ECLI:NL:TGDKG:2016:93 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 593.2015

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2016:93
Datum uitspraak: 22-11-2016
Datum publicatie: 23-11-2016
Zaaknummer(s): 593.2015
Onderwerp:
  • Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
  • Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht ongegrond. Geen directe relatie tussen klaagster en de gerechtsdeurwaarder, maar via een incassobureau. De gerechtsdeurwaarder had de uitdrukkelijke opdracht van het incassobureau nodig om bepaalde (ambts)handelingen te verrichten, maar heeft deze opdrachten nooit ontvangen, ondanks verzoek daartoe. Klaagster beklaagt zich thans over het feit dat de gerechtsdeurwaarder bepaalde werkzaamheden niet (correct) uitvoert, terwijl klaagster zelf heeft geweigerd, via het incassobureau, de opdracht te verstrekken voor juist die beklaagde werkzaamheden. Dat kan de gerechtsdeurwaarder niet worden tegengeworpen.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 22 november 2016 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 593.2015 ingesteld door:

[   ],

gevestigd te [   ],

klaagster,

gemachtigde: [   ],

tegen:

[   ],

gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagde.

Ontstaan en loop van de procedure

Bij brief met bijlagen, ingekomen op 17 juli 2015, heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 30 juli 2015, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 11 oktober 2016, alwaar de gemachtigde van klaagster en zijn collega [   ] en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van deze behandeling is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 22 november 2016.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-          Klaagster heeft een vonnis verkregen ten laste van [ z ].

-          Klaagster heeft voor het incasseren van dat vonnis incassobureau [ x ] ingescha­keld.

-          [ x ] heeft vervolgens een drietal opdrachten gegeven aan de ge­rechts­deurwaarder om bepaalde (execu­tie)­handelingen te verrichten.

-          Op 30 september 2013 is op verzoek van klaagster executoriaal beslag gelegd onder [ y ] op alle gelden van [ z ]. [ y ] is bevolen om zo spoedig mogelijk, uiterlijk na vier weken een verklaring derdenbeslag te overleggen.

-          De verklaring derdenbeslag is - na diverse sommaties en ingebrekestellingen - afgelegd op 28 augustus 2014.

2. De klacht

Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder - samengevat - dat hij in het kader van een aan hem verstrekte opdracht bijna een jaar lang geen actie heeft ondernomen. De gerechtsdeurwaarder had ervoor moeten zorgen dat de de­r­denverklaring van [ y ] eind oktober 2013 binnen was. Uiteindelijk is deze verklaring pas op 28 augustus 2014 afgegeven. Vervolgens heeft [ x ] de gerechtsdeurwaarder de opdracht gegeven om tot executie over te gaan. De gerechtsdeurwaarder heeft pas na ruim twee maanden aangegeven dat er op grond van de derdenverklaring onmogelijk geëxecuteerd kon worden. De gerechts­deur­­­waarder heeft klaagster niet tijdig geïnformeerd over de (niet-) executeerbaarheid van de derdenverklaring. Op het moment dat de gerechtsdeurwaarder klaagster daarop wees, waren de wettelijke termijnen reeds verstreken. Indien de gerechtsdeurwaarder twijfels had omtrent de executeerbaarheid van de af­gegeven derdenverklaring had hij deze twijfels onverwijld moeten melden aan klaagster. Verder had de gerechtsdeurwaarder moeten zien dat er in de derdenverkla­ring een ongebruikelijke betalingstermijn is gehanteerd.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1. Bij de beoordeling van de klacht geldt als uitgangspunt dat het tuchtrecht in de eerste plaats tot doel heeft, kort gezegd, in het algemeen belang een goede wijze van beroepsuitoefening door de gerechtsdeurwaarders te bevorderen. Het tuchtrecht komt tot gelding in een tuchtprocedure waarin, in het algemeen naar aanleiding van een klacht van een belanghebbende, wordt onderzocht of een beroepsuitoefenaar in overeenstemming met deze norm heeft gehandeld. Deze norm staat vermeld in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet, op grond waarvan gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders zijn onderworpen aan tuchtrechtspraak terzake van handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk (kandidaat) gerechtsdeurwaarder betaamt. Ter beoordeling staat derhalve of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2. Dat is in deze zaak niet het geval. Vast is komen te staan dat klaagster opdracht heeft gegeven aan [ x ]om tot incassering van het vonnis over te gaan. De gerechtsdeurwaarder heeft vervolgens van [ x ] meerdere opdrachten ontvangen. Tussen klaagster en de gerechtsdeurwaarder bestaat derhalve geen (direc­te) contractuele relatie.

4.3. De eerste opdracht, binnengekomen op 10 september 2013, betrof het leggen van derdenarrest onder [ y ]. De gerechtsdeurwaarder heeft diverse sommaties verzon­den en de derde-gearresteerde ( [ y ] ) vervolgens in gebreke gesteld. Op 4 maart 2014 is de executie-opdracht door [ x ] ingetrokken, nog voordat deze volledig was voltooid, waarna de gerechtsdeurwaarder het dossier heeft gesloten. De tweede opdracht, binnengekomen op 12 september 2014, betrof het overgaan tot uit­winning van beslag. Na een opgave aan de derde-gearresteerde, een sommatie en een binnengekomen reactie van de advocaat van de derde-gearresteerde, ontvangt de gerechtsdeurwaarder van [ x ] op 4 november 2014 wederom de opdracht om het dossier weer te sluiten. De derde opdracht, binnengekomen op 21 november 2014, betrof een ver­volgopdracht. De gerechtsdeurwaarder heeft een sommatie aan de advocaat van de derde-gearresteerde doen toekomen en heeft vervolgens op 28 november 2014 een opgave gedaan van de stand van zaken aan [ x ], vergezeld met een instructie­verzoek. [ x ] diende de opdracht te verstrekken voor het voeren van een gerechtelijke verklaringsprocedure, aangezien een gerechtelijke procedure niet valt binnen het bereik van de (ambtelijke) opdracht tot het leggen en uitwinnen van een derdenbeslag en de daarvoor geldende vergoeding op grond van BTAG. De opdracht tot het voeren van een gerechtelijke procedure is uiteindelijk niet aan de gerechtsdeurwaarder verstrekt.

4.4. In deze procedure is in voldoende mate vast komen te staan dat de gerechtsdeur­waarder zijn werk­zaamheden in het kader van de verstrekte opdrachten op correcte wijze heeft uitgevoerd en niet heeft stilgezeten zoals klaagster stelt. Dat de gerechts­deurwaarder stil zou hebben gezeten volgt niet uit de overgelegde producties. Indien in het kader van een opdracht méér of andere werkzaamhe­den dienen te worden uitgevoerd die niet binnen het bereik van de opdracht vallen, dan heeft de gerechts­deur­waarder dat voorgelegd aan zijn opdrachtgever [ x ]. De benodigde vervolgopdrachten heeft de gerechtsdeurwaarder uiteindelijk nooit ontvangen. Klaagster beklaagt zich thans over het feit dat de gerechtsdeurwaarder bepaalde werkzaamheden niet (correct) uitvoert, terwijl klaagster zelf heeft geweigerd, via [ x ], de opdracht te verstrekken voor juist die beklaagde werkzaamheden. Dit kan de gerechtsdeurwaarder niet worden tegengeworpen. Overigens rust met betrekking tot de uitvoering van een over­een­komst als de onderhavige op de gerechtsdeur­waarder geen resultaatsverplichting, maar een inspanningsverplichting, die hij met inacht­neming van de geldende wet- en regelgeving naar eer en geweten dient uit te voeren. Niet is gebleken dat van dit laatste geen sprake is geweest. De Kamer maakt voorts op uit de door klager overgelegde e-mailwisseling dat ook [ x ], de directe opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder, van mening is dat de gerechtsdeurwaarder correct heeft gehandeld bij de uitvoering van zijn opdracht(en).

4.5. Op grond van het voorgaande is niet gebleken dat de gerechtsdeurwaarder tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld zodat de door klaagster ingediende klachten hierop afstuiten en wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-       verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven door mr. L. van Berkum, voorzitter, en mrs. A.E. de Vos en J.J.L. Boudewijn, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 november 2016, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.