ECLI:NL:TGZCTG:2016:355 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2016.118

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2016:355
Datum uitspraak: 24-11-2016
Datum publicatie: 25-11-2016
Zaaknummer(s): c2016.118
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Klacht tegen huisarts. Verweerster is de huisarts van de zoon van klaagster en klaagster heeft op enig moment aangegeven dat haar zoon wilde overstappen naar een andere huisarts. Klaagster verwijt de huisarts dat zij deze overstap heeft tegengehouden. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen en het beroep van klaagster wordt verworpen.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2016.118 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

gemachtigde: C., moeder van klager,

en

D., wonende te B., appellante, klaagster in eerste aanleg,

tegen

E., huisarts, werkzaam te D., verweerster in beide instanties,

gemachtigde: mr. D.M. Pot, verbonden aan de stichting VvAA Rechtsbijstand te Utrecht.

1.         Verloop van de procedure

A. en C.. - hierna klagers - hebben op 9 april 2015 bij het Regionaal Tuchtcollege te Den Haag tegen E. - hierna de huisarts - een klacht ingediend. Bij beslissing van

8 december 2015, onder nummer 2015-084a, heeft dat College de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klagers zijn van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De huisarts heeft een verweerschrift in beroep ingediend. Tijdens de procedure in beroep is klager overleden. Klaagster heeft de procedure alleen voortgezet.

De zaak is in beroep tegelijkertijd maar niet gevoegd met de zaak C2016.119  behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 1 november 2016, waar zijn verschenen klaagster, bijgestaan door de heer mr. H.J. Ruysendaal, advocaat te Rotterdam, en de huisarts, bijgestaan door mr. Pot voornoemd.

Partijen hebben hun respectieve standpunten ter zitting nader toegelicht.

2.         Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

“2.      De feiten

Verweerster was vanaf november 2013 de huisarts van klager. Klaagster heeft in januari 2015 aan verweerster aangegeven dat klager, de zoon van klaagster geboren in 1974, wilde overstappen naar de praktijk van een andere huisarts. Hierover is vervolgens meerdere malen contact geweest tussen verweerster en klaagster.

3.         De klacht

De klacht van klager en klaagster houdt – zakelijk weergegeven – in dat verweerster  tekortgeschoten is in de zorg ten opzichte van klager en klaagster. Verweerster heeft ten onrechte de door klager gewenste overdracht naar een andere huisarts tegengehouden.

4.         Het standpunt van verweerster

Verweerster heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5.         De beoordeling

5.1       Verweerster heeft haar betrokkenheid bij de behandeling van klager en het verloop van de contacten met klaagster toegelicht. Hieruit volgt dat verweerster zich vanaf aanvang van de behandelrelatie heeft ingespannen om de gewenste en passende zorg te verlenen. Naar aanleiding van de door klaagster geuite wens om klager over te plaatsen naar een andere praktijk en door klaagster geuite ernstige bedreigingen heeft verweerster contact gezocht met klager en overleg gehad met de HAGRO. Uiteindelijk heeft verweerster in overleg met de LHV besloten zowel de behandelovereenkomst met klager als met klaagster vanwege een verstoorde relatie te beëindigen en hen geadviseerd om in overleg met de HAGRO een andere huisarts te benaderen.

5.2       In het klaagschrift zijn de verwijten die verweerster worden gemaakt niet (duidelijk) nader onderbouwd. Het is het College niet gebleken dat verweerster, in het licht van de omstandigheden, onzorgvuldig heeft gehandeld ten opzichte van klager of klaagster.

Het College heeft daarvoor geen aanwijzingen.

5.3       Om bovenstaande redenen zal de klacht zonder nader onderzoek als kennelijk ongegrond worden afgewezen.”

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in beroep niet, althans onvoldoende, is bestreden.

4.         Beoordeling van het beroep

4.1       Klagers beogen met het beroep de zaak in volle omvang aan het Centraal Tuchtcollege voor te leggen en concluderen - impliciet - tot gegrondverklaring van het beroep.

4.2            De huisarts voert hiertegen verweer en concludeert - eveneens impliciet - tot

verwerping van het beroep.

4.3            Ter terechtzitting in beroep heeft klaagster het verwijt dat de huisarts heeft

geweigerd mee te werken aan het maken van een spect-scan bij klager nader toegelicht. De huisarts heeft op haar beurt ter zitting verklaard dat zij een open verwijsbrief voor een dergelijke scan heeft geschreven en dat klagers uiteindelijk bij een neuroloog in F. het verzoek om een spect-scan hebben gedaan. Deze neuroloog zag echter geen reden voor het maken van een scan en de huisarts heeft dat aan klagers doorgegeven. Voor het verwijt dat de huisarts heeft geweigerd haar medewerking te verlenen aan het maken van een spect-scan ziet het Centraal Tuchtcollege, gelet op het voorgaande, dan ook geen grond.

4.4       Voor het overige heeft de behandeling van de zaak in beroep het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten of tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. J.M. Rowel-van der Linde, voorzitter, mr. J.P. Fokker en mr. A.R.O. Mooy, leden-juristen en drs. F.M.M. van Exter en drs. G.T. Blok, leden-beroepsgenoten en mr. M.D. Barendrecht-Deelen, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van 24 november 2016.         Voorzitter   w.g.                     Secretaris  w.g.