ECLI:NL:TGZCTG:2016:263 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2015.228

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2016:263
Datum uitspraak: 21-07-2016
Datum publicatie: 21-07-2016
Zaaknummer(s): c2015.228
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Klacht tegen gz-psycholoog. De zoon van klaagster is onder toezicht gesteld en uit huis geplaatst. Door (o.a.) twee orthopedagogen is op verzoek van Bureau Jeugdzorg in het kader van een second opinion een diagnostisch onderzoek uitgevoerd. Verweerster heeft het door deze orthopedagogen opgestelde verslag van het onderzoek goedgekeurd en mede ondertekend. Klaagster verwijt verweerster dat deze de achtergrondinformatie over het leven en functioneren van haar zoon onvoldoende bij de onderzoeken heeft betrokken. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen.  Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster, maar wijst er op het een onwenselijke werkwijze te vinden, als een gz-psycholoog een rapport beoordeelt zonder het betreffende kind en zijn omgeving te spreken en/of te zien. De werkwijze in de instelling kan de gz-psycholoog niet tuchtrechtelijk worden verweten.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2015.228 van:

A., wonende te B., appellante, klaagster in eerste aanleg,

tegen

C.,  gz-psycholoog, werkzaam te D.,

verweerster in beide instanties,

gemachtigde: mr. K.T.B. Salomons, advocaat te Den Haag.

1.         Verloop van de procedure

A. - hierna klaagster - heeft op 10 september 2013 bij het Regionaal Tuchtcollege te Den Haag tegen C. - hierna de gz-psycholoog - een klacht ingediend. Bij beslissing van 17 maart 2015, onder nummer 2013-206c, heeft dat College de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen.

Klaagster is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De gz-psycholoog heeft bij brief van 31 augustus 2015 laten weten geen verweerschrift in beroep in te zullen dienen.           

De zaak is in beroep tegelijkertijd maar niet gevoegd met de zaken C2015.229 en C2015.230 behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van    5 juli 2016, waar zijn verschenen klaagster, en de gz-psycholoog, bijgestaan door            mr. Salomons voornoemd.

Zowel klaagster als de gz-psycholoog en haar gemachtigde hebben hun respectieve standpunten nader toegelicht. Mr. Salomons heeft daarbij gebruik gemaakt van pleitnotities die zij aan het Centraal Tuchtcollege heeft overgelegd.

2.         Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

“2.       De feiten                                                                                                                                     Klaagsters zoon, E., geboren in 2004, is in 2010 uit huis geplaatst en vervolgens onder toezicht gesteld. De ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing werden op 1 oktober 2011 door de Rechtbank verlengd. De daaropvolgende verlenging werd aangehouden tot 1 oktober 2012 in afwachting van een door Bureau Jeugdzorg op grond van een indicatiebesluit uit te laten voeren diagnostisch onderzoek. Dit onderzoek werd uitgevoerd door F., waar werd besloten tot nader onderzoek. In dit verband werd bij klaagsters zoon op 26 juni 2012 een kinder- en jeugdpsychiatrisch onderzoek uitgevoerd door een psychiater, op       12 juli 2012 een onderzoek naar een stoornis binnen het autisme spectrum door twee orthopedagogen en op 20 juli 2012 een psychodiagnostisch intelligentieonderzoek door een psycholoog en een gezondheidszorg-psycholoog, allen verbonden aan F. Daarna is de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing met een jaar verlengd. Tegen deze beslissing heeft klaagster beroep ingesteld.

Verweerster is bij de genoemde onderzoeken van klaagsters zoon niet betrokken geweest. Verweerster heeft wel het door de orthopedagogen opgestelde verslag van het op  (het CTG leest:) 12 juli 2012 uitgevoerde onderzoek goedgekeurd en mede ondertekend. 

3.         De klacht                                                                                                                                    Klaagster verwijt verweerster zakelijk weergegeven dat de achtergrondinformatie over het leven en functioneren van haar zoon onvoldoende bij de onderzoeken is betrokken. Klaagster is van oordeel dat het onderzoek onvolledig was, de gestelde vragen niet of onvoldoende zijn beantwoord en de rapportages onjuistheden bevatten.

            4.       Het standpunt van verweerster

Verweerster heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

            5.       De beoordeling

5.1       Aan verweerster is als BIG-geregistreerde gezondheidszorg-psycholoog het verslag van het op 12 juli 2012 door de orthopedagogen uitgevoerde onderzoek in verband met een autisme spectrum stoornis voorgelegd. Verweerster heeft dit verslag beoordeeld en goedgekeurd. Door ondertekening van dit verslag is verweerster, anders dan zij lijkt te menen, verantwoordelijk voor de inhoud van dit verslag.

            5.2       Verweerster heeft aangegeven dat voorafgaand aan het onderzoek intakegesprekken hadden plaatsgevonden met klaagster, haar zoon en diens pleegouders. Na multidisciplinair overleg was vervolgens besloten om uitvoerig onderzoek te doen, waarop de onderzoeken op 26 juni en 12 en 20 juli 2012 volgden.

5.3       Verweerster heeft toegelicht dat er drie onderzoeken bij de zoon van klaagster   hebben plaats gevonden, een intelligentie-onderzoek, een Autism Diagnostic Observation (ADOS)-onderzoek en een kinderpsychiatrisch onderzoek. Het onderzoek op 12 juli 2012 vond plaats binnen de Autisme Diagnostisch Onderzoek Schaal (ADOS-onderzoek), een geprotocolleerd en      gestruc            tureerd onderzoek naar autisme spectrum stoornissen, naar aanleiding van de vraag of de eerder bij klaagsters zoon gestelde diagnose autisme spectrum stoornis juist was. Vanwege de complexiteit werd tevens besloten een kinderpsychiatrisch onderzoek te laten uitvoeren.

            5.4       Het College heeft geen aanwijzingen dat het onderzoek op 12 juli 2012 gebrekkig was dan wel dat het in dat verband opgestelde verslag niet deugdelijk was of onjuistheden bevatte. Het onderzoek was zorgvuldig uitgevoerd conform de professionele norm. Een ADOS-onderzoek is een gebruikelijke methode om autisme spectrum stoornissen vast te stellen en leidt, indien aan de criteria voldaan wordt, in het algemeen tot een betrouwbare vaststelling van de DSM-classificatie ‘autistische stoornis’. In het verslag is hierover opgemerkt dat er geen officiële DSM-IV classificatie werd gegeven. Binnen het kader van de vraagstelling is bij de beantwoording de daarvoor relevante achtergrond informatie voldoende betrokken. Het College is van oordeel dat verweerster niet onzorgvuldig heeft gehandeld door het verslag van dit onderzoek goed te keuren en daartoe te ondertekenen. De klacht zal daarom zonder nader onderzoek als kennelijk ongegrond worden afgewezen.”

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden                                                                                                   Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in beroep niet, althans onvoldoende, is bestreden.

4.         Beoordeling van het beroep                                                                                                                                                                                                                                                                                                                        4.1       In beroep heeft klaagster haar klacht herhaald en nader toegelicht.

4.2       De gz-psycholoog heeft ter zitting gemotiveerd verweer gevoerd en

 - impliciet - geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

4.3       De klacht in beroep komt in de kern neer op hetzelfde als ter beoordeling is voorgelegd aan het Regionaal Tuchtcollege. Samengevat betreft dit de vraag of de  gz-psycholoog heeft gehandeld binnen de grenzen van een behoorlijke beroepsuitoefening, toen zij het ADOS-onderzoek, dat was uitgevoerd door twee orthopedagogen, heeft beoordeeld, geaccordeerd en ondertekend. Evenals het Regionaal Tuchtcollege oordeelt het Centraal Tuchtcollege dat dit handelen valt onder de reikwijdte van het tuchtrecht voor de gz-psycholoog, immers zij heeft verantwoordelijkheid genomen voor de juistheid van het onderzoeksverslag.

4.4       Bij F. is de werkwijze dat een extra waarborg voor de correcte inhoud van het ADOS-onderzoek en het verslag wordt gegeven, door een oordeel van een BIG-geregistreerd gz-psycholoog over dat verslag. Desgevraagd heeft de                 gz-psycholoog verklaard dat de orthopedagogen die het ADOS-onderzoek feitelijk hebben uitgevoerd, daartoe zelfstandig bevoegd zijn en voldoende ervaring hebben. Naast dit ADOS-onderzoek heeft een intelligentie-onderzoek en een kinderpsychiatrisch onderzoek plaatsgevonden. De bevindingen zijn besproken in een Multi-discipinair overleg (MDO).  De bemoeienis van de gz-psycholoog heeft zich beperkt tot de vorenbedoelde beoordeling en ondertekening van het verslag van het ADOS-onderzoek in het kader van de extra waarborg. Het Centraal Tuchtcollege neemt over het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege onder 5.2, 5.3 en 5.4 in de uitspraak van 17 maart 2015 over het handelen van de gz-psycholoog en maakt het oordeel dat de gz-psycholoog niet onzorgvuldig heeft gehandeld tot het zijne. Het Centraal Tuchtcollege voegt daar evenwel aan toe, dat het niet wenselijk is  dat een gz-psycholoog aldus een oordeel geeft over een kind, zonder dit kind en zo mogelijk de naasten persoonlijk te zien en te spreken. De gevolgde gang van zaken is evenwel ingegeven door de werkwijze binnen F. en is de gz-psycholoog niet tuchtrechtelijk te verwijten.

4.5       De slotsom is dat het beroep moet worden verworpen.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. J.M. Rowel-van der Linde, voorzitter,                                                            mr. L.F. Gerretsen-Visser en mr. N. van der Wijngaart, leden-juristen en                             drs. G.L.G. Couturier en drs. G.A.M. Mensing, leden-beroepsgenoten en                                                             mr. M.D. Barendrecht-Deelen, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van                                           21 juli 2016.   Voorzitter       w.g.     Secretaris  w.g.