ECLI:NL:TGZCTG:2016:237 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2015.417
ECLI: | ECLI:NL:TGZCTG:2016:237 |
---|---|
Datum uitspraak: | 24-06-2016 |
Datum publicatie: | 24-06-2016 |
Zaaknummer(s): | c2015.417 |
Onderwerp: | Onjuiste declaratie |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | De klacht is gericht tegen een tandarts. Klaagster verwijt de tandarts dat hij haar zonder toestemming behandeld heeft, aangezien zij een afspraak had voor een orthodontist, alsmede dat een andere code had moeten worden gefactureerd. Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht afgewezen. Beroep verworpen. |
C2015.417
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2015.417 van:
A., wonende te B., appellante, klaagster in eerste aanleg,
tegen
C., tandarts, destijds werkzaam te B., verweerder in beide instanties.
1. Verloop van de procedure
A. – hierna: klaagster – heeft op 10 februari 2015 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen C.– hierna: de tandarts – een klacht ingediend. De klacht is doorgezonden naar het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle. Bij beslissing van 2 november 2015, onder nummer 077/2015 heeft dat College de klacht afgewezen.
Klaagster is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De tandarts heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend. De zaak is in hoger beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 24 mei 2015, waar namens de tandarts D. is verschenen.
2. Beslissing in eerste aanleg
Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn voormelde beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd.
“2. FEITEN
Op grond van de stukken waaronder het tandheelkundig dossier dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.
Klaagster, geboren in 1955, is bij verweerder geweest in december 2011.
Uit het elektronisch tandheelkundige dossier betreffende klaagster blijkt het navolgende:
“[naam verweerder, RTC] C 28 Uitgebreid onderzoek
ORALE DIAGNOSTIEK ADVIES:
Reden waarom patient een advies wil: mondhygiëniste beweert dat van het onderfront teveel is afgeslepen.
Voorstel tandarts (alleen voorstel dat op papier staat) -> scannen: nvt
ANAMNESE, MEDISCH: geen medicijngebruik, geen doktersbehandeling
ANAMNESE, TANDHEELK: de mondhygiëniste heeft een jaar geleden gezegd dat van het onderfront teveel zou zijn afgeslepen. Er zijn overigens geen klachten. Dit afslijpen van het onderfront zou zijn gebeurd rond 1995(!) in het kader van een orthodontische behandeling welke in 1992 is aangevangen. Niet duidelijk wordt wat de aanleiding tot de orthobehandeling was en welk doel daarbij is nagestreefd.
Een jaar geleden is voor een second opinion al een orthodontist geconsulteerd die heeft verklaard dat de behandeling destijds goed is uitgevoerd.
(…)
CONCLUSIE: voor zover te beoordelen met spiegel en sonde een onderhouden dentitie waaraan enkele elementen ontbreken en waarvan bo. en ond.fronten linguaal zijn voorzien van draadretentie. Over de toestand van het onderfront, dat afgeslepen zou zijn, is op basis van de status quo, dus zonder aanvullende behandelinformatie uit het verleden, geen uitspraak te doen. Het ware beter geweest als de mondhygiëniste zich dit ook had gerealiseerd. Als zij inderdaad heeft gezegd dat het onderfront te ver is afgeslepen, komt mij deze uitspraak als onverantwoord voor, gezien het ontbreken van nadere informatie.
ADVIES: Met het plaatsen van een kroon op de 37 dient terughoudend te worden omgegaan gezien het parodontale probleem(…)”
Het consult is gedeclareerd met code C28: uitgebreid onderzoek t.b.v. opstellen en vastleggen behandelplan.
Nadien heeft schriftelijke correspondentie plaatsgevonden tussen klaagster en E.. Daarnaast heeft klaagsters zorgverzekering contact opgenomen in verband met de gedeclareerde code.
3. HET STANDPUNT VAN KLAAGSTER EN DE KLACHT
Klaagster verwijt verweerder -zakelijk weergegeven- dat hij haar, zonder toestemming, heeft behandeld, omdat klaagster een afspraak had gemaakt voor een orthodontist. Klaagster is van mening dat gelet op haar aanvraag de code D63 had moeten worden gehanteerd en gefactureerd.
4. HET STANDPUNT VAN VERWEERDER
Verweerder voert -zakelijk weergegeven- aan dat klaagster conform de bij E. gebruikelijke werkwijze een afspraak had bij de afdeling Orale Diagnostiek en door verweerder is behandeld. Verweerder droeg een badge met zijn naam en functie, zijnde tandarts. De door verweerder verrichte behandeling, zijnde C28, is conform de richtlijn van de KNMT in rekening gebracht.
5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE
5.1
Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.
5.2
Klaagster heeft een afspraak gemaakt bij E., alwaar verweerder destijds werkzaam was. Dat sprake was van een afspraak ‘second opinion’ is niet gebleken. Uit de NMT-praktijkrichtlijn ‘Second Opinion’ volgt dat een second opinion als doelstelling heeft de aanvrager behulpzaam te zijn bij zijn (of haar) eigen menings- of besluitvorming ten aanzien van een gebitssituatie en/of een tandheelkundig behandelplan. Van een schriftelijk verzoek van klaagsters mondhygiënist tot een second opinion is niet gebleken. Uit de door E. overgelegde bijlagen bij verweerschrift volgt dat indien geen verwijzing of verzoek tot een second opinion van de behandelend tandarts bekend is een afspraak voor een adviesconsult kan worden gemaakt bij een tandarts. Van een op schrift gestelde gebitssituatie en/of een tandheelkundig behandelplan is evenmin gebleken, zodat ook een beoordeling daarvan niet aan de orde was.
Gelet op het voorgaande is het college van oordeel dat uitgegaan moet worden dat verweerder er van mocht uitgaan dat er sprake was van een adviesconsult en niet van een second opinion.
Op 12 december 2011 is klaagster door verweerder, die tandarts is en geen orthodontist, uitgebreid onderzocht. Uit het door verweerder overgelegde elektronisch tandheelkundige dossier blijkt dat verweerder uitgebreid onderzoek heeft gedaan en een advies heeft gegeven aan klaagster.
Daaruit vloeit voort dat het college van oordeel is dat verweerder terecht code C28 heeft gehanteerd en in rekening gebracht.
Dat klaagster en haar zorgverzekering in de veronderstelling verkeerden dat een second opinion orthodontie zou plaatsvinden en de zorgverzekering klaagster daarvoor toestemming verleende kan niet tot een andere conclusie leiden.
5.3
Gelet op het voorgaande is de klacht kennelijk ongegrond en dient als volgt te worden beslist.”
3. Vaststaande feiten en omstandigheden
Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven onder “2. FEITEN” van de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in hoger beroep niet is bestreden.
4. Beoordeling van het hoger beroep
4.1 Klaagster heeft in hoger beroep haar klacht herhaald en nader toegelicht. Klaagster concludeert tot gegrondverklaring van haar klacht.
4.2 De tandarts heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
4.3 Het Centraal Tuchtcollege kan zich geheel verenigen met de overwegingen en de beslissing van het College in eerste aanleg. De behandeling in hoger beroep heeft daar geen ander licht op geworpen. Dit betekent dat het beroep moet worden verworpen.
5. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verwerpt het beroep.
Deze beslissing is gegeven door: mr. C.H.M. van Altena, voorzitter, mr. W.P.C.M. Bruinsma en mr. T.W.H.E. Schmitz, leden-juristen en drs. M. Fokke en drs. H.J. van Iterson, leden- beroepsgenoten en mr. M.H. van Gool, secretaris en uitgesproken ter openbare zitting van
21 juni 2016. Voorzitter w.g. Secretaris w.g.