ECLI:NL:TGDKG:2016:98 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 274.2015

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2016:98
Datum uitspraak: 02-09-2016
Datum publicatie: 16-12-2016
Zaaknummer(s): 274.2015
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzet ongegrond, omdat geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn aangevoerd.

Beslissing van 2 september 2016 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van de voorzitter van 10 maart 2015 met nummer 441.2014 en het daartegen ingestelde verzet met nummer 274.2015 ingesteld door:

[   ]

wonende te Elst,

klaagster,

tegen:

[   ],

gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagde.

1. Verloop van de procedure

Voormelde beslissing van de voorzitter is bij brief van 25 maart 2015 aan klaagster toegezonden. Bij verzetschrift ingekomen op 26 maart 2015, heeft klaagster tegen de beslissing van de voorzitter verzet ingesteld. Het verzet54schrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 24 juni 2016. Klaagster is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. De gerechtsdeurwaarder heeft bij brief van 21 juni 2016 op het verzet gereageerd en hij heeft tevens laten weten dat hij niet ter zitting zou verschijnen. Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is nader bepaald op 2 september 2016.  

2. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-          Op 10 maart 2006 is een vonnis ten laste van klaagster gewezen.

-          Op 28 maart 2006 heeft de gerechtsdeurwaarder het vonnis aan klaagster betekend met gelijktijdig bevel om aan de inhoud te voldoen.

-          Begin mei 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder tevergeefs ten laste van klaagster bankbeslag gelegd.

-          Bij e-mail van 2 juni 2014 heeft klaagster aan de gerechtsdeurwaarder voorgesteld om een bedrag van € 100,00 over te maken en daarna maandelijks € 50,00.  De gerechtsdeurwaarder heeft bij brief van 3 juni 2014 ingestemd met voornoemde betalingsregeling.

3. De oorspronkelijk klacht

Klaagster beklaagt zich er, naar de voorzitter begrijpt, over dat de gerechts-deurwaarder ten onrechte bankbeslag heeft gelegd en dat hij haar dwingt om een betalingsregeling overeen te komen die zij niet kan nakomen.

4. Het oorspronkelijke verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft geoordeeld dat de klacht ongegrond is en heeft daartoe het volgende overwogen. Klaagster is op 10 maart 2006 bij vonnis veroordeeld en heeft nadien nagelaten de vordering vrijwillig te voldoen. Het door de gerechtsdeurwaarder ten laste van klaagster gelegde bankbeslag is dan ook niet in strijd met de tuchtrechtelijke norm. Het feit dat het gelegde bankbeslag geen doel heeft getroffen, maakt dat niet anders.

4.2 Uit de e-mail van 2 juni 2014 kan worden opgemaakt dat klaagster zelf aan de gerechtsdeurwaarder heeft voorgesteld om op 23 juni 2014 een bedrag van € 100,00 over te maken en daarna maandelijks € 50,00 per maand. De stelling dat de gerechtsdeurwaarder haar gedwongen zou hebben om een betalingsregeling overeen te komen die zij niet na zou kunnen komen, lijkt dan ook op een misverstand te berusten.

6. De ontvankelijkheid van het verzet .

Klaagster heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in haar verzet kan worden ontvangen.

7. De gronden van het verzet

Klaagster is het niet eens met de beslissing van de voorzitter. Daarnaast heeft zij begrip gevraagd voor haar moeilijke medische omstandigheden.

8. Het verweer in verzet

De gerechtsdeurwaarder heeft verwezen naar zijn verweer tegen de klacht. 

9. De beoordeling van de gronden van het verzet

9.1 Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot de vaststelling van andere feiten of omstandigheden en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter. De omstandigheden waarin klaagster verkeert, hoe moeilijk die ook mogen zijn, vormen voor een gerechtsdeurwaarder geen aanleiding om zijn ministerie te weigeren dan wel om de executie op te schorten.

10. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-          verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. C.W. Inden, voorzitter, mr. A. Sissing en mr. J.J.L. Boudewijn, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 september 2016 in tegenwoordigheid van de secretaris.