ECLI:NL:TGZRAMS:2016:1 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2015/239
ECLI: | ECLI:NL:TGZRAMS:2016:1 |
---|---|
Datum uitspraak: | 12-01-2016 |
Datum publicatie: | 12-01-2016 |
Zaaknummer(s): | 2015/239 |
Onderwerp: | Geen of onvoldoende zorg |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Klaagster verwijt de gynaecoloog dat deze de bij klaagster verrichte laparoscopische sterilisatie niet lege artis heeft verricht door de trocart te diep in te brengen. Als gevolg hiervan is bij klaagster een blaasperforatie opgetreden. Ongegrond. |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
TE AMSTERDAM
Het college heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 29 april 2015 te Zwolle en op 5 augustus 2015 te Amsterdam binnengekomen klacht van:
A,
wonende te B,
k l a a g s t e r,
gemachtigde mr. J.J.T. van Stiphout, advocaat te Helmond,
tegen
C,
gynaecoloog,
werkzaam te D,
v e r w e e r d e r,
gemachtigde mr. D.N.R. Wegerif, advocaat te Utrecht.
1. Het verloop van de procedure
Het college heeft kennisgenomen van:
- het klaagschrift met de bijlagen;
- het verweerschrift met de bijlagen;
- de correspondentie betreffende het vooronderzoek;
- de brief van (de gemachtigde van) verweerder van 17 november 2015 met de bijlage.
Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.
De klacht is ter openbare terechtzitting behandeld.
Partijen waren aanwezig.
Mr. Wegerif heeft een toelichting gegeven aan de hand van pleitaantekeningen die aan het college en de wederpartij zijn overgelegd. Klaagster heeft een verklaring voorgelezen.
2. De feiten
Op grond van de stukken en hetgeen ter terechtzitting heeft plaatsgevonden kan van het volgende worden uitgegaan:
2.1 Na doorverwijzing door de huisarts heeft klaagster, een 39-jarige vrouw, op 9 december 2013 met een collega van verweerder de mogelijkheden van sterilisatie besproken. Daarbij heeft zij twee patiënten-informatiebrochures ter hand gesteld gekregen. In de brochure ‘Sterilisatie van de vrouw’ wordt aandacht besteed aan de werkwijze en de risico’s van de laparoscopische en de hysteroscopische sterilisatie (Essure-methode). In deze folder wordt over de mogelijke bijwerkingen en complicaties van de laparoscopische sterilisatie onder meer vermeld:
‘Bij zeer hoge uitzondering (minder dan 1 op de 1000 vrouwen) treedt een complicatie op waarvoor een buikoperatie noodzakelijk is. Voorbeelden zijn beschadiging van de darm of blaas, of een bloeding.’
2.2 Op 16 december 2013 heeft klaagster een telefonisch consult met een collega van verweerder gehad, waarin zij te kennen heeft gegeven de laparoscopische sterilisatie te verkiezen boven de Essure-methode. Op vrijdag 10 januari 2014 heeft verweerder een laparoscopische sterilisatie (met behulp van Filshie-clips) verricht bij klaagster. Voorafgaand aan de operatie is klaagster eenmalig gekatheteriseerd. Het operatieverslag van 10 januari 2014, opgesteld door verweerder, vermeldt geen bijzonderheden.
2.3 Na de ingreep uitte klaagster ernstige pijnklachten. Derhalve is zij, hoewel de ingreep in daghospitaalbehandeling gepland was, aan het einde van de middag ter observatie in het ziekenhuis opgenomen. In de morgen van 11 januari 2014 is zij ontslagen en naar huis gegaan. In de loop van die dag heeft zij, vanwege aanhoudende buikpijnklachten, contact gezocht met de spoedeisende hulp van het E, waar zij is onderzocht en waarna zij opnieuw ter observatie is opgenomen. Aanvullend laboratorium en echografisch onderzoek liet geen afwijkingen zien. Op zondagmiddag 12 januari 2014 is zij wederom ontslagen uit het ziekenhuis.
2.4 Omdat de forse pijnklachten thuis aanhielden, heeft verweerster zich op dinsdag 14 januari 2014 opnieuw tot het ziekenhuis gewend. Daarop is zij opgenomen op de afdeling gynaecologie. Klaagster is met spoed geopereerd (diagnostische laparoscopie). Bij de kijkoperatie werd een blaasperforatie geconstateerd. Aangezien klaagster in de loop van de dag steeds minder goed aanspreekbaar werd, is zij van 14 tot en met 17 januari 2014 opgenomen geweest op de afdeling intensive care. Op 24 januari 2014 is klaagster ontslagen. In de ontslagbrief van 30 januari 2014 staat het volgende vermeld:
‘Conclusie
Gecompliceerd beloop met blaasletsel en pus in de onderbuik na laparoscopische sterilistatie waarvoor diagnostische laparoscopie met overhechten van de blaas en antibiotica iv.’
2.5 Klaagster heeft na de ingreep lange tijd last gehad van onder meer vermoeidheids- en concentratieklachten, waardoor zij haar werk als uitzendkracht niet (volledig) heeft kunnen uitvoeren en ondervindt ook ten tijde van de mondelinge behandeling nog klachten. Op 27 mei 2014 hebben klaagster en verweerder met elkaar gesproken, in het bijzijn van een klachtenfunctionaris van het ziekenhuis, twee collega-artsen van verweerder en een vriendin van klaagster.
2.6 Bij brief van 21 januari 2015 heeft klaagster het ziekenhuis aansprakelijk gesteld. Bij brief van 5 maart 2015 heeft de medisch adviseur van de verzekeraar van het ziekenhuis (F), gynaecoloog dr. G, een medisch advies uitgebracht. In dit advies, gericht aan de schadebehandelaar van de verzekeraar, heeft hij als conclusie het volgende vermeld:
‘Conclusie
Mijns inziens heeft patiënte hier het voordeel van de twijfel. Bij het inbrengen van de tweede trocart is de blaas beschadigd, waarschijnlijk doordat deze te dicht boven de symfyse door de buikwand is heengestoken waarbij de blaaskoepel geraakt is. Waarschijnlijk is dit een schampschot geweest waarbij urine ging druppelen in de buikholte met als gevolg urinoomvorming en acute buikklachten. Ik adviseer u de aansprakelijkstelling te honoreren.’
Verweerder heeft als bijlage bij de e-mail van de schadebehandelaar van de verzekeraar van 4 mei 2015 inhoudelijk op het medisch advies van dr.G gereageerd. Daarop heeft dr. G zijn conclusie als volgt herzien:
‘Ik ben het met hem eens dat in de OK-verslagen bij de laparoscopische sterilisaties de hoogte van de suprapubische insteekopening doorgaans niet wordt aangegeven, omdat die altijd enkele vingerbreedtes boven de symfyse wordt gelegd. Ook zijn opmerking dat de hoek waaronder de onderste trocart wordt ingebracht van belang is, deel ik met hem. Hij concludeert naar mijn mening terecht dat de sterilisatie op de gebruikelijke wijze is uitgevoerd en dat het hem niet duidelijk is waar het mis is gegaan. Er is dus sprake van een complicatie en niet van een verwijtbare fout. Derhalve adviseer ik u de aansprakelijkheid niet te erkennen.’
2.7 Bij brief van 7 mei 2015 heeft de verzekeraar van het ziekenhuis aansprakelijkheid (alsnog) van de hand gewezen.
3. De klacht en het standpunt van klaagster
De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder de bij klaagster verrichte laparoscopische sterilisatie niet lege artis zou hebben verricht, meer specifiek dat verweerder de trocart te diep zou hebben ingebracht.
4. Het standpunt van verweerder
Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.
5. De overwegingen van het college
5.1 Het college wijst er bij de inhoudelijke beoordeling allereerst op, dat het bij
de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen
beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar
bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame
beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van
het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake
als norm of standaard was aanvaard.
5.2 Het college overweegt dat het operatieverslag van verweerder over de bij klaagster
op 10 januari 2014 verrichte laparoscopische sterilisatie voldoet aan de daaraan te
stellen eisen, met het oog op de aard en duur van de ingreep en hetgeen binnen de
beroepsgroep van gynaecologen op dit punt gangbaar en gebruikelijk is. Op basis van
dit operatieverslag en de toelichting hierop van verweerder ter zitting concludeert
het college dat de ingreep is uitgevoerd volgens de regelen der kunst. De door klaagster
overgelegde adviezen van medisch adviseur gynaecoloog dr. G, opgesteld in opdracht
van de verzekeraar van het ziekenhuis van verweerder, passeert het college aangezien
zij haar eigen beoordeling maakt.
5.3 De constatering van het college dat verweerder bij de uitvoering van de laparoscopische
sterilisatie heeft gehandeld binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening,
rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte
handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was
aanvaard, laat onverlet dat het te betreuren valt dat klaagster ernstige gezondheidsschade
heeft opgelopen bij deze ingreep. Het college acht het op grond van de stukken aannemelijk
dat de blaasperforatie bij klaagster is ontstaan bij de op 10 januari 2014 door verweerder
verrichte laparoscopische sterilisatie. Dat betekent evenwel niet dat verweerder
niet heeft gehandeld volgens de medisch-professionele standaard.
5.4 In het medisch tuchtrecht geldt het belangrijke onderscheid tussen een ‘complicatie’
en een ‘fout’ (van de arts) als oorzaak voor zorggerelateerde schade. Onder complicatie
wordt in de regel verstaan een onbedoelde en ongewenste gebeurtenis of toestand tijdens
of volgend op medisch-specialistisch handelen die voor de patiënt zodanig nadelig
is dat aanpassing van het medisch (be-)handelen noodzakelijk is dan wel dat sprake
is van onherstelbare schade. Pas als de arts een tuchtrechtelijk verwijt kan worden
gemaakt van het ontstaan van de schade wordt gesproken van een (medische) kunstfout.
5.5 Voorafgaand aan de ingreep is klaagster door (een collega van) verweerder voorgelicht
over de risico’s van laparoscopische en de hysteroscopische sterilisatie. Daarop heeft
klaagster een beredeneerde keuze gemaakt voor de laparoscopische sterilisatie. Ter
zitting lichtte klaagster toe dat zij deze methode verkoos boven de Essure-methode
vanwege de directe werking van de sterilisatie. In de brochure ‘Sterilisatie van de
vrouw’ van het ziekenhuis van verweerder die klaagster ter hand gesteld heeft gekregen
staat vermeld dat (onder meer) een beschadiging van de blaas een zeldzame complicatie
is van deze ingreep, waarbij is vermeld dat dit bij minder dan 1 op de 1000 vrouwen
voorkomt.
5.6 Het college concludeert op basis van de stukken en op hetgeen ter zitting door partijen naar voren is gebracht dat verweerder geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt van zijn medisch handelen en dat bij klaagster sprake is geweest van het optreden van een complicatie. Dat verweerder de trocart te diep heeft ingebracht zoals klaagster betoogt, is niet aannemelijk geworden. De conclusie van het voorgaande is dat de klacht ongegrond is. Verweerder kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.
6. De beslissing
Het Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht af.
Aldus gewezen op 1 december 2015 door:
mr. A.A.A.M. Schreuder, voorzitter,
dr. B. van Ramshorst, dr. H.H. de Haan en dr. J.W. van ‘t Wout, leden-arts,
mr. dr. E. Pans, lid-jurist,
mr. B.P.W. Busch, secretaris,
en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van 12 januari 2016 door de voorzitter in aanwezigheid van de secretaris.
w.g. A.A.A.M. Schreuder, voorzitter
w.g. B.P.W. Busch, secretaris