ECLI:NL:TGDKG:2016:97 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 578.2016

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2016:97
Datum uitspraak: 02-09-2016
Datum publicatie: 16-12-2016
Zaaknummer(s): 578.2016
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht over de betekening van een arrest en in rekening gebrachte nakosten. Klacht is ongegrond, niet gebleken is dat de gerechtsdeurwaarders eerder dan na ontvangst van de onderhavige klacht van het bezwaar van klaagster tegen de in rekening gebrachte nakosten op de hoogte zijn gebracht. Evenmin is gebleken dat de gerechtsdeurwaarders ten onrechte tot de betekening van het arrest zijn overgegaan.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM 4

Beschikking van 2 september 2016 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 578.2015 van:

[   ]

wonende te Den Haag,

klaagster,

gemachtigde: [   ],

tegen:

[   ] en [   ]

gerechtsdeurwaarders te [   ],

beklaagden.

1. Ontstaan en loop van de procedure

Bij brief met bijlagen, ingekomen op 1 juli 2015, heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagden, hierna: de gerechtsdeurwaarders. Bij brief van 14 augustus 2015 hebben de gerechtsdeurwaarders een verweerschrift ingediend. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 24 juni 2016 in aanwezigheid van gerechtsdeurwaarder sub 1 (mede namens zijn collega). Klager is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 2 september 2016.

2. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           Bij arrest van het Gerechtshof te Den Haag van 17 februari 2015 is klaagster veroordeeld in de kosten van het hoger beroep ad € 1.631,--.

-           Bij brief van 17 februari 2015 heeft de advocaat van de eisende partij in hoger beroep aan de advocaat van klaagster verzocht het bedrag van € 1.631,-- te voldoen. Hierbij is aangegeven dat bij gebreke hiervan tot executie zou worden overgegaan

-           Bij brief van 11 mei 2015 hebben de gerechtsdeurwaarders een specificatie aan klaagster gestuurd inzake de proceskosten van het hoger beroep. In de specificatie is tevens een bedrag van € 100,-- nakosten opgenomen.

-           Op 18 maart 2015, 24 april 2015 en 8 juni 2015 heeft klaagster bedragen ad

€ 200,-- aan de advocaat van de eisende partij in hoger beroep overgemaakt.

-           Op 22 juni 2015 hebben de gerechtsdeurwaarders op verzoek van de eisende partij het arrest van 17 februari 2015 aan klaagster betekend.

-           Bij brief van 26 juni 2015 heeft klaagster bij de gerechtsdeurwaarders geklaagd dat ten onrechte tot betekening was overgegaan en nasalaris was berekend.

3. De klacht

3.1 Klaagster beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarders:

a. ten onrechte tot de betekening zijn overgegaan ;

b. ten onrechte nakosten in rekening brengen.

3.2 Klaagster stelt bij brief van 26 mei 2015 de gerechtsdeurwaarder ervan op de hoogte te hebben gebracht het op grond van het arrest verschuldigde reeds aan de advocaat van de wederpartij voldeden op grond van een met die advocaat gemaakte afspraak. Tevens is de verschuldigdheid van de gevorderde nakosten bestreden.

4. Het verweer van de gerechtsdeurwaarders

4.1 De gerechtsdeurwaarders hebben de klacht gemotiveerd weersproken. De brief van 26 mei 2015 hebben zij nooit ontvangen. Zij waren dus niet op de hoogte van de bezwaren tegen de nakosten. Wel hebben zij direct na de ontvangst van de onderhavige klacht de kosten uit het dossier verwijderd. Ten aanzien van de vermeende regeling met de advocaat van de wederpartij is bij deze navraag gedaan. Deze bleek van niets te weten.

4.2 Ter zitting hebben de gerechtsdeurwaarder hieraan toegevoegd dat een brief die in een verkeerd dossier terecht komt meestal na enige tijd wel weer wordt opgemerkt. In de regel wordt een brief automatisch gekoppeld aan het bijbehorende dossier. Als de brief wel was ontvangen, dan was een bevelschrift voor de nakosten gevraagd. Het betreft hier nieuw ontstane nakosten. Het gaat dus niet om de nakosten die eerder onderwerp waren van een door klaagster bij de Kamer ingediende klacht waarvan zij bij de onderhavige klacht stukken heeft overgelegd.    

5. Beoordeling van de klacht

5.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarders een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

5.2 Niet gebleken is dat de gerechtsdeurwaarders eerder dan na ontvangst van de onderhavige klacht van het bezwaar van klaagster tegen de in rekening gebrachte nakosten op de hoogte zijn gebracht. Klaagster heeft geen kopie van de brief van 26 mei 2015 overgelegd en de gerechtsdeurwaarders hebben de ontvangst van deze brief gemotiveerd weersproken.  

5.3  De gerechtsdeurwaarders hebben bij de betekening van het arrest nasalaris, ook nakosten genoemd, in rekening gebracht zonder dat de hoogte van deze kosten in het vonnis was bepaald, dan wel zonder dat daarvoor een bevelschrift was afgegeven. Tot voor kort was dit op grond van de uitspraak van het gerechtshof te Amsterdam (LJN AV5233, d.d. 9 maart 2006) niet toegestaan. Volgens het arrest van de Hoge Raad d.d. 19 maart 2010, (RvdW 2010, 434) is het thans echter toegestaan dat een partij, die beschikt over een vonnis waarin te zijner gunste een proceskostenveroordeling is uitgesproken, bij aanvang van de executie nakosten in rekening in rekening brengt, zonder dat de nakosten bij voorbaat in het vonnis, arrest of nadien bij bevelschrift, door de rechter zijn begroot. Alleen in het geval de geëxecuteerde de hoogte van de nakosten betwist (daarvan is geen sprake), dient de executant deze alsnog te laten begroten.

5.4 Evenmin is gebleken dat de gerechtsdeurwaarders ten onrechte tot de betekening van het arrest zijn overgegaan. Klaagster heeft op geen enkele wijze onderbouwd dat met de advocaat van haar wederpartij een betalingsafspraak is gemaakt en evenmin is gebleken dat de gerechtsdeurwaarders van deze vermeende afspraak voorafgaand de betekening weet hadden.

5.5 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven door mr. C.W. Inden, voorzitter, mr. A. Sissing en A.M. Maas, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 september 2016 in tegenwoordigheid van de secretaris