ECLI:NL:TGZCTG:2016:372 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2016.098

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2016:372
Datum uitspraak: 20-12-2016
Datum publicatie: 22-12-2016
Zaaknummer(s): c2016.098
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Klacht tegen een verloskundige. Klaagster verwijt de verloskundige dat zij 1) laakbaar en onzorgvuldig heeft gehandeld 2) de goede naam en eer van klaagster heeft aangetast en daardoor schade bij klaagster heeft veroorzaakt 3) schade heeft veroorzaakt omdat er vele geldverslindende onderzoeken hebben moesten plaatsvinden om de valse betichtingen van de verloskundige te weerleggen 4) zich schuldig heeft gemaakt aan machtsmisbruik 5) haar geheimhoudingsplicht heeft geschonden 6) zich schuldig heeft gemaakt aan groepsgedrag en zich geen eigen oordeel heeft gevormd. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verklaart klaagster niet-ontvankelijk in het beroep, nu het beroepschrift niet voldoet aan de in de wet gestelde eisen. Ten overvloede wordt toegevoegd dat als het Centraal Tuchtcollege het beroep inhoudelijk had beoordeeld, het beroep zou zijn verworpen.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2016.098 van:

A., wonende te B., appellante, klaagster in eerste aanleg,

tegen

C., verloskundige, werkzaam te B., verweerster in beide instanties, gemachtigde: mr. S. Slabbers, verbonden aan DAS Rechtsbijstand te Amsterdam.

1.               Verloop van de procedure

A. - hierna klaagster - heeft op 9 januari 2014 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen C. - hierna de verloskundige - een klacht ingediend. Bij beslissing van 27 oktober 2015, onder nummer 15/005V, heeft dat College de klacht afgewezen.

Klaagster is van die beslissing tijdig in beroep gekomen.

De verloskundige heeft een verweerschrift in beroep ingediend.

De zaak is in beroep tegelijkertijd maar niet gevoegd met de zaken met nummers C2016.099 en C2016.130 behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 8 november 2016, waar zijn verschenen klaagster en de verloskundige, bijgestaan door mr. Slabbers. Partijen hebben hun standpunten toegelicht.

2.               Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd.

“2. De feiten

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:

2.1 In 2012 is klaagster bevallen van haar eerst kind, waarna zich bij klaagster een postpartum depressie heeft ontwikkeld. In verband daarmee heeft klaagster antidepressiva  gebruikt en heeft zij zich onder behandeling van een psychiater gesteld.

2.2 Vanaf 18 juli 2013 stond klaagster in verband met haar tweede zwangerschap onder controle bij Verloskundige Praktijk B. (hierna: F.).

2.3 Verweerster is als verloskundige werkzaam bij F..

2.4 Op 9 januari 2014 is klaagster omstreeks 07.02 uur in het D.-ziekenhuis te B. onder leiding van verweerster bevallen van een dochter met de naam E.. Behoudens een blauwe verkleuring op de linker onderarm en een temperatuur van 35,8 werden er geen bijzonderheden bij E. gevonden. 

2.5 Het cliëntdossier van klaagster bij F. vermeldt over de periode na 9 januari 2014, voor zover hier van belang, het volgende

“11-01-2014 11:27                                                  C. (, het college)

 (D.-ziekenhuis, het college) belt om door te geven dat ze A. (A., het college) een dag langer houden. Ze maken zich zorgen over de thuissituatie maar ook vanwege het pussend oogje van E.. Deze is gekweekt en gezien moeder en de thuissituatie willen ze haar in ieder geval nog houden tot morgen. Zodra A. naar huis mag bellen ze ons zodat wij de kraamzorg regelen.

12-01-14         11:36                                                  C.

Verpleegkundige belt om door te geven dat ze naar huis gaan. (…) Dr. G. (kinderarts in het D.-ziekenhuis, het college) nog even gesproken. Die maakt zich zorgen over A., ze doet zelf weinig met het kind en besteedt oudste ook erg makkelijk uit. (…) er is nog geen afspraak bij de psychiater. (…) Graag warme overdracht naar CJG en huisarts. Dit ga ik regelen op woensdag.

13-01-2014     07:00                                                  C.

Verpleegkundigen op de afdeling van D.-Ziekenhuis kwamen naar mij toe toen ik daar was voor iets anders. Wilden laten weten dat A. heel raar gedrag heeft vertoond in de dagen dat ze er was. Sliep weinig, weinig aandacht voor de baby. Wezen erop dat we mw goed in de gaten moeten houden.

13-01-2014      09:00                                                 C.

Planning H. belt om door te geven dat er gisteren een kraamverzorgster om 14:30 voor de deur stond. Deze heeft 5 kwartier gewacht, maar er was niemand thuis. Vanochtend belde I. (kraamverzorgster) dat zij om 9 uur voor de deur stond en wederom niemand thuis. Werd ook niet open gedaan, telefoon stond uit. Niet te bereiken.

13-01-2014     15:13                                                J.

Huisadres bezocht, deed niet open, via buurvrouw flat binnen, leek wel niemand thuis. Adres zus bekend bij ons ivm vorige zwangerschap. K.-straat, deed ook niemand open. 2e lijn gebeld. nr die ze daar heeft opgegeven bestaat niet. Dr. G. gesproken, adviseert ons te melden. (…)

13-01-2014     17:15                                                  J.

Adres ouders deed zusje open. Wilde niet vertellen waar A. was, was boodschappen doen met haar moeder? En toch weer niet. Door doorvragen moeder van A. gesproken aan de tel. die probeert ook zorg te vermijden, wil dat we zelf contact met A. zoeken. Is volgens haar wel gewoon op L.-straat, maar kan geen afspraak geven om open te doen, als moeder evt zelf daar is. Heeft nu 1e kleinzoon bij haar en hangt op midden in gesprek. Zorgen rondom mw. worden groter. Kinderarts gebeld voor ruggespraak, melding is genoodzaakt. (…) Mogen de melding ook vanuit naam kinderarts doen.

14-01-2014     16:20                                                  M.

AMK melding gedaan in overleg met dr G. het begeleidend schrijven afgestemd en haar prive mobiel gegeven.

(…)

15-01-2014     17:42 R         A                                 C.

A. kwam op praktijk met N., E. en haar moeder. Is erg boos, heeft een vreemde blik in haar ogen. Is in niets de vrouw die ik ken vanuit deze of vorige zwangerschap en bevalling. Oma is eerst ook nog boos, maar na even praten snapt zij onze noodzaak en damt ze in. A. blijft boos en erg achterdochtig (…) Ik mag geen controles doen, mag kind ook niet wegen. Wil duidelijk geen hulp. (…) Onze zorgen geuit en duidelijk gemaakt waarom we bezorgd zijn en dat we volgens protocol nu een melding hebben gedaan. (…) Wil pertinent niet dat we bij haar thuis komen, waarom is mij niet duidelijk. (…) Ze vindt verder zorg ook niet nodig, en ontwijkt dit enorm.

(…)

16-01-2014     10:32                                                  C.

Vervangend huisarts van O. gesproken. Gaat er mee aan de slag, vindt visite ook nodig. Maar zegt ook dat als A. niet te vinden is, dat ze niks kunnen doen.

(…)

16-01-2014     14:58                                                  C. 

Op CB gesproken met P. jeugdverpleegkundige. Maakt zich ook echt zorgen en vindt dat we niet tot woensdag kunnen wachten. Heeft het AMK nogmaals gebeld om ook haar zorgen te uiten. Verhaal nogmaals uitgelegd en er is een gedragswetenschapper bij gehaald om het verhaal ook aan te horen (telefonisch). Die vonden dat er nu ook sneller wat moet gebeuren. Die gaan nu contact opnemen met Q. om te zorgen dat er zo snel mogelijk een arts langs gaat om A. te beoordelen. (…) Dit allemaal weer aan dr. G. doorgegeven, die gaat zelf ook nog het AMK bellen. 

(…)

21-01-2014     20:10                                                  C.

Dr G. belt om door te geven dat dit weekend de crisisdienst van het AMK ook een raadsonderzoek heeft ingesteld. Deze is ook met de politie bij A. aan de deur geweest. G. adviseert om te checken of gesprek morgen wel doorgaat. Een raadsonderzoek is erg heftig.

(…)

19-02-2014     15:31                                                  C.

A. komt op nacontrole met haar moeder en kinderen. Is nog steeds erg boos en verwijt ons discriminatie en het aantasten van goede naam van de familie. Vooral het verhaal aangehoord en duidelijk uitgelegd waarom wij onze zorgen hadden. Mw. schrijft alles op en wil dat ik sommige zinnen herhaal zodat zij deze kan citeren. (…) Wil graag al onze documentatie hebben. Afgesproken dat ze dit op kan komen halen. Ik kan dossier nu niet voor haar printen. Dossier uitgeprint en klaar gelegd op praktijk.”

2.6 Het cliëntdossier van klaagster bij F. bevat een kopie van het document waarmee op 14 januari 2014 de melding over klaagster bij het AMK (thans genaamd: Veilig Thuis) is gedaan. Dit document vermeldt, voor zover hier van belang, het volgende:

“Samen met Kinderarts is besloten om vandaag een melding te doen bij AMK ivm zorgen inzake 6 dagen oude baby:

die alleen is met moeder die kans heeft op ernstig psychiatrisch lijden en waarmee geen contact te krijgen is.

die alleen is met moeder zonder hulp of zorg van buitenaf

die onvindbaar is en niet te traceren via familie (oma lijkt wel in contact met mw A.)

Mw A. weigert of onthoudt zich van zorg door kraamzorg en verloskundige. Mogelijk is mevrouw op de vlucht voor de vader.

(…)

Gegevens van Melder

Contactpersoon/melder

M., J. (beide verloskundige) dr. G. (kinderarts)”

3. De klacht en het standpunt van klaagster

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerster:

1.               laakbaar en onzorgvuldig heeft gehandeld,

2.               de goede naam en eer van klaagster heeft aangetast en daardoor schade bij

                        klaagster heeft veroorzaakt,

3.               schade heeft veroorzaakt omdat er vele geldverslindende onderzoeken hebben

                        moesten plaatsvinden om de valse betichtingen van klaagster te weerleggen,

4.               zich schuldig heeft gemaakt aan machtsmisbruik,

5.               haar geheimhoudingsplicht heeft geschonden,

6.               zich schuldig heeft gemaakt aan groepsgedrag en zich geen eigen oordeel

                        heeft gevormd.

4. Het standpunt van verweerster

Verweerster heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De overwegingen van het college

5.1 Voor beantwoording van de vraag of verweerster in strijd heeft gehandeld met de zorg die zij heeft te betrachten ten opzichte van patiënt en diens naaste betrekkingen (art. 47 lid 1 sub a Wet BIG) – en aldus tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld – stelt het college het volgende voorop. Volgens vaste tuchtrechtelijke rechtspraak gaat het bij de tuchtrechtelijke beoordeling van het beroepsmatig handelen van de arts niet om de vraag of dat handelen beter had gekund, maar om het antwoord op de vraag of de aangeklaagde beroepsbeoefenaar binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening is gebleven, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig gestelde handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep als norm was aanvaard. Tevens geldt dat het bij het tuchtrecht in beginsel gaat om de persoonlijke verwijtbaarheid van de aangeklaagde.

5.2 De klachten van klaagster lenen zich voor gezamenlijke bespreking. In de kern richten die klachten zich tegen de melding die op 14 januari 2014 over klaagster bij het AMK (thans Veilig Thuis) is gedaan. Ten aanzien daarvan stelt het college voorop dat uit de overgelegde stukken blijkt dat die melding niet door verweerster is gedaan, maar door collega’s van verweerster samen met de kinderarts (zie 2.6). Voor de melding bij het AMK kan verweerster derhalve geen persoonlijk tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. Voor zover er door klaagster over wordt geklaagd dat verweerster nadien is meegegaan in die melding en zich geen eigen oordeel heeft gevormd, is het college van oordeel dat uit de overgelegde stukken niet blijkt dat er voor verweerster aanleiding heeft moeten bestaan om haar collega’s niet in die melding te volgen. Uit die stukken blijkt namelijk dat haar collega’s de stappen uit de KNOV-Meldcode Kindermishandeling en Huiselijk Geweld zorgvuldig hebben gevolgd. Vooraf aan de melding hebben zij immers hun uiterste best gedaan om klaagster en haar pasgeboren baby op te sporen en met haar in contact te komen om zodoende de noodzakelijk zorg te kunnen bieden. Ondanks die inspanningen waren klaagster en haar pasgeboren baby onvindbaar voor verweerster, haar collega’s, de kraamzorg en de (waarnemend) huisarts. Daarnaast is alle informatie die door de andere betrokken professionals aan de verpleegkundigen over klaagster is doorgegeven ook steeds helder en met naam van de melder in het cliëntdossier vermeld. Naar het oordeel van het college blijkt uit de informatie in het dossier voldoende dat klaagster haar pasgeboren baby ten tijde van de melding onttrok aan de zorg van de hulpverlening en dat een situatie dreigde te ontstaan waarin aan de pasgeboren baby van klaagster ernstige schade zou kunnen worden berokkend. Het (laten) doen van onderzoek naar de vraag welke zorg voor klaagster en haar pasgeboren passend is, was op dat moment dus geboden. Het college ziet daarom geen grond voor het oordeel dat door de collega’s van verweerster op onjuiste gronden over klaagster een melding bij het AMK is gedaan.

5.3 Voor zover verweerster naar aanleiding van die melding informatie over klaagster met andere betrokken professionals heeft uitgewisseld, blijkt uit de overgelegde stukken niet dat verweerster daarbij anders heeft gehandeld dan vanuit het belang van de bescherming van de pasgeboren baby van klaagster en met als doel dat klaagster en haar pasgeboren baby de noodzakelijke zorg zouden ontvangen. Voor het delen van die informatie met de betrokken professionals kan verweerster in het onderhavige geval daarom geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. Evenzo blijkt uit de stukken niet dat aan het aandringen door verweerster bij klaagster op het regelen van zorg door de kraamhulp, een ander belang ten grondslag heeft gelegen dan het belang van klaagster en haar baby bij het verkrijgen van de juiste zorg. Verweerster heeft voorts ook gemotiveerd betwist dat zij, zoals door klaagster gesteld, nalatig of onzorgvuldig is geweest bij de door haar aan klaagster verleende hulp of dat zij zich op enig moment jegens klaagster discriminerend heeft uitgelaten. Gelet op deze gemotiveerde betwisting en nu ook uit de stukken niet blijkt dat verweerster zich aan het door klaagster gestelde schuldig heeft gemaakt, kunnen ook die klachten niet gegrond worden verklaard. Ook in hetgeen klaagster nog overigens heeft aangevoerd ziet het college, gelet op de gemotiveerde betwisting door verweerster en bij gebreke van voldoende onderbouwing van die klachten door klaagster, geen grond voor het oordeel dat verweerster bij de aan klaagster verleende zorg tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

5.4 De conclusie van het voorgaande is dat de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond is en zonder verder onderzoek in raadkamer zal worden afgewezen. Verweerster kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47, eerste lid, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.”

3.               Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in beroep niet is bestreden.

4.               Beoordeling van het beroep

4.1            In beroep heeft klaagster haar klacht herhaald en nader toegelicht.

4.2            De verloskundige heeft gemotiveerd verweer gevoerd en primair verzocht om klaagster in haar beroep niet-ontvankelijk te verklaren omdat, kort gezegd, het (aanvullend) beroepschrift van klaagster geen gronden van beroep bevat, maar slechts een herhaling is van de klacht. Subsidiair heeft de verloskundige verzocht het beroep van klaagster af te wijzen.

Ontvankelijkheid van klaagster in haar beroep

Het Centraal Tuchtcollege overweegt als volgt.

4.3            Het op 9 februari 2016 ingekomen pro forma beroepschrift bevat naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege niet, zoals vereist ingevolge artikel 73 lid 2 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) in verbinding met artikel 19 lid 1 onder c Tuchtrechtbesluit BIG, de gronden van het beroep.

4.4            Aan klaagster is bij brief van 14 april 2016 de gelegenheid geboden om uiterlijk op 12 mei 2016 de gronden van het beroep aan te vullen. Daarbij is klaagster meegedeeld dat zij hiervoor niet kan volstaan met de enkele mededeling dat zij het met de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege niet eens is en evenmin kan volstaan met een herhaling van de klacht die zij in eerste aanleg heeft ingediend. Klaagster heeft hierop tijdig gereageerd met een aanvullend beroepschrift dat op 12 mei 2016 bij het Centraal Tuchtcollege is binnengekomen.

4.5            Het Centraal Tuchtcollege stelt vast dat dit aanvullend beroepschrift een kopie is van het klaagschrift dat klaagster in eerste aanleg heeft ingediend, waarbij klaagster de datum handmatig heeft gewijzigd van 31 december 2014 in 8 mei 2016 en als bijlage een getuigenverklaring heeft overgelegd. Gelet op het voorgaande bevat het aanvullend beroepschrift naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege evenmin gronden van beroep en moet worden geoordeeld dat  het beroepschrift daardoor niet voldoet aan de in de wet gestelde eisen.

4.6            Klaagster kan daarom op grond van het bepaalde in artikel 74 lid 1 Wet BIG niet in het beroep worden ontvangen.

Overweging ten overvloede

4.7            Ten overvloede overweegt het Centraal Tuchtcollege dat als inhoudelijk zou moeten worden geoordeeld, gezien alle stukken van het geding en gehoord de uitvoerige inhoudelijke toelichting op de zaak door partijen tijdens de terechtzitting op 8 november 2016, het beroep verworpen zou moeten worden.  

5.               Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verklaart klaagster niet-ontvankelijk in het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. E.J. van Sandick, voorzitter,

mr. E.F. Lagerwerf-Vergunst en mr. drs. R. Prakke-Nieuwenhuizen, leden-juristen en

M.E.A. Bartels Msc en dr. A.J.E.M. van der Ven-van Dam, leden-beroepsgenoten en

mr. R. Blokker, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van 20 december 2016.

                        Voorzitter   w.g.                                Secretaris  w.g.