ECLI:NL:TGZRAMS:2016:83 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2016/154

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2016:83
Datum uitspraak: 30-08-2016
Datum publicatie: 30-08-2016
Zaaknummer(s): 2016/154
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beoordeling ontvankelijkheid in verband met verjaringstermijn.   klager is ontvankelijk verklaart in zijn klacht .

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE AMSTERDAM

Het college heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 29 april 2016 binnengekomen klacht van:

A ,

wonende te B,

k l a g e r ,

gemachtigden: mr. D. Bouwmeester en C te D,

tegen

E,

chirurg,

v e r w e e r d e r,

gemachtigde: mr. A. M. Vermaas.

Het college heeft kennisgenomen van het klaagschrift en het verweerschrift inhoudende de niet-ontvankelijkheid van klager, alsmede van de reactie van klager op dat verweer, ingekomen

op 11 juli 2016.

Uit de stukken blijkt dat de klacht betrekking heeft op de inhoud van een medisch rapport gedateerd april 2006 dat door verweerder is uitgebracht in het kader van een deskundigenonderzoek. Verweerder heeft betoogd dat de klacht is verjaard, omdat het rapport is opgesteld in april 2006 waardoor het handelingen of nalaten van verweerder zich in de maand april 2006 heeft afgespeeld.

In artikel 65, lid 5 van de Wet op de beroepen in de individu­ele gezondheidszorg (Wet BIG) is geregeld dat de bevoegdheid tot het indienen van een klaagschrift vervalt door verjaring in tien jaren en dat de termijn van verjaring aanvangt op de dag na die waarop het desbetreffende handelen of nalaten is geschied.

Uit het klaagschrift blijkt dat klager met de klacht de inhoud en conclusies van het rapport van verweerder ter discussie stelt. Volgens klager voldoet het rapport niet aan de criteria die het Centraal Tuchtcollege (onder andere op 30 januari 2014 met nummer C2012.100 ) aan een medisch advies stelt. Het college constateert aan de hand van de stukken dat de rapportage per door verweerder ondertekende brief van 4 mei 2006 aan de medisch adviseur van klager is

verzonden. Het college beschouwt deze handeling - waarbij verweerder de definitieve inhoud van zijn rapport openbaart en aan klager en derden bekend maakt – als startdatum van de verjaringstermijn. Dat de rapportage volgens verweerder in april 2006 is geschreven, maakt dat oordeel niet anders. Onduidelijk is immers wanneer dat in de maand april is geweest. Verweerder heeft verder in ieder geval tot 4 mei 2006 de mogelijkheid gehad zijn rapport op- en bij te stellen. Met de verzending van de rapportage op laatstgenoemde datum moet hij geacht worden achter de inhoud en conclusies daarvan te staan, zodat de rapportage daarmee definitief is geworden.

Uit het bovenstaande volgt dat met voormeld handelen van verweerder op 4 mei 2006 en de indiening van het klaagschrift op 29 april (net) geen tien jaren zijn verstreken, zodat klager in zijn klacht kan worden ontvangen.

De beslissing luidt:

Het Regionaal Tuchtcollege verklaart klager ontvankelijk in zijn klacht.

Aldus gewezen in raadkamer van 30 augustus 2016 door:

mr. A.A.A.M. Schreuder, voorzitter,

dr. mr. P.H.M.T. Olde Kalter en dr. B. van Ramshorst, leden-arts,

met mr. C. Neve, secretaris.

WG                                                                 WG

secretaris                                                       voorzitter