ECLI:NL:TGDKG:2016:90 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 795.2016

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2016:90
Datum uitspraak: 22-11-2016
Datum publicatie: 23-11-2016
Zaaknummer(s): 795.2016
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 22 november 2016 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 12 juli 2016 met zaaknummer 678.2015 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 795.2016 ingesteld door:

[   ],

wonende te [   ],

klager,

tegen:

[   ],

gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagde,

gemachtigde: [   ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief met bijlagen, ingekomen op 14 augustus 2015, heeft klager een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 24 september 2015, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 12 juli 2016 heeft de voorzitter de klacht als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 12 juli 2016. Bij brief, ingekomen op

20 juli 2016, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 11 oktober 2016 alwaar klager en [   ] namens de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 22 november 2016.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

De gerechtsdeurwaarder is belast met de executie van een tegen klager gewezen vonnis van [   ]. Na een aantal getroffen betalingsregelingen heeft de gerechtsdeurwaarder klager op 19 juli 2015 aangeschreven voor het restant van de vordering. Volgens klager zouden niet alle betalingen zijn verwerkt. Daarover heeft op 22 juli 2015 een telefoongesprek plaatsgevonden met een medewerker van de gerechtsdeurwaarder. Daarna heeft klager over hetzelfde onderwerp nog een brief geschreven. De gerechtsdeurwaarder heeft deze laatste brief niet beantwoord.

4. De oorspronkelijke klacht

Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder - samengevat - dat de gerechtsdeurwaarder

niet op zijn bezwaar tegen de brief van 19 juli 2015 en zijn klacht heeft gereageerd.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1. De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

“4.1 Ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk gerechtsdeurwaarder betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Daarvan is geen sprake. De gerechtsdeurwaarder heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Tegenover dat verweer, waarbij de gerechtsdeurwaarder de gang van zaken duidelijk heeft toegelicht, zijn de enkele stellingen van klager niet voldoende om tuchtrechtelijk laakbaar handelen te kunnen vaststellen. Het standpunt dat de gerechtsdeurwaarder in deze zaak heeft ingenomen en zijn daarop gebaseerde handelingen zijn dus niet in strijd met de tuchtrechtelijke norm. De gerechtsdeurwaarder behoefde niet meer op de laatste brief van klager te reageren omdat het standpunt van de gerechtsdeurwaarder inmiddels wel bekend was. In de klacht heeft klager overigens niet concreet gemaakt met welke betalingen geen rekening is gehouden. Evenmin heeft hij een kopie van zijn brief en eventuele interne klacht bij zijn klacht overgelegd. De klacht is daarom verder te vaag en niet voldoende onderbouwd.

4.3  Voor het overige betreft de zaak een executiegeschil waarover de Kamer niet kan oordelen. Daarvoor kan klager zich eventueel tot de gewone rechter wenden.

4.4 Op grond van voorgaande wordt beslist als volgt.”

5.2. Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager aangevoerd dat de brief van de gerechtsdeurwaarder van 19 juli 2015 onbetrouwbaar is, omdat hieruit niet valt af te leiden dat zijn betalingen zijn verwerkt.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1. Het verzet kan naar het oordeel van de Kamer niet slagen. Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmee de Kamer zich verenigt. De Kamer merkt nog op dat klager voorafgaand aan de zitting een overzicht van de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder heeft ontvangen waaruit blijkt dat de door klager verrichte betalingen zijn verwerkt. De Kamer acht de beslissing van de voorzitter juist en de door klager aangevoerde gronden geven geen aanleiding de motivering van de beslissing aan te passen.

7.2. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-       verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. L. van Berkum, voorzitter, en mrs. A.E. de Vos en J.J.L. Boudewijn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 november 2016, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.