ECLI:NL:TGZRAMS:2016:35 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2015/312F
ECLI: | ECLI:NL:TGZRAMS:2016:35 |
---|---|
Datum uitspraak: | 28-06-2016 |
Datum publicatie: | 28-06-2016 |
Zaaknummer(s): | 2015/312F |
Onderwerp: | Overige klachten |
Beslissingen: | Gegrond, waarschuwing |
Inhoudsindicatie: | Klaagster verwijt de fysiotherapeut onder andere dat hij misbruik heeft gemaakt van haar kwetsbaarheid en afhankelijkheid in de fysiotherapeutische behandelrelatie door haar een product (Lavylites) aan te bieden waarvan hij distributeur is. Waarschuwing |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
AMSTERDAM
Beslissing naar aanleiding van de op 1 oktober 2015 binnengekomen klacht van:
A,
wonende te B,
tegen
C,
Fysiotherapeut,
werkzaam te B,
v e r w e e r d e r,
gemachtigde: dhr. C.H.L. Henny.
1. De procedure
Het college heeft kennisgenomen van:
- het klaagschrift;
- het verweerschrift met de bijlagen;
- de correspondentie met betrekking tot het vooronderzoek;
- het proces-verbaal van het op 6 januari 2016 gehouden vooronderzoek;
- de op 2 maart 2016 binnengekomen brief van de gemachtigde van verweerder.
De klacht is op 17 mei 2016 op een openbare zitting behandeld. Partijen waren aanwezig. Verweerder werd bijgestaan door dhr. C.H.L. Henny.
2. De feiten
2.1 Klaagster is op 14 september 2015 bij verweerder in behandeling gekomen in verband met al langer bestaande schouderklachten. Klaagster was door de huisarts naar verweerder verwezen.
2.2 Tijdens het eerste consult op 14 september 2015 hebben klaagster en verweerder de hulpvraag besproken. Verweerder heeft een anamnese afgenomen en een lichamelijk onderzoek verricht. Aan het eind van het consult is het behandelplan besproken, waarmee klaagster heeft ingestemd.
2.3 Op 21 september 2015 heeft een eerste behandeling plaatsgevonden door middel van dry needling.
2.4 Op 28 september 2015 zag verweerder klaagster opnieuw. Tijdens dit consult, waarin wederom een behandeling door middel van dry needling plaatsvond, heeft verweerder aan klaagster voorgesteld om naast de fysiotherapeutische behandeling Lavylites als supplement te gebruiken om de pijn te verminderen.
2.5 Verweerder is distributeur van Lavylites.
2.6 Na het consult op 28 september 2015 heeft klaagster per SMS laten weten dat zij verweerder wilde spreken. Verweerder heeft klaagster die avond gebeld. Klaagster heeft toen haar ongenoegen geuit over het feit dat verweerder tijdens de behandeling het product Lavylites had voorgesteld, terwijl zij zich in een kwetsbare en afhankelijke positie bevond. Verweerder heeft aangegeven dat hij dit vervelend vond en dat het aan klaagster was om te beslissen of zij het product wilde gebruiken. Klaagster heeft in hetzelfde gesprek laten weten het product te willen proberen.
2.7 Het eerstvolgende consult stond gepland voor 5 oktober 2015. Klaagster heeft dit consult afgebeld.
3. De klacht en het standpunt van klaagster
De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld door tijdens de behandeling op 28 september 2015 aan klaagster tegen betaling een product aan te bieden, waarvan verweerder distributeur is. Op het moment dat klaagster zich hierover beklaagde, is verweerder hierop niet teruggekomen.
4. Het standpunt van verweerder
Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.
5. De beoordeling
5.1 Het College wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.
5.2 Het handelen van verweerder moet worden getoetst aan hetgeen over nevenwerkzaamheden is opgenomen in de ‘Beroepsethiek en Gedragsregels voor de Fysiotherapeut’, zoals opgesteld door het Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF). Hierin wordt benadrukt dat onduidelijkheid ten aanzien van het beroep van fysiotherapeut in de hand wordt gewerkt wanneer de fysiotherapeut zich begeeft op andere terreinen dan de fysiotherapie, met name wanneer hij eigenaar is of verbonden is aan een bedrijf of instelling dat diensten verleent en/of producten verkoopt die met het beroep fysiotherapie geen of slechts zeer zijdelings relatie hebben. In dat geval mag de fysiotherapeut de beroepstitel niet gebruiken als dit de schijn kan wekken een aanbeveling te zijn voor de
betreffende diensten of producten. Voor de veelal minder goed geïnformeerde patiënt kan dat misleidend zijn.
5.3 Het College is van oordeel dat het handelen van verweerder de tuchtrechtelijke toetst niet kan doorstaan. Klaagster had zich tot verweerder gewend in verband met al langer bestaande schouderklachten. Zij bevond zich op dat moment in een kwetsbare en afhankelijke situatie. Door tijdens de fysiotherapeutische behandeling het product Lavylites voor te stellen aan klaagster heeft verweerder de schijn gewekt dat dit product vanuit het vakgebied van de fysiotherapie een oplossing zou kunnen zijn voor haar klachten of de behandeling zou kunnen ondersteunen. Het staat niet vast dat Lavylites een dergelijke werking heeft. Verweerder heeft hiermee in strijd gehandeld met voornoemde norm. Het feit dat verweerder open is geweest over zijn rol als distributeur van Lavylites, zoals klaagster en verweerder tijdens de zitting hebben verklaard, doet hieraan niet af. Dit geldt ook voor het feit dat verweerder klaagster die avond de mogelijkheid heeft geboden het product niet af te nemen. Verweerder had tijdens de fysiotherapeutische behandeling het gebruik van het product niet mogen voorstellen. Lavylites behoort immers niet tot het domein van de fysiotherapie. Verweerder heeft dit tijdens de behandeling op 28 september 2015 en het telefoongesprek diezelfde avond niet onderkend.
5.4 De conclusie van het voorgaande is dat de klacht gegrond is. Verweerder heeft gehandeld in strijd met de zorg die hij ingevolge artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg jegens klaagster had behoren te betrachten.
5.5 De oplegging van de maatregel van een waarschuwing is daarvoor passend. Het College neemt daarbij in aanmerking dat het niet altijd duidelijk blijkt te zijn voor fysiotherapeuten of een product tot het domein van de fysiotherapie behoort en dat tegen verweerder niet eerder een klacht is ingediend. Het College acht de kans op herhaling niet groot.
5.6 Om redenen, aan het algemeen belang ontleend, zal de beslissing zodra zij onherroepelijk is op na te melden wijze worden bekendgemaakt.
6. De beslissing
Het college:
- verklaart de klacht gegrond;
- legt op de maatregel van waarschuwing;
- bepaalt dat de beslissing ingevolge artikel 71 van de Wet BIG geano nimiseerd in de Staatscourant zal worden bekendgemaakt en aan het tijdschrift Fysiopraxis ter bekendmaking zal worden aangeboden.
Aldus beslist op 17 mei 2016 door:
mr. M. van Walraven, voorzitter,
R. Valk, W.M. Mooij en A.H.C.M. Snel, leden-fysiotherapeut,
mr. S. Colsen, lid-jurist,
bijgestaan door mr. B.P.W. Busch, secretaris,
en in het openbaar uitgesproken ter zitting van 28 juni 2016 door de voorzitter in aanwezigheid van de secretaris.
w.g. secretaris w.g.voorzitter