ECLI:NL:TGZCTG:2016:29 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2014.408

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2016:29
Datum uitspraak: 12-01-2016
Datum publicatie: 15-01-2016
Zaaknummer(s): c2014.408
Onderwerp: Onvoldoende informatie
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen. Korte geanonimiseerde samenvatting van de zaak, zoals steeds per zaak te vinden is op de site www.tuchtrecht.nl

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2014.508 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

H., huisarts, werkzaam te B., verweerder in beide instanties,

gemachtigde: mr. L. Beij te Utrecht.

1. Verloop van de procedure

A. - hierna klager - heeft op 27 november 2013 bij het Regionaal Tuchtcollege te Den Haag tegen H. - hierna de huisarts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 14 oktober 2014, onder nummer 2013-284b heeft dat College de klacht afgewezen.

Klager is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De huisarts heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.

De zaak is in hoger beroep tegelijkertijd maar niet gevoegd met de zaken C2014.503, C2014.506 en C2014.507 behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 10 december 2015, waar zijn verschenen klager en de huisarts, de huisarts bijgestaan door zijn gemachtigde.

2. Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

2. De feiten

2.1 Klager, geboren op 16 april 1961, is vanaf 14 juni 2012 patiënt in de duopraktijk van verweerder en een andere huisarts te B..

2.2 Klager is onder meer bekend met cardiale klachten in verband waarmee na een myocardinfarct eind september 2011 een stent is geplaatst. Nadien heeft hij diverse malen de huisarts(enpost) en de afdelingen Spoedeisende Hulp en Cardiologie van het D.-ziekenhuis, locatie E. te B. (hierna: D.), bezocht met klachten van pijn op de borst.

2.3 Op 2 oktober 2013 heeft klager de andere huisarts geconsulteerd die klager heeft doorgestuurd naar de cardioloog. Klager is vervolgens opgenomen in het D. alwaar een nucleair onderzoek is verricht en klager is doorgestuurd naar het G.- Ziekenhuis in I. (hierna G.) voor een katheterisatie.

2.4 Tijdens een consult op 15 oktober 2013 heeft de andere huisarts aan klager een kopie van een brief van 14 oktober 2013 van het D., afdeling cardiologie, en de CD-rom van de vervaardigde coronaire angiografie (CAG) van het G. meegegeven en de bevindingen daarvan met klager besproken.

2.5 Op 29 oktober 2013 heeft klager de praktijk gebeld met de mededeling dat hij alle onderzoeksrapporten uit het G. wilde ontvangen. De assistente heeft voor klager een afspraak met de andere huisarts gemaakt voor de volgende dag.

2.6 Op 30 oktober 2013 is klager niet op de afspraak verschenen. Tijdens het telefonisch contact tussen klager en de assistente na het tijdstip van het consult is een afspraak gemaakt voor de volgende ochtend bij verweerder. Klager heeft laten weten op deze afspraak de uitslag/brief van de katheterisatie te willen ontvangen.

2.7 Op 31 oktober 2013 heeft verweerder, nadat klager op het spreekuur was geweest, het secretariaat cardiologie van het G. gebeld. Vervolgens is een brief uit 2011 naar de praktijk gefaxt. Een kopie daarvan is klaar gelegd voor klager.

2.8 Op 1 november 2013 is per fax een brief van het G. betreffende de katheterisatie, gedateerd 1 november 2013 en gericht aan klager, door de praktijk ontvangen en aan klager toegezonden.

3. De klacht

Klager verwijt verweerder dat hij heeft gelogen en klager heeft misleid door aan klager mee te delen dat hij op 31 oktober 2013 aan het einde van de dag het katheterisatieverslag van het G. had ontvangen, dat niet veel afweek van het verslag van het D.. Toen klager de volgende dag het verslag ophaalde, bleek het een brief te zijn ter zake van de ingreep in september 2011. Toen klager vervolgens contact opnam met het G. bleek het verslag nog niet te zijn geschreven, wat volgens een medewerker van het G. aan verweerder en de andere huisarts bekend was. Het verslag is pas op 1 november 2013 opgesteld en ’s middags per fax naar klager verzonden.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De beoordeling

Verweerder heeft uitgelegd dat hij de door het G.-Ziekenhuis naar de praktijk gefaxte verslagen met klager heeft besproken. Achteraf bleek dat het ontslagbericht een andere verrichting betrof, te weten een twee jaar eerder bij klager geplaatste stent. Voor deze vergissing heeft verweerder zijn verontschuldiging aangeboden. Het heeft ondanks de vele inspanningen om de stukken boven water te krijgen uiteindelijk langer geduurd dan gewenst voordat de betreffende stukken bij klager zijn terecht gekomen. Externe factoren waren daar de oorzaak van. Verweerder valt daarvan geen verwijt te maken.

Hoewel klager meent dat verweerder niet de waarheid heeft gesproken, kan het College hem daarin niet volgen. Het is niet aannemelijk geworden dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld, ten gevolge waarvan klager de desbetreffende documenten (verslagen e.d.) van het G. veel later heeft gekregen dan hij had gewenst.

Om bovenstaande redenen zal de klacht zonder nader onderzoek als kennelijk ongegrond worden afgewezen.”

3. Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in hoger beroep niet, althans onvoldoende, is bestreden.

4. Beoordeling van het hoger beroep

4.1 In hoger beroep heeft klager zijn klacht herhaald en nader toegelicht.

De huisarts heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

4.3 De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.

5. Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. J.M. Rowel-van der Linde, voorzitter,

mr. G.P.M. van den Dungen en mr. L.F. Gerretsen-Visser, leden-juristen en

dr. A.A. de Rotte en drs. M.G.M. Smid-Oostendorp, leden-beroepsgenoten en

mr. M. van Esveld, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van 12 januari 2016.

Voorzitter w.g. Secretaris w.g.