.

Het college vermag niet in te zien welk individueel verwijt te dezer zake aan verweerster te maken valt. Verweerster was weliswaar verantwoordelijk voor het veilig invoeren van veiliger naalden, maar niet is duidelijk geworden dat zij daarbij verwijtbaar tekort is geschoten, nog daargelaten dat klager niet (onderbouwd) heeft gesteld dat hij hierdoor zou zijn benadeeld.

Deze klachten worden, bij gebrek aan deugdelijke onderbouwing, afgewezen.

Ad 6 en 7

Het college heeft niet kunnen vaststellen dat verweerster op verwijtbare wijze de huisarts van klager onjuist heeft geïnformeerd of dat zij een valse verklaring heeft afgelegd.

Ook deze klachtonderdelen zijn ongegrond.

Ad 8

Met verwijzing naar de eerdere overwegingen oordeelt het college dat verweerster er in redelijkheid van mocht uitgaan dat zij juist heeft gehandeld. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

De conclusie is dat, nu alle klachtonderdelen ongegrond zijn, de klacht zal worden afgewezen.

6. De beslissing

Het college:

- wijst de klacht af.

Aldus beslist door mr. H.P.H. van Griensven als voorzitter, mr. L. Ritzema als lid-jurist,

G.P. Haas, G.J.T. Kooiman en M. IJzerman als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. C.H.S.M. van Balen als secretaris en in het openbaar uitgesproken op 6 juli 2016 in aanwezigheid van de secretaris.