ECLI:NL:TGZCTG:2016:253 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2016.023

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2016:253
Datum uitspraak: 14-07-2016
Datum publicatie: 14-07-2016
Zaaknummer(s): c2016.023
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Klaagster heeft zich haar werkgever ziek gemeld met klachten van overspannenheid en uitputting.  De aangeklaagde bedrijfsarts heeft klaagster drie keer gezien. Zij verwijt de bedrijfsarts: 1. dat zij niet geluisterd heeft naar de gezondheidsklachten van klaagster, dat zij een onjuist medisch advies heeft gegeven, dat zij zich onder druk heeft laten zetten van de werkgever; 2. dat zij zonder toestemming van klaagster contact heeft gehad met een behandelaar van klaagster.  Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht in al zijn onderdelen afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2016.023 van:

A., wonende te B., appellante, klaagster in eerste aanleg,

tegen

C., bedrijfsarts, (destijds) werkzaam te B.,

verweerster in beide instanties,

gemachtigde: mr. H. Versluis, advocaat te Almelo.

1.               Verloop van de procedure

A. – hierna klaagster – heeft op 7 januari 2015 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle tegen C. – hierna de bedrijfsarts – een klacht ingediend. Bij beslissing van

18 december 2015, onder nummer 002/2015, heeft dat College de klacht in al zijn onderdelen afgewezen.

Klaagster is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De bedrijfsarts heeft een verweerschrift in beroep ingediend.

De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van

9 juni 2016, waar de bedrijfsarts is verschenen bijgestaan door  mr. H. Versluis voornoemd.

De zaak is bepleit. Mr. H. Versluis heeft de standpunten van de bedrijfsarts toegelicht aan de hand van een pleitnota die aan het Centraal Tuchtcollege is overgelegd. Voorts heeft de bedrijfsarts de schriftelijke versie van haar “laatste woord” aan het Centraal Tuchtcollege overgelegd. Klaagster is hoewel behoorlijk daartoe opgeroepen zonder kennisgeving vooraf niet ter terechtzitting verschenen.

2.         Beslissing in eerste aanleg

2.1.      In eerste aanleg zijn de volgende feiten vastgesteld:

“2.    DE FEITEN

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Klaagster, geboren in 1975, was werkzaam als rotating engineer bij de firma D. in E. en had sinds 1 november 2013 een arbeidscontract voor een jaar, voor 41,25 uur per week.

Verweerster is als bedrijfsarts werkzaam voor F.. (Verder F. te noemen) en heeft klaagster voor de eerste keer op haar spreekuur gezien op

2 mei 2014. Klaagster was ziek sinds 28 april 2014.

Verweerster noteerde naar aanleiding van dit contact onder meer:

“Ze is overspannen en uitgeput en om die reden heeft ze zich ziek gemeld.

De oorzaak is gelegen in de mededeling dat men haar contract niet wil verlengen. Ze werkt met twee heel ervaren mensen en is net begonnen als junior engineer. Deze twee mensen doen ingewikkelder werk en vinden het teveel werk om haar te begeleiden. Ze willen meer ervaren mensen in dienst en ze wordt aan de kant gezet in verband met een tekort aan capaciteit.

Het probleem is dat men geen capaciteit/tijd heeft om haar te begeleiden. Dat heeft haar geraakt en ze is geblokkeerd. Ze heeft onvoldoende concentratie en heeft onvoldoende energie. Ze heeft tussen haar vorige baan en deze baan geen vakantie opgenomen. Ze is de hele tijd doorgegaan. Ze wilde zich bewijzen en heeft zichzelf onder druk gezet. En ze voelde ook druk.

Op 1-12-2914 [bedoeld zal zijn 2013 (RTC)] een miskraam gehad na 11 weken zwangerschap. Ze is niet 1 dag thuisgebleven.

Advies: een plan maken en zich niet onder druk laten zetten.

Ook advies: vakantie plannen.

Haar hoofd staat niet naar het kijken naar een andere baan.

Prive: gehuwd. Nog geen kinderen.

Opleiding: UT werktuigbouwkunde.

Vanuit G. op 23 jarige leeftijd naar Ned gekomen. Ze heeft 5,5 jaar moeten wachten om haar studie te mogen starten aan de UT (ze was al werktuigbouwkundige). In 2000 afgestudeerd. Verder in 6 maanden tijd 2 miskramen gehad. Ze loopt nu bij gynaecoloog en immunoloog. Waarom investeert men niet in haar?

Is er weinig respect voor vrouwen?

Ze wil in de buurt van D. blijven, anders gaat het niet goed met haar. Ze wil maandag weer beginnen.

Op basis van mijn bevindingen acht ik mevrouw A. volledig arbeidsgeschikt per

5 mei 2014.

De beperkingen van uw medewerkster liggen op het gebied van spanningsklachten en verminderde energie.

Betrokkene geeft zelf aan dat ze per 5 mei haar werk gaat hervatten.

Ik adviseer om met haar in gesprek te gaan omdat ze nog veel vragen heeft over de huidige situatie.

Daarnaast adviseer ik om met haar een plan op te stellen welke werkzaamheden ze het komende half jaar gaat verrichten.”

Verweerster heeft dezelfde dag aan de werkgever van klaagster onder meer het volgende bericht:

“Op basis van mijn bevindingen acht ik mevrouw A. volledig arbeidsgeschikt per

5 mei 2014.

De beperkingen van uw medewerkster liggen op het gebied van spanningsklachten en verminderde energie.

Betrokkene geeft zelf aan dat ze per 5 mei haar werk gaat hervatten.

Ik adviseer om met haar in gesprek te gaan omdat ze nog veel vragen heeft over de huidige situatie.

Daarnaast adviseer ik om met haar een plan op te stellen welke werkzaamheden ze het komende half jaar gaat verrichten.

Hiermee beëindig ik de verzuimbegeleiding. Indien betrokkene op bovengenoemde datum niet hervat en u nog actie van mij verlangt, dan verneem ik graag van u.”

Op de medische kaart van klaagster is als eerste verzuimdatum 21 mei 2014 vermeld en 22 mei 2014 als hersteldatum.

Verweerster heeft klaagster naar aanleiding van haar ziekmelding op 13 juni 2014 op

26 juni 2014 weer op haar spreekuur gezien.

Verweerster noteerde voor zover hier van belang:

“Ze slaapt de laatste tijd veel, vaakt tot 12.00 uur.

Ze heeft te weinig energie. Ook thuis blijft alles liggen.

De werkgever heeft geen plan van aanpak opgesteld.

De leidinggevende heeft aangegeven dat ze haar volledig vrij moesten houden voor solliciteren en ze kreeg geen werk. Ook collega’s moesten controleren dat ze solliciteert. Ze heeft wel contacten gelegd maar ze is niet voor een gesprek uitgenodigd.

Een project kost hun teveel begeleidingstijd.

De werksituatie is te benauwend.

Ze had 18 dagen vakantie opgenomen. daarna lukte het haar niet om naar het werk te gaan. Tijdens de vakantie is alles naar boven gekomen.

Het lukt haar niet om ander werk te zoeken.

Ze is uitgeput en is bij de huisarts geweest, van G. Hij adviseert een psycholoog, maar heeft haar geen naam gegeven en ook geen verwijsbrief.

Ze is van mening dat de problemen werkgerelateerd zijn.

4DKL: distress 18, depressie 3, angst0, somatisatie 24.

Sinds 2 maanden deze klachten.

Conclusie: spanningsklachten en psychosomatische klachten.

Geen surmenage.

Advies: psychosomatische therapeut, bijvoorbeeld H.

F. 19 augustus te D..”

Verweerster heeft klaagster een ‘post-it’ briefje meegegeven met daarop de naam van een therapeut. 

Verweerster berichtte dezelfde dag aan de werkgever van klaagster voor zover van belang:

“Op basis van mijn bevindingen acht ik mevrouw A. niet in staat haar eigen functie of andere, aangepaste, werkzaamheden uit te voeren.

De beperkingen van uw medewerkster liggen op het gebied van verminderde energie, spanningsklachten en slaapstoornissen. Ze voelt zich uitgeput en komt ook thuis tot niets. De werksituatie wordt als benauwend ervaren.

Mijn advies is om zich te richten op herstel door professionele hulp in te schakelen. Ik adviseer om te ontspannen en te bewegen (wandelen, fietsen etc.).

T.z.t. adviseer ik een gesprek met haar leidinggevende.

Ik adviseer een vervolgafspraak op 19 augustus bij D..”

Op 18 juli 2014 heeft klaagster met de bedrijfsarts I., die eveneens verbonden was aan F., gebeld over het plan van aanpak dat vooruitliep op de nog niet opgestelde probleemanalyse. I. heeft klaagster geadviseerd het plan van aanpak op dat moment niet te ondertekenen en geadviseerd aan de werkgever om voor 19 augustus 2014 een spreekuur in te plannen bij de bedrijfsarts. I. verwachtte dat de arbeidsongeschiktheid van klaagster langer dan vier maanden na dit telefonisch contact zou duren.

Verweerster heeft op 31 juli 2014 een probleemanalyse opgesteld. Verweerster noteerde daarin dat de oorzaak van het verzuim niet bij de arbeidsomstandigheden lag. Het advies aan de werknemer was : “Contact met de werkgever onderhouden en medische adviezen opvolgen. De arbodienst op de hoogte houden van medische ontwikkelingen die betrekking hebben op de re-integratie.” Het advies aan de werkgever was: “Houd contact met de werknemer en bied mogelijkheid tot re-integratie.”

Op 6 augustus 2014 heeft klaagster met verweerster gebeld. Verweerster noteerde:

“Ze heeft vragen over de probleemanalyse.

Ze is van mening dat het wel de arbeidsomstandigheden zijn waardoor ze ziek is geworden. Ik heb haar aangegeven dat we het hier meer hebben over de arbeidsverhoudingen en werkonzekerheid. Verder mist ze een aantal zaken in de probleemanalyse. Ik heb haar aangegeven dat die vallen onder het medisch beroepsgeheim.Ik heb haar geadviseerd om eventuele ontbrekende zaken op te laten nemen in het plan van aanpak.

Ze is bij mevr H. geweest. Kosten zullen betaald worden door de werkgever. Het zou gaan om 8 gesprekken.” 

Op 19 augustus 2014 zag verweerster klaagster weer op haar spreekuur. Verweerster noteerde:

“Mevrouw H. adviseert om rustig aan te doen en energie uit kleine dingen te halen. Ze ziet geen verschil.

Ze heeft toekomstperspectief nodig.

Ze twijfelt aan alle keuzes en heeft huilbuien.

H.: grootste probleem is het wegvallen van perspectief.

Ze overhandigt een brief van mw H. voor de bedrijfsarts.

Ook hier is een 4 DKL afgenomen: ze scoort 0 op depressie en angst, matig op distress (spanningsklachten) en hoofdzakelijk op somatisatie.

Conclusie: spanningsklachten en somatistieklachten. Geen surmenage.

Ze voelt zich gekrenkt. Ze voelt zich niets meer waard.

Overigens maakt ze een energieke indruk.

Ze moet er niet aan denken om weer aan het werk te gaan bij D..

Aangezien er een beeld is met klachten die niet overgaan door rust maar door perspectief te bieden is het advies per 1-10-2014 100% ag en de tijd besteden aan het vinden van een nieuwe baan. Bedrijfsarts zal de werkgever adviseren om een outplacement traject te starten. Ze wil nadenken over een outplacement traject.

Ze vindt dat er veel druk op haar is gelegd door de werkgever vanaf dat ze zich ziek heeft gemeld. Ze wil ook wel naar wat anders kijken dan naar een baan als werktuigbouwkundige.

Betrokkene heeft moeite met de datum van arbeidsgeschiktheid en ik heb haar aangegeven dat ze een deskundigenoordeel aan kan vragen bij het UWV.”

Verweerster heeft de werkgever van klaagster bericht dat zij op basis van haar bevindingen mevrouw A. volledig arbeidsgeschikt acht per 1 oktober 2014.

Klaagster heeft verweerster op 20 augustus 2014 een e-mailbericht gestuurd. Klaagster noemt daarin een aantal zaken waar zij het niet mee eens is en verder schrijft zij daarin dat verweerster haar (klaagster) heeft verwezen naar mevrouw H..

Verweerster heeft op 25 augustus 2014 telefonisch contact opgenomen met mevrouw H.. Volgens klaagster heeft verweerster geprobeerd mevrouw H. te beïnvloeden en de behandeling stopgezet. Volgens verweerster heeft zij met mevrouw H. alleen besproken dat zij klaagster niet had verwezen maar had geadviseerd H. te bezoeken en verder heeft zij gesproken over de facturatie.

Klaagster heeft een deskundigenoordeel aangevraagd bij het UWV. Het UWV achtte klaagster eind september 2015 arbeidsongeschikt op de datum in geding, zijnde

1 oktober 2014. “

2.2.      De in eerste aanleg ingediende klacht en het daartegen gevoerde verweer hielden volgens het Regionaal Tuchtcollege het volgende in:

“3. HET STANDPUNT VAN KLAAGSTER EN DE KLACHT

Klaagster verwijt verweerster -zakelijk weergegeven-

1.     dat zij niet geluisterd heeft naar de gezondheidsklachten van klaagster, een onjuist medisch advies heeft gegeven en dat zij zich onder druk heeft laten zetten door de werkgever van klaagster bij het geven van dat advies;

2.     dat zij zonder toestemming van klaagster contact heeft gehad met de behandelaar van klaagster mevrouw H. en haar heeft beïnvloed.

Klaagster is van oordeel dat verweerster haar een schadevergoeding moet betalen .

4. HET STANDPUNT VAN VERWEERSTER

Verweerster voert -zakelijk weergegeven- aan dat de ingediende klacht tegen haar ongegrond is. Voor zover nodig wordt hierna meer specifiek op het verweer ingegaan.

2.3.      Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd:

“5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

            5.1

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Wat betreft het eerste klachtonderdeel overweegt het college het volgende. Die klacht komt er in de kern op neer dat klaagster van oordeel is dat het advies van verweerster, en dan met name het advies van 19 augustus 2014, vanuit medisch oogpunt, onjuist was. Volgens klaagster heeft verweerster dit advies gegeven op aandringen van de werkgever van klaagster omdat de werkgever het risico van de arbeidsongeschiktheid van klaagster zelf droeg, werkgever was een ‘eigen risicodrager’, waardoor er een financieel belang zou kunnen zijn bij een herstelmelding  per 1 oktober 2014.

5.3

Verweerster heeft klaagster drie keer gezien. Op 2 mei, op 26 juni en op 19 augustus 2014. Verweerster heeft van deze contacten, zoals in rubriek 2 van deze beslissing weergegeven, uitgebreid verslag gedaan. Het college is van oordeel dat deze verslagen ieder blijk geven van een zorgvuldige beoordeling van de gezondheidstoestand van klaagster.

Verweerster heeft in het verslag van het contact van 19 augustus 2014 genoteerd dat klaagster een energieke indruk op haar maakte en dat ze aangaf dat ze zich gekrenkt voelde en niets meer waard en dat zij er niet aan moest denken om weer aan het werk te gaan bij haar werkgever. Het hierop volgende advies van verweerster om na te denken over een outplacement-traject was dan ook goed gemotiveerd en adequaat. Of de werkgever al dan niet eigen risicodrager was is dan ook niet van belang, nog daargelaten dat verweerster heeft aangegeven dat zij daarvan in het geheel niet op de hoogte was. Verder heeft verweerster klaagster gewezen op de mogelijkheid om een deskundigenoordeel bij het UWV te vragen.

Verweerster heeft met haar advies dan ook niet gehandeld in strijd met de zorg die zij ten opzichte van klaagster behoorde te betrachten. Dit klachtonderdeel dient daarom te worden afgewezen. Dat I. op 18 juli 2014 oordeelde dat klaagster nog langer dan vier maanden arbeidsongeschikt zou zijn kan aan dit oordeel niet afdoen omdat dit oordeel slechts was gebaseerd op een eenmalig telefoongesprek. Datzelfde heeft te gelden voor het feit dat klaagster later wel arbeidsongeschikt is verklaard door het UWV. Daar kunnen meerdere redenen aan ten grondslag hebben gelegen, die bijvoorbeeld te maken kunnen hebben met een veranderde gezondheidstoestand van klaagster of met een verschil in insteek van de rapportage; een begeleidende c.q prognostische door verweerster en een achteraf beoordelende insteek door de verzekeringsarts van het UWV.

5.4

Wat betreft het telefonisch contact tussen verweerster en mevrouw H. overweegt het college het volgende. Nog daargelaten of verweerster met mevrouw H. medisch inhoudelijke gegevens mocht uitwisselen, niet is komen vast te staan dat zij deze gegevens inderdaad met haar heeft uitgewisseld in dat telefoongesprek. Klaagster heeft haar stelling dat zij dat wel heeft gedaan verder niet of onvoldoende onderbouwd terwijl verweerster heeft gesteld dat zij met mevrouw H. alleen heeft gesproken over het feit dat zij klaagster niet formeel naar haar had verwezen en over de facturatie maar niet over medisch inhoudelijke gegevens. Bij die stand van zaken kan ook dit klachtonderdeel niet slagen.

5.5

Wat betreft een schadevergoeding wijst het college er op dat de Wet BIG hierin niet voorziet.

5.6

De conclusie van het college is dan ook dat de klacht in al zijn onderdelen ongegrond is en dient te worden afgewezen.”

3.               Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals deze zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hiervoor zijn weergegeven onder 2.1.

4.     Beoordeling van het beroep

Procedure

4.1  Klaagster beoogt in beroep de zaak in volle omvang aan het Centraal Tuchtcollege ter beoordeling voor te leggen. Hetgeen zij daartoe heeft aangevoerd komt in essentie neer op een herhaling van de stellingen die zij reeds in eerste aanleg heeft geuit. Zij concludeert impliciet tot vernietiging van de bestreden beslissing en tot oplegging van een maatregel. 

4.2 De bedrijfsarts heeft in beroep gemotiveerd verweer gevoerd. Zij concludeert tot bevestiging van de aangevallen beslissing, al dan niet onder verbetering van de rechtsgronden.

Beoordeling

4.3 De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft  geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg. Het Centraal Tuchtcollege verenigt zich derhalve met het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege en de gronden waarop dit berust en neemt dit oordeel over. Het Centraal Tuchtcollege hecht eraan nog het navolgende toe te voegen.

Ter zitting in beroep heeft de bedrijfsarts desgevraagd de gang van zaken tijdens het spreekuurcontact van 19 augustus 2014 nader toegelicht. De bedrijfsarts heeft daarbij aangegeven dat zij, conform de richtlijn psychische problemen, verwachtte dat klaagster na zes weken weer arbeidsgeschikt zou zijn. Aldus heeft zij verklaard dat klaagster op 1 oktober weer zou kunnen werken. Omdat klaagster uitdrukkelijk aangaf dat zij niet wilde terugkeren naar haar werkgever tot het moment van het einde van haar arbeidsovereenkomst op 1 november 2014, heeft de bedrijfsarts hierbij geen opbouwschema opgesteld. De bedrijfsarts heeft dit na het spreekuur met de werkgever besproken, waarbij ook het outplacement-traject aan de orde is geweest. Met  het Regionaal Tuchtcollege, acht het Centraal Tuchtcollege de handelwijze van de bedrijfsarts zorgvuldig en dit leidt tot de slotsom dat het beroep dient te worden verworpen.

5.     Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. J.M. Rowel-van der Linde, voorzitter,

mr. W.P.C.M. Bruinsma en mr. J.P. Fokker, leden-juristen en mr.drs. W.A. Faas en

mr.drs. M.J. Kelder, leden-beroepsgenoten en mr. H.J. Lutgert, secretaris, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 juli 2016.

Voorzitter  w.g.          Secretaris   w.g.