ECLI:NL:TGZCTG:2016:97 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2015.068

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2016:97
Datum uitspraak: 08-03-2016
Datum publicatie: 08-03-2016
Zaaknummer(s): c2015.068
Onderwerp: Onheuse bejegening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen bedrijfsarts: klager heeft zich medio maart ziek gemeld wegens rugklachten en hoofd- en oogpijn. Klager heeft een visuele beperking waardoor hij hulpmiddelen nodig heeft voor lees- en schrijftaken. Begin april heeft de aangeklaagde bedrijfsarts klager op zijn spreekuur gezien en onderzocht. Klager verwijt de bedrijfsarts dat hij: 1. tijdens het consult in april geen excuses aan klager heeft aangeboden voor het feit dat hij te laat aanwezig was; 2. meteen na aanvang van het consult, en zonder te vragen naar de medische gegevens, een oordeel heeft uitgesproken, inhoudende dat klager voor meer dan 100% arbeidsgeschikt was en dat hij direct zijn werkzaamheden diende te hervatten; 3. een onduidelijke, ongemotiveerde en onvolledige probleemanalyse aan de werkgever heeft verstrekt, welk verslag afweek van hetgeen de bedrijfsarts mondeling aan klager had medegedeeld. Het Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht af. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep.

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2015.068 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

C., bedrijfsarts, werkzaam te D., verweerder in beide instanties,

gemachtigde: mr. C.J. van Weering te Utrecht.

1. Verloop van de procedure

A. - hierna klager - heeft op 11 maart 2014 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen C. - hierna verweerder - een klacht ingediend. Bij beslissing van 31 oktober 2014, onder nummer 14/103, heeft dat College de klacht afgewezen.

Klager is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. Verweerder heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.

De zaak is in hoger beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 4 februari 2016, waar zijn verschenen klager en verweerder. Verweerder werd bijgestaan door mr. C.J. van Weering voornoemd. Klager en verweerder hebben hun standpunten ten overstaan van het Centraal Tuchtcollege toegelicht en mr. C.J. van Weering heeft dat voor verweerder gedaan.

2. Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

2. De feiten

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:

2.1 Verweerder is als bedrijfsarts werkzaam bij E. te D..

2.2 Klager is als senior sociaal raadsman werkzaam bij F. te G. (verder te noemen: de werkgever). Op 11 maart 2013 heeft klager zich wegens rugklachten, hoofd- en oogpijn ziek gemeld. Klager heeft een visuele beperking waardoor hij hulpmiddelen nodig heeft voor lees- en schrijftaken.

2.3 Op 8 april 2013 heeft verweerder klager op zijn spreekuur gezien en onderzocht. Deze afspraak stond gepland om 11.20 uur en heeft om 11.50 uur plaatsgevonden. Naar aanleiding van dit consult heeft verweerder dezelfde dag een probleemanalyse en advies opgesteld en verzonden naar de werkgever. In deze probleemanalyse staat bij de werktijden vermeld onder punt 4.4: " 29 uur per week " En onder punt 24 (beschrijf voor zover mogelijk het risico op WIA-instroom): " niet hoger dan gemiddelde werknemer". Voorts staat in de bijgevoegde Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) bij rubriek 3 (Aanpassing aan fysieke omgevingseisen) onder 3.8 ten aanzien van de trillingsbelasting vermeld: "beperkt, namelijk: voor grove trillingen via het onderlichaam en de handen."

2.4 Verweerder heeft in voornoemde probleemanalyse de werkgever geadviseerd samen met klager binnen twee weken een plan van aanpak op te stellen. Een kopie van de probleemanalyse is bij de stukken gevoegd.

2.5 In het medisch dossier noteerde verweerder ten aanzien van het consult op 8 april 2013 als conclusie: "18/23 uitval door rugklachten, hersteldrempel door visusproblematiek en oude aanpassingen werkomgeving, geen regie LG. werkgever gaat over 4 maanden over in andere organisaties." En als beleid/advies voor de werkgever: " * Werkplekonderzoek voor visusklachten, aanpassingen in kaart brengen * 4-6 uur per dag beschikbaar voor werk. Eigen werkplek dient mgl eerst aangepast te worden; * PA".

2.6 Op 28 juni 2013 heeft H. vervolgens een werkplekonderzoek verricht. Daarvan is een adviesrapport werkplekaanpassingen opgemaakt, gedateerd 9 juli 2013. Een kopie daarvan is bij de stukken gevoegd.

3. De klacht en het standpunt van klager

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder:

1. tijdens het consult op 8 april 2013 geen excuses aan klager heeft aangeboden

voor het feit dat hij te laat aanwezig was;

2. meteen bij aanvang van het consult, en zonder te vragen naar de medische

gegevens, een oordeel heeft uitgesproken, inhoudende dat klager voor meer dan 100% arbeidsgeschikt was en dat hij direct zijn werkzaamheden diende te hervatten;

3. een onduidelijke, ongemotiveerde en onvolledige probleemanalyse aan de

werkgever heeft verstrekt, welk verslag afweek van hetgeen verweerder mondeling aan klager had medegedeeld.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De overwegingen van het college

5.1 Het college stelt het volgende voorop. Volgens vaste tuchtrechtelijke rechtspraak gaat het bij de tuchtrechtelijke beoordeling van het beroepsmatig handelen van de arts niet om de vraag of dat handelen beter had gekund, maar om het antwoord op de vraag of de aangeklaagde beroepsbeoefenaar binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening is gebleven, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig gestelde handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep als norm was aanvaard.

5.2 Tijdens het vooronderzoek heeft klager de klacht met betrekking tot de bejegening door verweerder (klachtonderdeel 1.) ingetrokken. Dat betekent dat dit klachtonderdeel geen verdere bespreking behoeft.

5.3 Verweerder betwist dat hij tijdens het consult op 8 april 2013 meteen heeft geconcludeerd dat klager voor meer dan 100% arbeidsgeschikt was. Hij heeft aangevoerd dat zowel de rug- als de oogklachten tijdens voornoemd consult aan de orde zijn geweest en dat hij op basis daarvan heeft geconcludeerd dat klager 4 tot 6 uur per dag beschikbaar was voor werkzaamheden. Deze beschikbaarheid voor werkzaamheden heeft verweerder afhankelijk gesteld van mogelijke aanpassingen op de werkplek. Om die reden heeft verweerder H. verzocht nader onderzoek op de werkplek te verrichten. Deze lezing van verweerder wordt gesteund door zijn aantekeningen in het dossier, zoals vermeld onder 2.5. Dat verweerder onvoldoende aandacht voor klagers klachten heeft gehad en heeft geconcludeerd dat hij direct zijn werkzaamheden diende te hervatten, is niet gebleken. Het tweede klachtonderdeel is eveneens ongegrond.

5.4 Het derde klachtonderdeel, inhoudende dat verweerder een onduidelijke, ongemotiveerde en onvolledige probleemanalyse aan de werkgever heeft verstrekt, is eveneens ongegrond. Klager heeft aangevoerd dat ten onrechte in de FML staat vermeld dat hij last heeft van trillingen in het onderlijf. Volgens klager veroorzaken rugklachten geen trillingen. Met verweerder is het college van oordeel dat dit een onjuiste lezing van de mededeling in de FML betreft. Het college deelt het standpunt van verweerder dat in de FML wordt beschreven dat er, met betrekking tot klagers rugklachten, beperkingen zijn ten aanzien van werk waarin trillingsbelasting van armen en benen voorkomt. Anders dat klager stelt kan ook niet worden gezegd dat in het verslag staat vermeld dat hij zonder aangepaste computerapparatuur kan werken. Dat terwijl klager een visuele beperking heeft en aangepaste apparatuur nodig heeft. Het college verwijst in dit verband naar hetgeen hiervoor onder 5.3 is overwogen, waaruit blijkt dat verweerder aan de werkgever heeft geadviseerd een werkplekonderzoek te laten uitvoeren. Wel heeft het college op grond van de stukken de indruk gekregen dat haast en mogelijk een niet optimale communicatie aan de zijde van verweerder, bij klager een aantal misverstanden ten aanzien van de probleemanalyse hebben opgeroepen onder andere door dit verslag niet eerst aan klager voor te leggen. Verweerder heeft daardoor niet geheel gehandeld zoals van hem had mogen worden verwacht. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen van verweerder is echter geen sprake.

De conclusie van het voorgaande is dat de klacht kennelijk ongegrond is en zonder verder onderzoek in raadkamer zal worden afgewezen.

Verweerder kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.”

3. Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in hoger beroep niet, althans onvoldoende, is bestreden.

4. Beoordeling van het hoger beroep

4.1 Klager heeft onder aanvoering van een aantal beroepsgronden hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege. Het hoger beroep strekt tot vernietiging van de bestreden beslissing en, opnieuw rechtdoende, tot gegrondverklaring van de klacht.

4.2 Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

4.3 De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.

5. Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. E.J. van Sandick, voorzitter, mr. J.P. Fokker en

mr. E.F. Lagerwerf-Vergunst, leden-juristen en drs. H.S. Boersma en

drs. J.A.F. Leunisse-Walboomers, leden-beroepsgenoten en mr. drs. E.E. Rippen, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van 8 maart 2016.

Voorzitter W.G. Secretaris W.G