ECLI:NL:TGZREIN:2016:13 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 1584
ECLI: | ECLI:NL:TGZREIN:2016:13 |
---|---|
Datum uitspraak: | 01-02-2016 |
Datum publicatie: | 01-02-2016 |
Zaaknummer(s): | 1584 |
Onderwerp: | Onjuiste verklaring of rapport |
Beslissingen: | Gegrond, (voorwaardelijke) schorsing inschrijving register |
Inhoudsindicatie: | Niet onderbouwde adviesrapportage gz-psycholoog schiet op alle criteria van het CTG tekort. Kind niet onderzocht of behandeld. Wel aangeduid als cliënt. Ontbreken naam opdrachtgever waardoor misleidend. Mede gezagsdragende moeder niet op de hoogte van rapport. Hoogst ernstige inbreuk privacy door noemen van detentie. Schorsing van een maand en publicatie. |
Uitspraak: 1 februari 2016
HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
TE EINDHOVEN
heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 22 juni 2015 binnengekomen klacht van:
[A]
wonende te [B]
klaagster
tegen:
[C]
gz-psycholoog
werkzaam te [D]
verweerder
1. Het verloop van de procedure
Het college heeft kennisgenomen van:
- het klaagschrift;
- het verweerschrift.
Na ontvangst van het verweerschrift heeft de secretaris de zaak naar een openbare zitting van het college verwezen.
Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.
De klacht is ter openbare zitting van 22 december 2015 behandeld. Klaagster was aanwezig, bijgestaan door haar vertrouwenspersoon, tevens fungerend als haar tolk, de heer [E]. Verweerder was, zonder bericht, afwezig.
2. De feiten
Het gaat in deze zaak om het volgende.
Klaagster is (mede gezagsdragende) moeder van [F], geboren in 2012, hierna: het kind. In het kader van een echtscheidingsprocedure tussen klaagster en de vader van het kind (hierna: de vader) is het kind bij wege van voorlopige voorziening door de rechter aan de moeder toevertrouwd. In verband hiermee had de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de raad) drie rapporten uitgebracht over de vraag wat het hoofdverblijf van het kind zou moeten zijn.
De vader heeft zich met deze rapporten tot verweerder gewend. Verweerder oefent een praktijk uit als kinder- en jeugdpsycholoog. Verweerder heeft op 10 en 21 april 2015 gesprekken met de vader gehad. In een “Advies Rapportage”, gedateerd april 2015, heeft verweerder een beoordeling gegeven van de drie raadsrapporten. Volgens verweerder is er sprake van onjuiste c.q. onvolledige raadsrapportage, van onderbelichting van de impact van de psychosociale gevolgen voor het kind en van een onverstandig besluit tot onthouding van advies. In het advies wordt het kind aangeduid als cliënt. Over klaagster staat (onder meer) in het rapport: “Het is zeker niet zo, dat er slechts sprake is van mishandeling van moeder. Moeder heeft niet voor niks een paar dagen in hechtenis gezeten.”. Verweerder heeft in het rapport een advies gegeven over het hoofdverblijf van het kind. Het advies luidde dat het voor het kind verreweg het beste was als het zijn hoofdverblijf bij de vader zou hebben.
Klaagster trof verweerders advies op 13 juni 2015 aan tussen een aantal aan de rechtbank gerichte stukken. Bij e-mail van 14 juni 2015 heeft zij hierover aan verweerder een aantal vragen gesteld. Bij e-mail van 16 juni antwoordde verweerder haar: “De vader van uw zoon […] heeft mij om dit advies gevraagd.”.
3. Het standpunt van klaagster en de klacht
Klaagster verwijt verweerder dat hij het kind als cliënt heeft aangenomen terwijl het hem duidelijk behoorde te zijn dat hij daarvoor toestemming dient te hebben van beide ouders, belast met het ouderlijk gezag. Er is aan klaagster geen toestemming gevraagd. In de rechtszaak werd gezegd dat het leek of het rapport met klaagsters toestemming was gemaakt. Verder verwijt zij verweerder dat hij de autoriteit van zijn titel heeft misbruikt om een rapport aan de rechtbank te leveren dat geheel ten faveure van de (betalende) opdrachtgever is opgesteld. Er is geen poging gedaan de bronnen onafhankelijk te verifiëren of wederhoor te plegen.
Tot slot heeft verweerder rapporten van de raad ingezien en gebruikt voor zijn rapport. Deze raadsrapporten bevatten gevoelige privé-informatie over klaagster en haar kind. Het gebruiken van deze gegevens is een flagrante schending van de privacy van klaagster en haar kind.
4. Het standpunt van verweerder
Verweerder heeft zijn standpunt kenbaar gemaakt via een e-mail, na herhaald verzoek van de secretaris van het college. In de e-mail staat: “[De vader] heeft mij advies gevraagd. Na twee gesprekken met [de vader] en een degelijke studie van de door [de vader] aan mij gegeven stukken heb ik een advies geformuleerd. [De vader] heeft het recht om advies te vragen. [Het kind] is door mij niet getest of geobserveerd. Een klacht over mijn advies lijkt mij onjuist, maar ik wacht uw oordeel af.”.
5. De overwegingen van het college
Ten aanzien van de inhoud van de rapportage overweegt het college als volgt.
Een rapportage zoals door verweerder is uitgebracht, wordt volgens vaste jurisprudentie van het Centraal Tuchtcollege aan de hierna volgende criteria getoetst:
1. Het rapport vermeldt de feiten, omstandigheden en bevindingen waarop het berust;
2. Het rapport geeft blijk van een geschikte methode van onderzoek om de voorgelegde vraagstelling te beantwoorden;
3. In het rapport wordt op inzichtelijke en consistente wijze uiteengezet op welke gronden de conclusies van het rapport steunen;
4. Het rapport vermeldt de bronnen waarop het berust, daaronder begrepen de gebruikte literatuur en de geconsulteerde personen;
5. De rapporteur blijft binnen de grenzen van zijn deskundigheid.
Het Centraal Tuchtcollege toetst ten volle of het onderzoek door de arts uit het oogpunt van vakkundigheid en zorgvuldigheid de tuchtrechtelijke toets der kritiek kan doorstaan. Ten aanzien van de conclusie van de rapportage wordt beoordeeld of de deskundige in redelijkheid tot zijn conclusie heeft kunnen komen.
Het college is van oordeel dat het rapport, getoetst aan de bovenvermelde criteria, op alle onderdelen schromelijk tekort schiet. Enkele van de meest ernstige tekortkomingen zijn de volgende.
Het college gaat ervan uit dat verweerder het kind niet heeft onderzocht, geobserveerd of anderszins heeft behandeld. Hij heeft de vader geadviseerd en in beginsel is dat niet ongeoorloofd. Het is dan echter wel onjuist om het kind in de rapportage aan te duiden als cliënt. Dat schept verwarring. In combinatie met het ontbreken van de naam van de opdrachtgever van het rapport kan dat gemakkelijk leiden tot het misverstand - dat zich volgens klaagster bij de rechtbank ook heeft voorgedaan - dat ook klaagster mogelijk bij de opdrachtverlening was betrokken. Alleen al hierdoor is de rapportage zo al niet misleidend dan toch in ieder geval jegens klaagster hoogst onzorgvuldig en tuchtrechtelijk ernstig verwijtbaar te noemen.
Verder heeft verweerder een hoogst ernstige inbreuk gemaakt op de privacy van klaagster door, overigens zonder bronvermelding, ook over haar persoon te rapporteren. Alleen al de vermelding dat zij gedetineerd zou zijn geweest levert een flagrante en tuchtrechtelijk ernstig verwijtbare schending van haar privacy op.
De oordelen over het kind en de meest gewenste verblijfplaats berusten kennelijk op door verweerder aangevoerde, maar niet onderbouwde tekortkomingen in de raadsrapportages en op de mededelingen van de vader, die in het rapport ten onrechte niet zijn weergegeven. Standpunten/handelingen van klaagster worden weergegeven zonder dat duidelijk wordt waarop deze gegevens zijn gebaseerd. De conclusie die verweerder trekt kan volstrekt niet worden gebaseerd op zijn rapportage. De klacht is gegrond.
Ten aanzien van de op te leggen maatregel overweegt het college het volgende.
Het komt naar het oordeel van het college zelden voor dat een rapport zo ver onder de maat is. De schending van de professionele maatstaf is zeer ernstig. Daarnaast overweegt het college dat verweerder in zijn verweer, voor zover al aanwezig, slechts blijk ervan heeft gegeven dat ieder inzicht in zijn handelen ontbreekt. Het college is van oordeel dat een berisping de ernst van de normschending onvoldoende tot uitdrukking brengt en een onvoldoende correctie oplevert. Vandaar dat het college is gekomen tot de hierna te melden maatregel van schorsing. Het college zal, om redenen aan het algemeen belang ontleend, bepalen dat deze beslissing, zodra ze onherroepelijk zal zijn, zal worden gepubliceerd in de Nederlandse Staatscourant en ter publicatie zal worden aangeboden aan Tijdschrift de Psycholoog.
6. De beslissing
Het college:
- schorst de inschrijving van verweerder in het register voor de duur van een maand;
- bepaalt dat de beslissing zal worden gepubliceerd in de Nederlandse Staatscourant en ter publicatie zal worden aangeboden aan Tijdschrift de Psycholoog.
Aldus beslist door mr. H.P.H. van Griensven als voorzitter, P. Citroen en X.M.H. Moonen als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. K. Hoebers-Provoost als secretaris en in het openbaar uitgesproken op 1 februari 2016 in aanwezigheid van de secretaris.