ECLI:NL:TGZREIN:2016:10 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 1540c
ECLI: | ECLI:NL:TGZREIN:2016:10 |
---|---|
Datum uitspraak: | 26-01-2016 |
Datum publicatie: | 26-01-2016 |
Zaaknummer(s): | 1540c |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Arts-assistent wordt verweten dat zij onjuist heeft gehandeld door patiënte op 16 augustus 2012 niet over te nemen in de zogenaamde 2e lijn (als patiënte van de afdeling gynaecologie), maar in plaats daarvan een controleafspraak heeft gemaakt voor een groeiecho over 10 dagen, terwijl tweemaal per week een CTG zou worden gemaakt, nagelaten heeft de verloskundigenkaart te consulteren waaruit zou zijn gebleken dat patiënte normaliter een lage bloeddruk had en nagelaten heeft te kijken naar trends. College: de arts-assistent heeft terecht conform de richtlijn Foetale groeibeperking gehandeld. Op dat moment geen sprake van hypertensie, zodat niet gehandeld hoefde te worden volgens de richtlijn Hypertensieve aandoeningen in de zwangerschap, ook niet omdat bij patiënte eerder lagere waarden waren gevonden en deze waarden als trend bij de beoordeling zouden moeten worden meegewogen. Kennisneming van de gegevens over de bloeddrukmetingen bij patiënte op de verloskundigenkaart had niet genoopt tot een ander beleid dat wat verweerster heeft bepaald. Ongegrond. |
HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
TE EINDHOVEN
heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 4 maart 2015 binnengekomen klacht van:
[A]
wonende te [B]
klager, voor zichzelf en als vertegenwoordiger van zijn minderjarige dochter [C]
gemachtigde mr. R.H.M. Wagemans te Maastricht
tegen:
[D]
arts
werkzaam te [E]
verweerster
gemachtigde mr. M.J. Bos te Amsterdam
1. Het verloop van de procedure
Het college heeft kennisgenomen van:
- het klaagschrift;
- het verweerschrift en de aanvullingen daarop;
- de brief van 15 juni 2015 van de secretaris aan de gemachtigde van klager;
- de repliek;
- de dupliek en de aanvulling daarop;
- de brief van 25 november 2015 met bijlagen (incl. cd-rom) van de gemachtigde van klager;
- de brieven van 10 en 14 december 2015 met bijlagen van de gemachtigde van klager;
- de pleitnotities overgelegd door klager, de gemachtigde van klager en de gemachtigde van verweerster.
Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.
De klacht is ter openbare zitting van 16 december 2015 behandeld, gelijk met de klachten genummerd 1540a, 1540b een 1540d. Partijen waren aanwezig, bijgestaan door hun gemachtigden.
Ter zitting zijn, op verzoek van klager, onder ede als getuigen gehoord [F] en [G], verloskundigen.
2. De feiten
Het gaat in deze zaak om het volgende.
Klager is de echtgenoot van wijlen mevrouw [H], hierna te noemen: patiënte.
Op donderdag 16 augustus 2012 werd patiënte na mondelinge verwijzing door de eerstelijns verloskundige op de polikliniek verloskunde door verweerster, arts-assistent, gezien in verband met een negatieve discongruentie. Patiënte was op dat moment 36 weken en drie dagen zwanger. Bij uitvragen werden geen fysieke klachten gemeld.
De poliklinisch door de echoscopiste vervaardigde echo gaf een echoscopisch geschat gewicht van 2416 gram en een enigszins beperkte groei aan (AC 25e percentiel). Het CTG was normaal; de RR was 109/78. Het beleid van verweerster was: 2x per week CTG, echo+poli over (zo staat in het dossier) 10 dagen, bloedgroep rhesus bepalen. Vruchtwater en Dopplermetingen waren normaal. Patiënte had een verloskundigenkaart bij zich; verweerster heeft hiervan ten behoeve van het digitale dossier een kopie gemaakt.
Verdere bemoeienis met patiënte heeft verweerster niet gehad. Patiënte is, na de geboorte van haar baby op 31 augustus 2012, op 3 september 2012 overleden aan de gevolgen van een massieve cerebrale bloeding.
3. Het standpunt van klager en de klacht
Klager verwijt verweerster, zoals het college uit de processtukken van klager begrijpt, dat zij
a. onjuist heeft gehandeld door patiënte op 16 augustus 2012 niet over te nemen in de zogenaamde 2e lijn (als patiënte van de afdeling gynaecologie), maar in plaats daarvan een controleafspraak heeft gemaakt voor een groeiecho over 10 dagen, terwijl tweemaal per week een CTG zou worden gemaakt;
b. heeft nagelaten de verloskundigenkaart te consulteren waaruit zou zijn gebleken dat patiënte normaliter een lage bloeddruk had;
c. heeft nagelaten te kijken naar trends (de richtlijnen dienen niet klakkeloos te worden gevolgd).
Klager verzoekt primair om aanhouding van de behandeling totdat een auditverslag ter beschikking is gesteld.
Subsidiair verzoekt hij de klachten gegrond te verklaren; klager refereert zich voor wat betreft de op te leggen maatregel aan het oordeel van het college.
4. Het standpunt van verweerster
Er was op 16 augustus 2012 bij patiënte sprake van een echoscopische foetale groei op de 25e percentiel met normaal vruchtwater en Dopplermetingen en normale bloeddrukwaarden. Er waren bij uitvragen geen fysieke klachten; omdat er was doorverwezen op verdenking van een afbuigende groeicurve werd een controleafspraak gemaakt voor een vervolgechografie over 10 dagen. Daarnaast twee keer per week een echo. Er was gelet op deze bevindingen geen indicatie voor een overname naar de tweede lijn.
Verweerster heeft wel degelijk naar de verloskundigenkaart gekeken. Zij heeft de betrokken verloskundige telefonisch op de hoogte gesteld van haar bevindingen.
Verweerster heeft haar aanvankelijk gevoerde ontvankelijkheidsverweer, inhoudende dat zij uit het klaagschrift de klacht niet kon opmaken, naar het college begrijpt niet langer gehandhaafd.
5. De overwegingen van het college
Het verzoek tot aanhouding van de behandeling .
Het college wijst het verzoek tot aanhouding van de (verdere) behandeling, in afwachting van nadere stukken, af.
Het college wijst erop dat het in beginsel aan de klagende partij is om de klacht zo nodig met stukken te onderbouwen. Dat de secretaris van het college in dit geval klager heeft verzocht om overlegging van een stuk (een auditverslag), maakt dit niet anders. Overigens zijn de verbeterpunten, die in dit auditverslag zouden zijn beschreven, (onder meer) ook af te leiden uit de wel tot de stukken behorende brief van de Inspectie voor de Gezondheidszorg van
19 december 2012 en de e-mail van de gynaecoloog die de audit in het ziekenhuis waar patiënte is overleden heeft voorgezeten.
Inhoudelijke beoordeling
Wat betreft het toetsingskader van een tuchtklacht hecht het college eraan in dit geval het volgende op te merken.
De tuchtrechter toetst of een hulpverlener, in dit geval de arts, bij het handelen waarover wordt geklaagd is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard. Het uiteindelijke gevolg van het verweten handelen is daarbij tuchtrechtelijk niet van belang. Dat betekent dat de vraag of er een causaal verband heeft bestaan tussen het handelen van de arts en de uiteindelijke gevolgen voor de patiënt onbeantwoord zal moeten blijven en dat bij gegrond bevinding van de klacht de zwaarte van een op te leggen maatregel in beginsel wordt bepaald door andere factoren dan door de gevolgen, hoe tragisch deze ook mogen zijn.
Ten aanzien van de klachtonderdelen overweegt het college dat de klachtonderdelen zich lenen voor een gezamenlijke behandeling.
Patiënte werd op 16 augustus 2012 verwezen vanwege zorgen van de verloskundige over een beperkte foetale groei. Verweerster heeft zich bij haar onderzoek en het bepalen van haar beleid laten leiden door de richtlijn Foetale groeibeperking en heeft op basis van deze richtlijn gehandeld. Zij heeft alle conform de richtlijn noodzakelijke onderzoeken verricht en daarbij geen bijzonderheden gevonden.
Er was ten tijde van het onderzoek geen hypertensie (meting 109/78). Deze waarden geven geen aanleiding voor handelen op basis van de richtlijn Hypertensieve aandoeningen in de zwangerschap. Dat wordt niet anders doordat voordien bij patiënte lagere waarden (ongeveer 100/60) waren gevonden en deze waarden als trend bij de beoordeling zouden moeten worden meegewogen.
Wat betreft de verloskundigenkaart geldt dat vast staat dat verweerster deze kaart heeft ingenomen en de kaart heeft gedigitaliseerd. Dat verweerster de kaart niet zou hebben gelezen, zoals klager aanneemt, staat tegenover de lezing van verweerster dat ze de kaart wel heeft gelezen. Maar wat daarvan ook zij: kennisneming van de gegevens over de bloeddrukmetingen bij patiënte op de kaart had niet genoopt tot een ander beleid dan wat verweerster heeft bepaald.
Het voorgaande brengt mee dat de klacht zal worden afgewezen.
6. De beslissing
Het college:
- wijst de klacht af.
Aldus beslist door mr. H.P.H. van Griensven als voorzitter, mr. J.H.C. Schouten als lid-jurist, dr. P.M. Netten, dr. C.J.C.M. Hamilton en prof. dr. M.E. Vierhout als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. M. van der Hart als secretaris en in het openbaar uitgesproken op
26 januari 2016 in aanwezigheid van de secretaris.